No1967 By Universal Publishing and Distributing Corp.
Nederlands van: Henk van Slangenburg
Omslagfoto: Studio Lemaire
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
ISBN geen
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1971 By Born N.V.
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Born Paperbacks en Born Pockets zijn uitgaven van Born N.V. Uitgeversmaatschappij, Amsterdam /Assen
Hoofdstuk 1
Veertig verdiepingen boven de kakofonie van Broadway bewoog de forse man zich in bed. Een blik op een kleine gouden klok op het nachtkastje vertelde hem dat het even na tienen was. Het was een heldere, blauwe, glanzende dag achter de fluwelen gordijnen van het dakappartement, een late septemberdag die de eerste aankondiging van herfstkilte in zich droeg. Het jaar 1966 ging de bocht door naar de eindstreep, terwijl de wereld nog balanceerde op het scherp van de snede der vernietiging.
De man in het bed was Nick Carter, de Killmaster van AXE, en hij was degeen die, meer dan wie ook, ervoor gezorgd had dat de aarde nog bestond. Niet dat Nick er ooit zo over dacht, als hij er al over dacht. Hij kreeg bepaalde opdrachten om uit te voeren. Hij deed het. Als hij daardoor, zoals Housman het stelde, 'de som der dingen' redde, was dat geheel toevallig.
Er werd hard op zijn slaapkamerdeur geklopt. De man in het bed werd snel en volslagen wakker.
'Wie is daar?'
'Ikke, meneer Nick. Pok. Koffietijd.'
Nicks grijns was melancholiek. Hij was er nog steeds niet helemaal aan gewend een huisbediende te hebben - een luxe die hij zich nooit eerder veroorloofd had. Pok was zestien, een Koreaanse oorlogswees die nooit een tehuis had gekend. Nicks laatste missie was in Korea geweest, Q.E.D. of zoiets. Nick was er nog steeds niet zeker van hoe hij pleegvader was geworden. Maar het was gebeurd - hij had aan touwtjes getrokken en de bureaucratie overwonnen - en nu was Pok hier dus met koffie.
Nick gaapte enorm. Hij begon zich uit te rekken, bedacht zich toen. Hij was juist terug van Nhatrang in Zuid-Vietnam, waar hij een overlevingscursus had gevolgd met de elite van de Groene Baretten. Hij had overal pijn, elke spier kwelde hem, en op zijn rug had hij junglezweren.
'Kom binnen.' Hij duwde zijn handen onder het kussen en voelde de koele kolf van de Luger, overtuigde zich er van dat het wapen niet te zien was. Pok wist niets van Nicks werkelijke beroep. Wat de jongen betrof was hij gewoon een rijke Amerikaan met een warm hart.
Pok zette het ontbijtblad op Nicks platte buik. Sinaasappelsap, dampende koffie zo zwart als pek, de harde maanzaadbroodjes waar Nick van hield, en een ferme kluit boter.
Pok deed een pas naar achteren en boog even. 'Goedemorgen, meneer. Lekkere zon vandaag. Fijn voor mijn eerste dag Amerikaanse school.'
Nick glimlachte tegen de jongen. Hij dronk zijn koffie, smeerde boter op een broodje. 'Zo is het. Dit is de grote dag - vergeet niet wat ik je gezegd heb: beleefd zijn en geen ruzie met de vechtersbazen zoeken.'
Poks volmaakte tanden glinsterden in een niet-be-grijpende lach. 'Vechtersbazen, meneer. Snap ik niet.'
'Dat komt nog wel,' mompelde Nick. 'O, dat komt nog wel. Vergeet het nog maar even. Telefoontjes geweest?'
Poks lach verbreedde zich. 'Ja. Drie dames gebeld. Ik zeg u moe, slaapt, ik u niet wakker maken.'
Nick knikte. 'Hebben ze ook namen, die dames?'
'Ja. Op blocnote in keuken geschreven. Wilt u hebben?'
