No 1973 By Universal Publishing and distributing Corp.
Nederlands van: Henk van Slangenburg
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
ISBN 90 283 0389 8
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1973 By Born B.V.
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the Publisher.
Born Paperbacks en Born Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born B.V., Amsterdam / Assen.
Hoofdstuk 1
Ze zei dat ze Veronica heette, wat me op zich al op mijn hoede deed zijn. Meisjes worden niet meer Veronica gedoopt, en dit exemplaar leek geen dag ouder dan zestien jaar. Het feit dat ze in de hotelbar zat zei niets; die kinderen krijgen tegenwoordig net zo makkelijk een vervalst legitimatiebewijs te pakken als alle andere dingen die ze niet zouden mogen hebben. Eén blik op het koele gezicht, de uitdagende ogen onder dat lange, blonde haar en de meeste mannen zouden haar waarschijnlijk in alles geloofd hebben. Achterdocht is een van de voornaamste ingrediënten van mijn vak; het is een tweede natuur om de waarheid achter lagen van leugens te zoeken. Ik was met vakantie, maar dat maakte geen verschil. Er zijn genoeg mensen op de wereld die Nick Carter dood zouden willen zien om me voortdurend alert te doen zijn.
Ik was nu een paar dagen in Westbush om uit te rusten na een paar beklemmende opdrachten in het Midden-Oosten. Ze waren niet bijzonder lastig geweest vergeleken met andere opdrachten waar ik me doorheen geslagen heb en ik had geen nieuwe kogelgaten opgelopen. Maar na ruim een maand in de woestijn had ik behoefte aan sneeuw en vredige bergen, aan het gezelschap van mensen die nog nooit van me gehoord hadden, en dat had me naar dit afgelegen maar luxueuze ski-oord in Vermont gebracht. En nu Veronica.
Ik was het grootste deel van de dag op de skihellingen geweest waar het niet druk was omdat het midden in de week was. Ik kan tegenwoordig niet zo vaak skiën als ik zou willen, maar ik blijf in vorm, en zolang ik niet probeer me aan te stellen voor de sneeuwvogeltjes kan ik ongeveer elke kampioenshelling aan. Alleen wat voorzichtiger, misschien; ik ben in mijn eigen werk te vaak afgetuigd om zo maar voor de lol met bomen en rotsblokken te gaan stoeien.
Toen ik in de grote lounge kwam met het enorme open vuur in het midden met de koperen kap erboven, was het er plezierig druk. De geur van brandend notenhout vermengde zich met de geuren van leer, vochtige wol, en de verlokkende aroma's van de warme drankjes die Rusty achter de bar mixte. De meeste mensen waren jong en zaten of hingen in groepjes, terwijl enkele koppels gebruik maakten van de privacy van de diepe leren boxen langs de muren.
De barkeeper, een forse, altijd glimlachende roodharige jongen, begroette me. Hij kende mijn voornaam al, dus het verbaasde me niet toen hij vroeg: 'Fijne dag gehad, Nick?'
'Niet slecht,' antwoordde ik, en liet me op een kruk zakken. Aanvankelijk zag ik de jong uitziende blondine niet; ze zat een half dozijn krukken verderop, met haar rug naar me toe. Maar toen ze mijn naam hoorde draaide ze zich langzaam om, bekeek me even in de donkere spiegel achter Rusty, draaide toen verder tot ze me aankeek.
'Jij bent dus Nick.' Haar stem was zacht, een beetje hees, en ondanks haar jeugd leek het geen aanstellerij. Ik knikte, behoedzaam uiteraard. Zelfs in een dikke zwarte trui die tot over haar heupen reikte, was het duidelijk dat ze in elkaar stak als een sterretje in een van die strandlolfilms. Maar ik zie ze nog altijd liever een beetje ouder; ik mag dan dertig geweest zijn, maar ik ben nog niet aan de laatste-jeugdige-drift-affaires toe, en ik betwijfel of dat ooit zo ver zal komen. Ze hield haar hoofd scheef, zodat het lange, lange haar als een gouden waterval over haar ene schouder tuimelde. Toen knikte ze nadenkend. 'Ja. Je ziet er als een Nick uit.' En daarna draaide ze me haar rug weer toe en staarde langs de open haard naar de rij hoge ramen die op de verlichte sneeuwhellingen uitkeken.
