Carter Nick : другие произведения.

The mind poisoners

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  NC 28
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  De fatale drug
  
  
  
  
  
  Aktie-Pockets Amsterdam
  
  Oorspronkelijke titel The mind poisoners
  
  No 1966 by Universal Publishing and Distributing Corp.
  
  CopyrightNo 1983 Nederlandse uitgave:
  
  Tiebosch Uitgeversmaatschappij bv Amsterdam
  
  Vertaling: Henk van Slangenburg
  
  Omslag: Marius van Leeuwen, GVN Amsterdam
  
  ISBN 90 627 8679 0
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written per-mission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  De weg die in de steile rotsflank was uitgehakt, was een smal, bochtig lint van grauw beton in het maanlicht, een dartel lint dat soms geheel verdween in de mistflarden die opstegen uit de Stille Oceaan die in de diepte lag en zich opeens verdikten tot ondoordringbare wolken.
  
  Ruim tweehonderd kilometer naar het noorden lag San Francisco te slapen in het steeds slechter wordende weer. Ver in het zuiden lag de Mexicaanse grens, en dat was hun bestemming. Ze waren met hun zessen en hadden besloten daar te ontbijten. Er was geen twijfel aan mogelijk dat de slanke, krachtige, metaalgrijze Jag XK-E hen er op tijd zou brengen. Het diepe gegrom van de prachtig opgevoerde motor onder de lange motorkap schonk hen die belofte; en de wilde, vastberaden drift van de bestuurster, die het voortreffelijke mechanische beest door de haarspeldbochten trok, was hun garantie.
  
  Ze was pas negentien, maar ze had al sinds haar veertiende motorfietsen en snelle sportwagens bestuurd en ze was een expert. Ze was de grommende paardenkrachten onder haar volkomen de baas, en haar reacties en beoordelingsvermogen waren onfeilbaar terwijl de dikke zwarte banden door de bochten gilden, op enkele centimeters afstand van de afgrond naar het woeste, kolkende water en de puntige rotsen beneden.
  
  De vier achterin zaten weer te roken en de zware, zoetige geur van de stick drong haar neusgaten binnen. Ze lachte binnensmonds. Haar blik gleed naar de toerenteller en ze zag dat de motor op dit korte rechte stuk 4000 maakte. Een paar honderd meter verderop kwam een scherpe bocht naar links en de stralen van de sterke Lucas koplampen kwamen omhoog van de snelweg en doorsneden de duisternis ver boven de oceaan.
  
  Ze nam geen gas terug. Het was een buitenbocht maar ze wist wat de wagen kon.
  
  De knaap naast haar mompelde slaperig en hij stak zijn hand uit en streelde haar borst.
  
  Opnieuw lachte ze. Er was niet veel voor nodig om hen hun kick te geven.
  
  Ze sprak plotseling met lage en diepe stem, en de woorden waren alleen voor haar eigen oren bestemd. 'Goedkope lol,' zei ze. 'Drank en seks en gras. Ik vind dat we maar eens een echte sensatie moesten beleven.'
  
  Drie kilometer verderop zwoegde een kleine, vier jaar oude Chevrolet moeizaam vooruit terwijl de vermoeide, middelbare bestuurder met bijziende ogen in de af en aan drijvende mist tuurde. Gordon Flesher was een zorgvuldig automobilist en had een hekel aan het rijden in het donker, hoe de omstandigheden ook waren. Hij sprak op geprikkelde toon tegen zijn vrouw. Hij had al ruim zeven uur gestaag gereden en was al moe geworden eer de zee-mist was komen opzetten.
  
  'Verdomme, Louise,' zei hij, 'dit is gekkenwerk. Ik weet dat je Big Sur wilde zien, maar het is onzin midden in de nacht door te rijden. Zeker nu.'
  
  Zijn vrouw zuchtte en nam de sigaret uit haar mond. 'De kinderen wilden ...' begon ze, maar hij onderbrak haar.
  
  'Die slapen,' zei hij. 'Ik hoor Bonnie snurken en de tweeling is honderd kilometer terug al onder zeil gegaan. Als ik ergens een motel zie, stoppen we. Die verdomde weg is zelfs overdag gevaarlijk, en met de remmen van deze kar ...'
  