Nick dronk koffie. Hij gaapte weer. 'Nog niet. Ik zie het straks wel. Haal die tubè geel spul uit de badkamer, Pok, en smeer mijn rug in. Ik ben over een minuut klaar.'
Terwijl Pok de stinkende gele zalf op een half dozijn open plekken smeerde, dacht de AXE-agent terug aan de week die hij zojuist in Zuid-Vietnam had doorgebracht. Het was zwaar geweest. Nick grimaste toen de zure stank van de zalf zijn neusgaten bereikte. Hij rook naar een apotheek.
Wat, vroeg hij zich nu af, had David Hawk in zijn gemene oude hoofd gehad toen hij Nick tot die week in de hel had veroordeeld? En vlak nadat Nick was teruggekomen van zijn jaarlijkse opfrissingscursus in vage, AXE's eigen versie van een trainingshel. Hij had, zoals altijd, als een gek gewerkt in vage - elk jaar werd het een tikje zwaarder - maar hij was als eerste van zijn klas geëindigd. Toen, klaar voor een week van champagne en vrouwen, had Della Stokes opgebeld om te zeggen dat hij opdracht had naar Zuid-Vietnam te gaan.
Hij had een beetje gesputterd - maar vergeefs. Hij had Hawk een paar minuten gesproken, geprobeerd zich er uit te smoezen. Dat had veel geholpen! Zijn baas had ogen van vuursteen en een mond als een wolfsklem, plus een talent voor vriendelijke boosaardigheid.
'Je bent geen jongen meer,' had Hawk gezegd. 'En hoe ouder je wordt, hoe moeilijker het wordt. Dat weet je net zo goed als ik. Dus des te meer moet je je zelf bewijzen
Nick had gezegd dat hij zich zelf verdomme net bewezen had. Hij was als eerste van zijn klas geëindigd in vage - afkorting voor Vagevuur. En vage was de zwaarste opleidingsschool ter wereld.
'Niet helemaal,' had Hawk gezegd. 'Niet meer.' Hij had tegen Nick gelachen op de dunne manier die de AXE-agent zo razend kon maken dat hij soms vergat dat Hawk bijna een vader voor hem was.
'De Groene Baretten hebben iets nieuws bedacht,' had Hawk vervolgd. 'Ze noemen het de Vercom School - een samentrekking van verkenning en commando. Ze hebben me verteld dat het zwaarder dan lood is.'
Hawk had een afgekloven, onaangestoken sigaar uit zijn mond genomen, er met afkeer naar gekeken, en hem toen in een prullenmand gegooid. Hij had het cellofaan van een nieuwe sigaar gerukt en er als een rapier mee naar Nick gewezen. 'Het rooster van deze Vercom School legt de nadruk op steelsheid, alertheid en overleving te midden van de vijand. Uiteraard' - en hier had Nick een klank van zelfgenoegzaamheid ontdekt, of was het geamuseerdheid? - 'uiteraard zul je moeten toegeven dat dit eigenschappen zijn die voor elke AXE-agent essentieel zijn?'
Nick had zijn mond geopend, toen weer dichtgedaan. Hij had op het punt gestaan te antwoorden dat hij, daar hij na tientallen missies nog steeds leefde -daar hij op dit moment liep en praatte en ademhaalde - toch wel iets meer dan een grein van kennis van dit dodelijke en smerige bedrijf moest hebben. Maar Nick had geen van deze dingen gezegd. Hij wist toen al wel dat hij naar Zuid-Vietnam zou gaan - om een bepaalde en zekere reden. Hawk had altijd een reden. Maar Hawk zou Nick die reden niet vertellen eer het daar de tijd voor was.
'Ik denk dat je het wel boeiend zal vinden,' had Hawk zuur glimlachend gezegd. 'Ze hebben een nieuwe grap bedacht: doelwitten die op je terugschieten.'
Nick had zijn baas koud aangekeken. 'Hoe doen ze dat?'