Nou, dat was dat, dacht ik, en dronk gretig van Rusty's warme rum met boter.
Na een poosje gleed het meisje langzaam van haar kruk; ze was een flink stuk langer dan ze zittend had geleken. Ze keek snel naar me, en het was niet zo'n namaakzwoele blik die tieners beoefenen; ze beet op haar onderlip en haar ogen keken dwars door de mijne. Toen ze op me afkwam, was het met het air van iemand die zojuist een moeilijk besluit heeft genomen. Ik ging automatisch staan - en niet uit beleefdheid. Ik wilde paraat zijn voor wat er ook mocht gebeuren.
'Ik ben Veronica,' zei ze.
Nou ja, het was een naam, dacht ik; waarschijnlijk had ze hem aangenomen na het zien van oude films op de televisie. 'Nou kennen we eikaars naam dus,' zei ik voorzichtig. Het meisje hield haar handen achter haar rug, en ik hoopte dat ze het alleen maar deed om haar weelderige boezem te laten uitsteken.
'Ja. Ik ... ik heb je hier al eerder gezien. Je bent hier alleen, is het niet?'
Ik knikte.
'Dat dacht ik al. Ik ook.'
Ik keek langs haar de grote zaal in; het werd nu voller, en het geroezemoes nam toe. De onvermijdelijke would-be musicus begon op een gitaar te pingelen. 'Ik zou denken dat een wandelingetje door die menigte een eind aan je probleem zou maken,' grinnikte ik en keek haar openlijk waarderend aan.
Ze glimlachte even, begon weer op haar lip te kauwen.
'Nee, het is ... ach, iedereen hoort hier min of meer bij iedereen, en ik wil niet...' Het scheen haar moeilijk te vallen ter zake te komen. Toen ze een hand tevoorschijn bracht verstijfde ik, maar ze veegde alleen maar een haarlok weg.
Ik begon te ontspannen, dit was gewoon een meid die gezelschap zocht voor de pret, en ik was beschikbaar. Hierna zou ze vragen of ik getrouwd was ...
'Ben je getrouwd, Nick?'
'Ik heb niet het genoegen.'
'Ik wel. Een paar maanden.'
Ik moet mijn verrassing hebben laten blijken.
'Ik weet dat ik er als een kind uitzie, vooral voor oudere mannen ...'
Daar had je het; ik probeerde niet ineen te krimpen.
'... maar ik ben eenentwintig, en dat is het probleem.'
Nou, daar had ze me mee te pakken. 'Hoe bedoel je?'
'Zie je, ik was getrouwd - oh, dat heb ik al gezegd. Een paar maanden geleden. Mijn moeder mocht de jongen niet, en daarom heeft ze mijn stiefvader er voor laten zorgen dat het geannuleerd werd, en nu houden ze me scherp in de gaten.'
'En je bent hier alleen?'
'Ik bedoel ... hier. In het hotel. Maar mijn familie heeft een skihuis aan de andere kant van die helling.' Ze gebaarde vaag in de richting van de lange rij ramen. 'Je hebt het waarschijnlijk wel gezien.'
Ik begon mijn hoofd te schudden, hield toen op. Op een van mijn tochten had ik een lange, hoge muur gezien die zich ononderbroken over enkele honderden meters uitstrekte, en de bomen en struiken waren rondom weggehaald, alsof het een gevangenis of een fort was. Erachter had ik een groot huis gezien, vol schoorstenen en schuine daken. Een skihuis, jawel! Ik vroeg Veronica of dat het huis was dat ze bedoelde.
'Ja, dat is het.'
'Ziet er meer als een gevangenis uit.'
Ze knikte. 'Dat is het ook. Ze hebben me hier naar toe gehaald om ... om me te laten kalmeren. Het is niet ons eigendom; Bert - mijn stiefvader - heeft het voor het seizoen gehuurd. Het was vroeger van een grote gangster of zo, en er zijn allerlei alarmbellen en gemene valstrikken op het terrein.'
'Lijkt me een leuke plek om de winter door te brengen.'
'Oh, als je eenmaal binnen bent is het wel leuk.'
'Alleen ben je nu buiten.'