  'All right, Gordy,' zei zijn vrouw. 'We stoppen waar je maar wilt. Maar we hebben al kilometers lang niets gezien en ik heb zo'n idee dat we niet eerder dan Carmel ergens langs komen. Rij nou maar langzaam, of zet hem een poosje stil zodat je even kunt rusten.'
  
  'Op deze weg? God, je kunt hier nergens langs de kant gaan staan. Wil je een sigaret voor me opsteken, schat?' Hij zweeg en toen ze hem de brandende sigaret gaf, zei hij: 'Goddank dat er geen verkeer is. Dat zou ik nog net kunnen gebruiken, een hoop tegenliggers.'
  
  Terwijl hij de zin afmaakte, maakte de Chevrolet een bocht naar rechts en hij zag de koplampen van een auto in de verte. Even later verdwenen de lichten en hij schatte dat de tegenligger zeker nog op anderhalve kilometer afstand was. Hij had, besefte hij, de koplampen opgevangen toen de wagen een bocht doorging, waarschijnlijk een of twee afdalingen naar het noorden. Instinctief liet hij zijn snelheid tot rond vijftig kilometer zakken. Een mistdeken zakte als een reusachtige blinddoek over hem neer. Toen hij deze achter zich liet, zag hij de koplampen nogmaals. En toen waren ze plotseling weer verdwenen.
  
  De blonde jongen achterin de Jag draaide het raampje omlaag en gooide de peuk naar buiten. Hij strekte lui een arm uit en pakte de fles wodka. Eer hij hem aan zijn mond bracht zei hij: 'Jezus, Cissy, waarom rij je aan de verkeerde kant van de weg?'
  
  Het meisje achter het stuur lachte. 'Het is een Engelse wagen, suffie,' zei ze, 'en de Engelsen rijden altijd aan de linkerkant. Deze Jag kent zijn manieren.'
  
  'Maar als je iemand tegenkomt is het beter als hij zijn Amerikaanse manieren kent, meissie,' zei de jongen en nam een slok.
  
  De bestuurster lachte weer. 'Als ik iemand tegenkom,' zei ze, 'gaat hij wel naar de kant.' Ze gaf gas en de snelheidsmeter kroop naar de rode streep. 'Als we over de grens willen ontbijten, kan ik de paarden niet sparen, en bij deze snelheid hou ik de binnenbaan aan om tempo te kunnen handhaven.'
  
  'En als ze niet naar de kant gaan?'
  
  'Lotsbestemming, makker. Noodlot. Niks aan te doen.'
  
  De banden gilden opeens gemarteld en de wagen schudde en gleed door op de twee buitenste wielen. Het roodharige meisje achterin schrok plotseling wakker en snakte naar adem. Toen giechelde ze.
  
  'Joepie!' riep ze. 'Zet 'm op, Cissy!'
  
  Cissy gaf gas en worstelde met het stuur, en haar ogen glinsterden terwijl haar mond een stukje open stond. Ze zong bijna terwijl de auto zich in een scherpe bocht wierp en even op de grens van niemandsland hing. Toen bereikten ze een recht stuk en de wagen hervond zijn evenwicht zonder enige snelheid te verliezen.
  
  De bestuurster nam een kleine slanke hand van het stuur en duwde een lok stroblond haar uit haar ogen, stuurde toen weer naar de linkerkant van de tweebaansweg.
  
  Haar delicate mond stond iets strakker en haar kleine, stevige kin stak enigszins naar voren.
  
  Door de dikke mistbank zag ze opeens op een vijfhonderd meter afstand de lichten van de tegenligger.
  
  Ze mepte met haar hand op de knop van de tweetonige claxons, maar ze week niet uit naar de rechterkant, noch nam ze gas terug terwijl de nacht verscheurd werd door het geloei van de claxons.
  