'Eenvoudig,' zei Hawk. 'Ze vormen ploegen van zes man. Dan stoppen ze je in een vliegtuig en droppen je regelrecht boven een Vietcongschuilplaats. Het slagen voor de cursus is ook erg eenvoudig. Als je het overleeft - als je terugkomt - ben je geslaagd. Succes, jongen. Della geeft je je orders wel.'
Nu, terwijl Pok het laatste stukje verband op Nicks rug plakte, moest de AXE-man toegeven dat Hawk hem niets op de mouw gespeld had. Na drie dagen intensieve training waren Nick en vijf andere mannen in de buurt van Voengtau gedropt, in een moeras van delta's en rijstvelden waar de Vietcong probeerde mijnen te leggen in het kanaal van de Zuid-chinese Zee naar Saigon.
Twee van hen waren teruggekeerd; Nick en een sergeant Benson.
Nick rolde uit bed en klopte Pok op zijn sluike, donkere hoofd. 'Okay, joch, bedankt. Zodra je hier in huis klaar bent sta je op eigen benen. Heb je alles? Sleutels? Geld? Boeken? Zijn je kleren in orde?'
'Heb alles,' zei Pok. 'Alles okay. Ik ga school voor halve dag eerste week, oriënteer me. Bevallen nieuwe kleren u, meneer Nick?'
Nick onderdrukte een huivering en knikte. 'Dat is niet belangrijk. Bevallen ze jou? Jij moet ze dragen.' Hij had Pok losgelaten in de jongensafdeling van de beste winkel in de stad en als de broek te nauw, het jasje te lang en de schoenen te smal en te hooggehakt waren - tja, de jongen moest ze dragen!
'Bevallen me,' zei Pok. 'Bevallen me okay. Eerste nieuwe kleren die ik heb.'
'Dan is het okay,' zei Nick. 'Breng me nu die lijst met dames maar.'
Terwijl hij zich in de badkamer ontspande en een sigaret rookte, bestudeerde hij het velletje papier met Poks gefolterde handschrift.
Gabriel Morrow - dat was Gabrielle, en het was de bedoeling dat Nick die middag met haar naar een schilderijententoonstelling ging. Ze was een uitbundig meisje met rood haar, een slank, prachtig lichaam, een lichaam dat lokte en hoonde en plaagde - een lichaam dat ze nog niet aan Nick gegeven had. Nick zuchtte, glimlachte toen. Beloften - beloften. Maar ze zouden gehouden worden. Misschien deze avond nog.
Flaw Vorhis - dat moest vertaald worden als Florence Vorhees. Nick fronste. Hij hield er niet van nagejaagd te worden. Hij wilde zelf de jager zijn.
Maar het meisje Vorhees was een aanhoudstertje. Dat moest hij haar nageven. Nick vergat haar.
Derra Stok - dat bracht hem even in de war. Maar slechts een moment. Della Stokes! Hawks privé-secretaresse. Verdomme! Tien seconden later had Nick de rode telefoon in zijn werkkamer opgenomen. Het was een directe lijn naar het hoofdkwartier van AXE in Washington en het toestel had een omvormer.
Enkele seconden later zei Della Stokes: 'Hij wil je spreken, Nick. Blijf even aan de lijn.'
Hawk kwam aan de lijn en zijn stem knarste om zijn sigaar heen. 'Hoe gaat het, N3? Hersteld van je ijverige werk in het oerwoud, neem ik aan.'
Nick grinnikte tegen de telefoon. Sluwe ouwe schooier, dacht hij met genegenheid. Stuurt me uit op een dodelijke missie, doet dan of ik net van een jamboree terugkom.
'Ik geloof niet,' zei hij tegen zijn baas, 'dat ijverig werk het juiste woord is, meneer. Als er al vrouwen in dat moeras zaten, hadden ze het te druk met op me te schieten. Iedereen schoot op me. Op één na hebben ze gemist. Ik heb een schram in mijn achterste opgelopen. Die is nu genezen. Dus afgezien van pijn in al mijn botten en spieren en een stelletje junglezweren, ben ik fit. Had u iets in gedachten, meneer?'