'Tja, ik bedoelde niet dat ze me opgesloten houden of zoiets. Maar moeder en Bert zorgen er altijd voor dat als ik hier bevriend raak met iemand - vooral met een jongen van mijn leeftijd - ze worden weggejaagd.'
'Hoe zien ze daar kans toe?' Ik keek snel om me heen, maar zag niemand die het meisje in het oog scheen te houden, en ik ben er goed in om schaduwers te ontdekken. Verdomd goed.
'Henry. Hij zit de hele tijd in de lobby op me te wachten, en af en toe kijkt hij hier naar binnen om me te controleren.'
'Henry,' zuchtte ik. Ik begon te denken dat dit meisje een tikje getikt was.
'Dat is onze chauffeur natuurlijk.'
'Natuurlijk. En als hij je nu met mij ziet praten?'
'Je lijkt me geen man die bang zou worden, Nick.'
Ik knikte naar de menigte jonge mensen. 'En die daar wel?' Sommige jongens hadden even lang haar als de meisjes, maar er waren er ook bij die rugbyspelers hadden kunnen zijn.
'De paar waar ik mee gepraat heb en waar Henry me mee gezien heeft wel. Daarna ontweken ze me.'
'Waarna?'
'Nadat Henry ... met ze gepraat had.'
'Je maakt me nieuwsgierig.' Ik begon een beetje kwaad te worden; óf op dit meisje dat met haar onwaarschijnlijke verhaal maar wat verzon, óf op Henry, als wat ze zei waar was.
'Heb je een auto, Nick?'
'Ja.'
'Er is een tent ...' Ze beet op haar lip. 'In het volgende stadje, en ... weet je dat ik in bijna twee maanden nergens anders dan hier ben geweest?'
'Wat voor tent?'
'Ik heb gehoord dat het de meest blitse tent in de omgeving is. Goeie muziek, blitse mensen. Je weet wel.'
Ik wist wel. Ik was net ongeveer tot de conclusie gekomen dat het meisje gewoon opgepikt wilde worden toen ik het gezicht door de deuropening van de lobby zag turen. Het gezicht zat vast aan een hoofd met de omvang en bijna de kleur van een basketbal. Zijn wenkbrauwen vormden een doorlopende zwarte streep boven ogen die in huidplooien verborgen lagen, en zijn neus maakte een paar keer een omweg in zijn afdaling naar de slappe mond. Hij droeg een ski-jak en een donkere broek, en zo te zien had hij een om vang die een Japanse Soemo-worstelaar aan het denken zou hebben gezet.
Opeens grinnikte ik tegen Veronica, wierp wat geld voor Rusty op de bar, en pakte het meisje stevig bij de arm.
'Als dat Henry is,' zei ik, 'moet hij een meubelstuk uit je gangsterhuis zijn. Kom op, Veronica; ik heb zin om die blitse tent eens te bekijken!'
Toen we bij de deuropening kwamen, kneep Henry zijn kleine ogen toe, toen trok hij zijn ineen gegroeide zwarte wenkbrauwen op. Veronica probeerde zich achter me te verschuilen. Henry leek verward en zijn slappe lippen bewogen als een paar opgewonden wormen. Zijn enorme tors vulde de deuropening, maar toen we dichterbij kwamen deed hij een pas achteruit.
'Pardon,' zei ik opgewekt.
Zijn ogen flitsten weg van de mijne en richtten zich op het meisje. 'Juffrouw Veronica ...' begon hij, en zijn stem klonk als een lading kolen in een stortkoker.
'Het is in orde,' onderbrak ik hem. 'Ze hoort bij mij.'
Er was niet genoeg ruimte om hem te passeren, maar ik bleef doorlopen.
Henry deed nog een stap achteruit, zette zich toen schrap. Ik was benieuwd hoe ver hij in een openbare gelegenheid zou gaan, en hoopte dat het te ver zou zijn. Misschien was het kinderachtig van me, maar ik heb iets tegen boeven die kinderen bang maken.
Veronica zei: 'Je kunt moeder en Bert vertellen dat ik om middernacht weer thuis ben, Henry.' Haar stem had de klank van enigszins arrogant gezag die me gewoonlijk ergert, maar ik was een tikje trots op haar omdat ze hem weerstond. Het was het meisje en ik tegen Superboef.