  Gordon Flesher deed wat onder deze omstandigheden negenennegentig van de honderd automobilisten zouden hebben gedaan. Hij trapte op de rem. De auto zakte van vijftig tot veertig kilometer. Meer tijd was er niet. Terwijl hij remde, trok hij het stuur scherp om, hoewel hij zich realiseerde dat rechts van hem, op ruim een meter van de kant van de weg, de rotswand onwrikbaar en dodelijk opsteeg. Maar hij hoefde de rotswand niet te vrezen, want hij raakte hem zelfs niet. Er was geen tijd meer. Hij schreeuwde een vloek en zijn laatste gedachte was van schuldgevoel vervuld.
  
  Hij en Louise zaten in hun veiligheidsgordels gegespt, maar de kinderen - Bonnie, tien, en de tweeling, Jack en Carel, zes - lagen achterin de Chevrolet te slapen en er was niets om hen tegen te houden.
  
  Maar dat zou geen enkel verschil hebben gemaakt. De gordel van Louise Flesher scheurde alle vitale organen in haar buik kapot eer hij knapte, en door de puntige randen van de versplinterde voorruit werd ze onthoofd. Zijn eigen riem brak niet, maar behoedde hem er niet voor dat hij aan de stuurkolom werd gespietst.
  
  De staatspolitie die anderhalf uur later arriveerde, vond het een wonder dat hij nog lang genoeg in leven was gebleven om die ene gebroken zin te uiten eer hij stierf.
  
  'Met opzet... frontaal... op ons ingereden,' had Flesher gezegd. En toen was het bloed in zijn mond gestroomd en hij was dood.
  
  Het was moeilijk het lichaam van de stuurkolom te halen; maar het was aanzienlijk moeilijker de verspreide restanten van de andere tien slachtoffers van de tragedie aan elkaar te passen.
  
  De volgende dag las het publiek in de krant over het ongeluk, of hoorde de grimmige details door de radio, en men vond het ontzettend dat een aardig middenstandsgezin tijdens de vakantie in zijn geheel omgekomen was. Men vond het een verschrikkelijke tragedie dat zes jonge, gezonde studenten bij een frontale botsing waren omgekomen. En dat was ongeveer de enige reactie. Men kende, uiteraard, niet alle feiten.
  
  Vanwege de vooraanstaande positie van de ouders van de meeste studenten, werd er niets gepubliceerd over de marihuana die in de verbogen overblijfselen van de Jaguar was gevonden. En ondanks de aanwijzingen van het tegendeel, konden de politie-autoriteiten niet aannemen dat de bestuurster van de krachtige sportwagen met opzet op de andere auto zou zijn ingereden.
  
  Het verhaal verscheen in de vroege middagedities van zaterdag, de zesde november. Maar door bepaalde andere ongewoon dramatische en gewelddadige gebeurtenissen, die eveneens in de kranten van die dag werden vermeld, kreeg dit verhaal een betrekkelijk onaanzienlijke plaats in de pers.
  
  
  
  Niemand had moeilijkheden verwacht; de president van de universiteit niet, de luitenant van de staatspolitie niet die met een kleine groep mannen was uitgestuurd om een oogje in het zeil te houden. De plaatselijke politiecommissaris niet en zeker de aanvoerders van de demonstratie niet, die slechts vergunning hadden gekregen omdat ze de autoriteiten er van hadden kunnen overtuigen dat het een ordelijke en vreedzame zaak zou worden.
  
  Een van de voordelen van het leven in een democratie is dat men het niet beslist eens hoeft te zijn met de politiek van de heersende regering. De jeugd heeft stellig het recht voor zijn mening uit te komen, ook al komt die mening
  
  niet overeen met de huidige gedachtegang van Buitenlandse Zaken, de legerleiding en de president zelf.
  
  Men beschouwt het juist als een gunstig teken dat de jeugd dissident is, en dat de intellectuelen die de jeugd van het land beïnvloeden, non-conformistische opvattingen hebben. Vrijheid van meningsuiting over zelfs de meest onpopulaire opvattingen wordt niet alleen toegestaan maar ook aangemoedigd. En men kan het bepaald niemand kwalijk nemen als hij in vrede gelooft. Als iemand vergunning zou moeten krijgen om een demonstratieve mars te houden, dan toch zeker de mensen die zich voor de vrede uitspreken.
  