Hawk gniffelde. 'Inderdaad, inderdaad. Zou je misschien vanmiddag hier kunnen komen, N3? Kun je je lang genoeg van die zondige stad losrukken om hier te komen en iets te bespreken?'
Voornamelijk om Hawk te jennen zei hij: 'Ik heb een afspraak, meneer. Ik zou naar een galerie gaan.
De culturele toer, weet u wel. Ik stel u niet graag teleur.'
Hawks lach klonk scherp en niet geamuseerd. 'Een beetje cultuur zou voor jou geen kwaad kunnen, maar je zult je vriendin moeten vertellen dat het een andere keer wordt. Er staat in Newark een AXE-vliegtuig op je te wachten. Net geregeld. Ga erheen.'
'Ja, meneer. Maar ik ben bang dat ik niet erg lekker ruik, meneer.'
Er heerste een korte stilte. Toen: 'Wat?'
'Dat ik niet erg lekker ruik, meneer. Het komt door die zalf die ze me voor die junglezweren hebben gegeven. Ruikt nogal vies. Afschuwelijk, eerlijk gezegd.'
'Vergeet het,' zei Hawk. 'Waar jij naar toegaat, letten ze er niet op hoe je ruikt. Schiet op, jongen.'
Drie uur later zat Nick Carter tegenover Hawk in diens onordelijke kleine kantoor in Washington. Nick had Gabrielle opgebeld om de afspraak af te zeggen, een briefje voor Pok achtergelaten, en een taxi naar Newark genomen. Alles binnen een uur. Nu probeerde hij zich zonder veel succes te ontspannen in een van Hawks ongemakkelijke stoelen, en stak een van zijn lange sigaretten met gouden filter op.
Hawk had een torentje van zijn vingers gemaakt en keek Nick nogal bevreemd over zijn vingertoppen aan. Hij zei: 'Jongen, dat spul ruikt inderdaad vies.' Nick wuifde rook van zijn sigaret. 'Steek die stinkstok dan op in plaats van erop te kauwen. Dat helpt. Maar zullen we ter zake komen, meneer? U hebt me niet laten komen om mijn lichaamsgeur te bespreken. Ik had verlof, weet u nog?'
Hawk stak de sigaar op en blies stralen stinkende grijze rook uit. 'Dat weet ik. Vanaf dit ogenblik is je verlof ingetrokken. Word niet ongeduldig - we moeten op iemand wachten - een meneer Glenn Boyn-ton. Hij is onze huidige verbindingsman met de CIA. Kan hier elk ogenblik zijn.'
Nick liet zijn ergernis blijken. 'Alweer de CIA! In wat voor troep zitten ze nu - dat ze ons nodig hebben om ze eruit te halen?'
Hawk keek naar een ouderwetse klok aan een bruine muur. Het was één minuut voor één. Nick sloeg ongeduldig zijn lange benen met de dure schoenen over elkaar. Hij liet as op het saaie, versleten linoleum vallen.
Na een lange minuut stilte, gemarkeerd door het tikken van de klok, vroeg Nick: 'Het is iets behoorlijk smerigs, niet waar, meneer?'
Hawk knikte. 'Ja, jongen. Behoorlijk smerig. Als Boynton hier komt zal hij je iets laten zien. Ik denk dat zelfs jouw bloed ervan zal stollen. Bij mij was dat het geval. Nadat ik het gezien had, ben ik naar het toilet gegaan om over te geven.'
Nick Carter stelde geen vragen meer. Iets dat een dergelijke reactie in Hawk kon oproepen moest rot zijn. Formidabel. Smeriger dan het gewone gootvuil waar hij in dit beroep aan gewend was geraakt.
Er werd op de deur geklopt. Hawk zei: 'Binnen.'