Henry keek mij aan, kennelijk onzeker wat te doen. Ik hielp hem tot een beslissing te komen door mijn hand zacht tegen zijn biertonborstkas te leggen en net hard genoeg te drukken om ons langs te laten. Hij verzette zich niet, wat me enigszins teleurstelde, maar de blik in zijn ogen beloofde 'later.' We liepen snel door de lobby naar het brede, overhuifde portiek. Het was nu volslagen donker, maar hoge booglampen maakten dag van de avond. We knerpten door de sneeuw naar het met asfalt geplaveide parkeerterrein en stapten in mijn blauwe huur-Ford. Veronica zei niets tot ik de motor had gestart.
.'Hallo!' zei ze zacht, lachte toen. 'Ik had er geen idee van wat Henry daar zou gaan doen!'
'Dacht je dat hij me onder de ogen van al die mensen een pak slaag zou geven?'
Ze haalde haar schouders op, begon toen in haar grote leren schoudertas te rommelen. 'Heb je een sigaret voor me?' vroeg ze.
Die had ik. Ik gaf haar een van mijn speciale sigaretten met gouden mondstuk, en haar ogen werden groter toen ze hem zag.
'Welk merk is dat?' vroeg ze.
Ik drukte de aansteker op het dashboard in. 'Ze worden in Turkije gemaakt en hebben geen merknaam.'
Terwijl ik over de smalle landweg reed, was ik me bewust van haar ogen die op me rustten, en me bekeken alsof ze nu pas besefte waar ze zich mee inliet. Met mijn zwarte haar -een tikje te lang omdat ik recentelijk geen gelegenheid had gehad het te laten knippen - en magere gezicht kan ik er onder bepaalde belichting bijna sinister uitzien, en mijn grote handen vertonen de sporen van de talloze keren dat ik er mee geknokt heb. Volgens de huidige normen ben ik niet bijzonder lang - ruim één meter tachtig en 90 kilo - maar het is een en al spieren, vooral in de armen en schouders, en dat is te zien. Ik was benieuwd wanneer het meisje naast me zou verkondigen dat ze van gedachten was veranderd.
'Hoe heet die tent?' vroeg ik.
'De Fine Madness, en ik geloof dat het aan de andere kant van de stad is.' Haar stem klonk kalm; misschien onderschatte ik haar weer.
De weg kronkelde een paar kilometer tussen hoge sneeuwbanken; we kwamen geen ander verkeer tegen tot we op een recht stuk kwamen, en toen zag ik lichten in mijn achteruitkijkspiegel. Ik glimlachte in mezelf en ging langzamer rijden. De auto achter ons ook.
'Henry?' vroeg ik het meisje, en wees met mijn duim over mijn schouder.
Veronica keek achter zich. 'Dat kan ik niet zien.'
'Het is een grote auto. Wat voor auto hebben jullie?'
'Ik geloof dat hij vanavond in de Bentley rijdt.'
Ik knikte. 'Klopt. En hij laatje niet uit zijn ogen, wel?'
'Zal wel niet.' Ze zuchtte. 'Oh, verdomme.'
Ik moest lachen. 'Rustig maar. Wat kan hij doen?'
Ze antwoordde niet, maar ik kon zien dat ze weer op haar lip kauwde.
Het was een kleine stad en het centrum was verlaten en donker, met een paar winkels, een paar kerken en oude witte houten huizen die stil rond een met sneeuw bedekt plantsoen stonden. We reden om het plantsoen heen en bevonden ons op een mini-pretlaan. Er waren twee mobiele restaurants, een motel, een pannenkoekhuis, en een kleine taveerne waar een rij bestelwagens voor geparkeerd stond; aan de overkant van de weg, een stukje van de andere gebouwen vandaan, stond de Fine Madness, een nadrukkelijk rustieke blokhut met een groot bord boven de deur.
Toen we uitstapten, keek Veronica achterom. Er waren nu geen koplampen te zien, maar ik was er zeker van dat Henry zich ergens achter ons bevond en aan de kant van de weg stond met gedoofde lichten.