De man die binnenkwam was lang en begon dik te worden. Hij had twee kinnen en zijn spaarzame haar was grijs rond een tonsuur. De vettige wallen onder zijn ogen waren donkerbruin. Zijn pak, dat goed gesneden was om een buikje te verbergen, was gekreukt en hing om zijn lichaam. Hij droeg een goed gesteven schoon wit hemd dat zijn verschijning er niet beter op maakte. Hij zag eruit als een man die tweeënzeventig uur of nog langer aan de slag was geweest zonder meer te kunnen doen dan een schoon hemd aan te trekken en misschien een douche te nemen. Nick kende het gevoel.
Hawk stelde hen aan elkaar voor. Nick stond op om hem een hand te geven. Boyntons hand was slap en klam.
De CIA-man keek Hawk aan. 'Hoeveel hebt u hem verteld?'
Hawk schudde zijn hoofd. 'Nog niets. Ik vond dat hij het eerst zelf moest zien. Heb je het bij je?'
'Ik heb het,' zei Boynton. Hij stak zijn hand in zijn colbert en kwam te voorschijn met een kartonnen doosje van ongeveer een vierkante decimeter in omtrek en een halve decimeter diep.
Boynton gaf het doosje aan Nick. 'Kijk maar, Carter. Het is het enige wat er over is van een verdomd goeie agent. Een van onze mensen.'
Killmaster pakte het doosje aan. Hij deed het deksel eraf en keek naar iets dat donker tegen witte watten afstak. Zijn maag krampte samen. Eén ogenblik meende hij dat hij, evenals Hawk, zou overgeven, maar hij zag kans het te onderdrukken. Zijn instinct had gelijk gehad. Hawk had gelijk gehad. Het was smerig.
Het kleine doosje bevatte de gekrompen genitaliën van een mens. Kleine, verschrompelde eitjes. Het enige wat er van een man was overgebleven.
David Hawk, die scherp naar Nick keek, zag de spieren spannen en trillen in de magere kaak. Dat was alles. Hawk wist dat het genoeg was, wist dat hij de juiste man voor dit karwei had gekozen. Een man die zou jagen, wreken en vernietigen.
Nick Carter bedwong de schroeiende woede die in zijn keel opsteeg. Zijn gezicht stond onbewogen toen hij het doosje aan Boynton teruggaf.
'Het lijkt me het beste als je me er alles van vertelt,' zei Killmaster rustig. 'Ik wil hier graag zo gauw mogelijk aan beginnen.'
Hoofdstuk 2
De CIA-man deed het doosje weer in zijn zak. Nick vroeg zich af wat ze verdomme met iets dergelijks zouden doen. Wat kon je doen?
Boynton las zijn gedachten. 'We gaan het cremeren. Dan geven we het aan zijn weduwe, met wat as van hout om het gewicht aan te vullen, en een paar leugentjes om bestwil. Ze zal nooit te weten komen wat er werkelijk met haar man gebeurd is.'
Nick knipte zijn aansteker aan en hield de vlam bij een sigaret. 'En wat is er werkelijk gebeurd?'
'Nu niet,' zei Hawk. 'Nog niet, Boynton. Ik wil dat hij eerst die film ziet. De film en het andere spul. Tegen die tijd zullen de jongens met de koppetjes alles wel door hun computers gehaald hebben. Ze zullen een synthese voor ons klaar hebben en dan kunnen we terugkomen en het bepraten. Okay?' Boynton knikte. 'Okay. U hebt natuurlijk gelijk. Veel beter om het hem geleidelijk toe te dienen, zodat hij het hele beeld in de juiste volgorde krijgt. Laten we opschieten - als ik niet gauw wat slaap, sterf ik staande.'
Met een zelfbedieningslift gingen ze naar de kelder. Hun legitimatie werd gecontroleerd door een gewapende schildwacht en ze kregen insignes voor hun revers. Een tweede gewapende schildwacht begeleidde hen in een andere lift naar een van de vele nog dieper gelegen kelders.
De schildwacht voerde hen door een doolhof van gangen naar een hoge stalen deur. Op de deur stond: Projectiezaal. Boven de deur bevonden zich een rode en groene lamp. De groene lamp brandde.
De lange, smalle zaal werd goed verlicht door luchters aan het plafond. De vijftig stoelen waren bioscoopstoelen zonder kussens. Nick Carter was talloze malen in deze zaal geweest. Hij deed hem altijd denken aan de buurtbioscoop waar hij als jongen zovele gelukkige uren had doorgebracht. De Bijou. In die tijd had elke kleine stad een Bijou. Halverwege de kamer zat een man in een stoel aan het gangpad. Hij kwam nu overeind en liep naar hen toe. Hij was lang, had een donker snorretje en krullend zwart haar, en zijn kleren waren voortreffelijk gesneden op een slank lichaam. Nick meende dat er iets bekends was in het gezicht van de man. Toen Hawk hem voorstelde, begreep Nick waarom het gezicht hem bekend was. Hij had het vele keren in tijdschriften en kranten gezien. De man was een beroemd filmregisseur.
'Dit is Preston Mohr,' zei Hawk. 'Hij is helemaal van Hollywood gekomen om ons hierbij te helpen.' Nick en Mohr schudden elkaar de hand. Hawk vroeg: 'Hebt u de film al gezien, meneer Mohr?'
De regisseur knikte. 'Ja. Hij is net afgelopen. Het is technisch gesproken geen slecht stuk werk - afgezien van de inhoud, natuurlijk.' Een flauwe glimlach verscheen op Mohrs gezicht. 'Maar die inhoud is eigenlijk het belangrijkste punt, is het niet?'
Glenn Boynton had zich in een stoel laten vallen en zijn brede schouders hingen vermoeid af. Hij had zijn ogen gesloten. Zonder ze te openen zei hij: 'Kunnen we verder gaan?'
Hawk gaf de operateur aan het eind van de zaal een teken. Tegen Nick zei hij: 'Kijk alleen maar naar de film. Zeg niets. Vraag niets. Meneer Mohr hier is de enige die praat. Van tijd tot tijd zal hij proberen enkele dingen voor ons op te helderen. Luister goed naar wat hij zegt. Okay, daar gaan we.'
De plafondlichten werden gedoofd. Het brede doek bleef een ogenblik donker, werd toen een verblindend witte, lege rechthoek. Toen verschenen er zwarte letters en nummers, codetekens van AXE's laboratoria. Daarna de titels.
De eerste beelden waren van een grote vuurspuwende draak die met zijn staart sloeg en het publiek met zijn slagtanden bedreigde. In flakkerende letters, van vuur alsof ze van een rol afgewonden werden, verschenen over de draak heen de woorden: Draak Films presenteert Schande van de gangsters. Naast hem zei Preston Mohr: 'De titels en inleiding zijn nogal primitief. Ik betwijfel of Blackstone er iets mee te maken heeft. Zijn waarschijnlijk afzonderlijk gemaakt.'
Blackstone? Nick haalde zijn schouders op. Nooit van de man gehoord.
Het was een kleurenfilm. Na een opname van een Amerikaanse gevangenis - een ondertitel verklaarde dat hier de gevaarlijkste misdadigers, moordenaars en seksboeven waren opgesloten - liet de camera een oproer in wording zien. Gevangenen werden wreed mishandeld en met machinegeweren neergemaaid. Overal lagen de lijken van cipiers in plassen bloed. De camera sneed over naar een ander gedeelte van de gevangenis. De vrouwenafdeling. Een ondertitel vermeldde: Amerikaanse misdadigsters zijn even wreed en verdorven als de mannen.
Een kleine groep vrouwelijke gevangenen viel een volborstige bewaakster aan. Ze zwermden over de hulpeloze bewaakster, schopten en sloegen en staken haar. De camera sneed abrupt over naar twee jonge vrouwen in een cel. Ze waren half ontkleed en liefkoosden en omarmden elkaar. De oudere vrouw zei in een taal die naar Nick meende Maleis was: 'Laat die andere gekken maar vechten. Wij blijven hier om elkaar lief te hebben.'