Toen we door de dikke deur naar binnen gingen, trof het kabaal van een vier man sterke, langharige rockgroep me als een slag in het gezicht. Binnen was het vol, rokerig, vaag verlicht door kaarsen en een brullend houtvuur. Een serveuse in minirok, groene panty en een bijna-doorkijkbloes bracht ons naar een tafeltje en nam onze bestelling op. De specialiteit van het huis was warme cider met Jack Daniels, wat mij best leek. Veronica stemde afwezig in; ze concentreerde zich op de muziek met een glazige blik in de ogen.
Pas op, ik heb niets tegen rock; vaak is het verdomd goed, en als je naar de woorden van sommige songs luistert, moet je toegeven dat die jonge schrijvers iets te zeggen hebben en dat met hartstocht doen. Maar hier was de ruimte te klein, te warm door het vuur en de op elkaar gepakte menigte, voor het geluidsniveau.
Ik vroeg me af waar al die mensen om ons heen het over konden hebben, want ze konden elkaar met geen mogelijkheid verstaan.
Ik hield een oog op de deur gericht en keek uit naar Henry. Hij liet zich niet zien, wat me verraste; ik had verwacht dat hij zich aan ons zou vastkleven.
Na enige tijd verontschuldigde ik me en worstelde me naar het herentoilet aan de andere kant van het muziekpodium. Ik wedde met mezelf dat als ik Veronica een paar minuten alleen liet ze snel een horde bewonderaars zou aantrekken. Zelfs in deze ruimte vol mooie meisjes viel ze op.
Ik had me niet vergist; toen ik terugkwam zwermden er twee jongemannen om haar heen. Veronica moedigde hen niet aan, maar ik kon zien dat ze de aandacht op prijs stelde.
Ze stelde me voor aan de jongens - ik verstond hun namen niet, maar dat gaf niet. Ik vroeg hen te gaan zitten en dat deden ze. Allebei hadden ze lang haar; de een had een snor, de ander niet, en ik meende de snorloze jongen uit het hotel te herkennen. Ik had gelijk.
'Je logeert in Westbush, ja?' vroeg hij me.
Ik zei ja.
'Hee, man, je skiet verdomd goed. Beroeps?'
Nou ja, ik voel me ook wel eens gevleid, al probeer ik me er tegen te verzetten. 'Nee', antwoordde ik. 'Ik rotzooi maar wat aan.'
De rockgroep pauzeerde even, wat het gesprek een poosje iets draaglijker maakte. Na enkele minuten kwamen er twee meisjes bij ons zitten, allebei jong en gekleed in het standaardkostuum van jeans en leer met franje. Toen kwamen er een paar jongens bij die hen kenden, en toen de muziek weer begon zaten we met ons achten of tienen aan twee bij elkaar getrokken tafels. Veronica babbelde met de anderen alsof het oude vrienden waren, maar ze zorgde er voor dat ik bij het gesprek betrokken bleef. Ik leunde ontspannen achterover en gaf antwoord als er iets tegen me gezegd werd. Ze leken me aardige jonge mensen. Ze rookten niets sterker dan Camels, en blijkbaar hadden ze er geen bezwaar tegen dat ik ouder was.
De tijd verstreek snel, en ik moet toegeven dat ik plezier had. Een poosje vergat ik zelfs naar Henry bij de deur uit te kijken. Ik keek een keer op mijn horloge. Het was elf uur geweest, en ik vroeg me af of ik Veronica daar attent op moest maken. Maar ik besloot het niet te doen; ik wilde niet de boeman spelen en haar van haar nieuwe bewonderaars wegslepen. Een paar minuten later schoof ze de mouw van mijn trui op en keek zelf op mijn horloge.
'Laten we gaan,' zei ze zacht; ze was zo dichtbij me dat ik haar duidelijk kon verstaan, en haar schouder drukte warm tegen de mijne. Ik grinnikte en keek in haar ogen. Ze kuste me, luchtig maar met een onmiskenbare belofte.
Toen we buiten in de verkwikkende koude waren, bleef ik naast de Ford staan. 'Waarheen?'
'Naar huis, lijkt me.' Ze zei het nonchalant, maar met kennelijke spijt.
Ik keek om me heen. Geen spoor van Henry, maar ik was er nog steeds zeker van dat hij ergens in de buurt was.
'En als ik kans zie je schaduw af te schudden?' vroeg ik.