De camera pande terug naar de oproerige vrouwen. De meeste gevangenen hadden zich van de bijna dode bewaakster afgekeerd, maar één gevangene zat nog schrijlings op het roerloze lichaam. Ze had een lang mes in de hand. De camera zoomde in voor een close-up van de gevangene. Haar gezicht vulde het scherm. Ze was een prachtige vrouw. Of zou het geweest zijn, in rust. Nu, op het witte doek, leek ze op een krankzinnig geworden Medusa, terwijl haar haren woest rond het vertrokken gezicht zwierden, een gezicht met bloedvegen en tanden die als haaientanden glinsterden in een rode mond.
Het mes kwam omlaag. In close-up. De keel van de bewaakster werd van oor tot oor open geritst en grote golven bloed gutsten uit de rauwe wond. De vrouw stond over haar slachtoffer gebogen en zwaaide met het bebloede wapen. Haar gevangeniskleren waren gescheurd zodat een weelderig blank lichaam zichtbaar werd. Opnieuw zoomde de camera in en toonde haar gezicht in close-up. Ditmaal zag Nick Carter het. Vergat Hawks waarschuwing. Hij kon zich niet inhouden.
'Godallemachtig!' zei Nick. 'Dat is Mona Manning!' Uit zijn ooghoek zag Nick dat Hawk een handgebaar maakte. De projector hield op met snorren. Het gezicht van de actrice, enorm in close-up, bleef op het scherm.
Preston Mohr zei: 'Ja, meneer Carter. Dat is Mona Manning. Voor uw eigen bestwil hoop ik niet dat u een fan van haar bent.'
Killmaster was geenszins een filmfan. Dat zei hij nu. 'Maar ik heb haar nog niet zo lang geleden in een oude film op de televisie gezien. Ze was goed.' Hij keek naar het bevroren beeld op het scherm. 'Trouwens, het was niet zo'n erg oude film. En zij zag er niet erg oud uit.'
'Mona is midden in de veertig,' zei Preston Mohr. 'Ze heeft haar laatste Hollywoodfilm ongeveer vijf jaar geleden gemaakt. Ik geloof dat ze er daarna een paar in Engeland en een in Spanje gemaakt heeft. En deze dingen.'
Hawk boog zich naar Nick toe. 'Bekijk haar goed, jongen. Je ziet haar misschien al gauw. Laten we nu verder gaan. Er valt nog een hoop te zien.' Hij wenkte de operateur weer.
Toen de film verder ging, zei Preston Mohr: 'Er is één ding dat u moet weten, meneer Carter, om dit iets beter te kunnen begrijpen. Mona Manning is al jaren krankzinnig!'
De film duurde iets langer dan een uur. De intrige was simpel genoeg. Nadat het gevangenisoproer onderdrukt was, werden de aanstichters berecht en tot de elektrische stoel veroordeeld. Er waren er drie -de vrouw die door Mona Manning gespeeld werd, en twee op gorilla's lijkende mannen.
Toen het moment van de terechtstelling naderde, verplaatste het beeld zich naar Washington. Journaalopnamen. Binnenopnamen van een verontruste vergadering van hoge CIA-autoriteiten. Nick grinnikte even en keek over zijn schouder naar Boynton. De CIA-man lag onderuit in zijn stoel met zijn kin op de borst. Nick hoorde hem zacht snurken. Boynton moest de film minstens tien keer gezien hebben.
Er doemden meer details op. De CIA had een tekort aan goede agenten om achter het IJzeren en Bamboe Gordijn te werken. De organisatie had vele agenten verloren. Degenen die niet tijdens de uitoefening van hun taak waren gedood werden goed, zelfs vriendelijk, behandeld. Ze werden gehuisvest in onberispelijke moderne gevangenissen. Vele CIA-agenten smeekten te mogen overlopen, om bij hun cipiers te blijven en deel te hebben aan de nieuwe wereld die aan het ontstaan was, de misdadige gangsters van de Verenigde Staten ten spijt.