  Toen dus een groep van tweehonderd intellectualistisch aangelegde studenten besloten een protestmars te houden tegen Vietnam, maakte niemand zich werkelijk druk.
  
  De mars zou plaatsvinden op zaterdagochtend en de plaats van handeling was de campus van de Great Southern University in High City in South Carolina. Er staan ongeveer twaalfduizend studenten ingeschreven aan Great Southern en de meerderheid was niet geïnteresseerd. De meesten interesseren zich voor het voetbal in november, de meeste jongens interesseren zich voor meisjes en de meeste meisjes interesseren zich voor jongens, en dat is een gezonde toestand.
  
  Dus toen tweehonderd studenten toestemming kregen om een optocht te houden, verwachtte men dat het een nogal tamme zaak zou worden. De gebruikelijke borden, de gebruikelijke protestsongs, een paar sprekers, een ordelijke afloop. Niets om over in paniek te raken.
  
  Niemand weet precies wat er gebeurde. Niemand weet precies op welk punt die kleine, vreedzame groep uitgroeide tot meer dan vijfduizend wilde, gillende en schreeuwende studenten die door de hoofdstraat van de kleine zuidelijke stad raasden waar de Great Southern University is gevestigd.
  
  Niemand weet wie de eerste colafles wierp, wie de eerste politieman sloeg, wie de steen door de eerste etalageruit wierp, wie het eerste schot loste.
  
  Maar op zaterdagmiddag, zes november, terwijl de rel nog lang niet was bedwongen, wist bijna iedereen die een krant las of naar de radio luisterde of naar televisie keek, dat High City opeens het tafereel van een verschrikkelijke en ongelooflijke uitbarsting van pure anarchie was geworden.
  
  Er waren tweeëntwintig doden geteld, onder wie drie mannen van de staatspolitie en twee van de plaatselijke politie. Letterlijk honderden lagen in geïmproviseerde ziekenhuizen met ernstige verwondingen - schedelbreuken, verbrijzelde ledematen, gejaapte lichamen. Wijd verspreide plunderingen. De hele stad en de helft van de gebouwen op de campus in brand. Overvallen, verkrachtingen, plunderingen en gewelddaden. Het neusje van de zalm van de zuidelijke jeugd was veranderd in een woeste, hersenloze bende en de wet van het oerwoud had de wet van de beschaving vervangen.
  
  Tegen de tijd dat die catastrofale zaterdag tot een bloedig einde kwam, was het nog te vroeg om er zelfs maar naar te gissen wat er werkelijk was gebeurd, te vroeg om de schade te ramen of de verliezen te schatten. Er was slechts tijd om het verschrikkelijke nieuws over het land te verspreiden en de staatsmilitie in te zetten, tegelijk met artsen en verpleegsters die zich als vrijwilligers hadden aangemeld. Het was nog te vroeg om iets anders dan totale shock te voelen.
  
  Tweeëntwintig doden, honderden gewonden en stervenden. Zelfs in San Francisco kreeg dit verhaal meer aandacht dan het tragische auto-ongeluk dat de nacht tevoren had plaatsgevonden op de kustweg van Big Sur.
  
  
  
  Er is geen twijfel aan mogelijk. De studenten en professoren van de betere universiteiten staan enigszins snobistisch tegenover de rest van het land. De betere scholen van de zogenaamde Ivy League trekken 'heren' aan. Er gebeuren een heleboel dingen op andere universiteiten die niet getolereerd zouden worden op de zogenaamd betere universiteiten. Natuurlijk, de Ivy League-scholen maken zich even druk om hun voetbalwedstrijden, ze steunen hun ploegen met bands en cheerleaders en de hele reutemeteut, maar tenslotte blijft het een spel.
  
  Winnen of verliezen, het gaat om de lol. Je moet sportief zijn en je sportief gedragen. Dat is de traditie.
  
  Vanwege deze traditie is er nog steeds niemand die werkelijk begrijpt wat er die fatale zaterdagmiddag van de zesde november in New England gebeurde. Het heeft geen zin de namen van de universiteiten te noemen; iedereen die lezen kan, weet welke er bij betrokken waren. En de massa's, de zeventigduizend mensen die op de tribunes zaten toen het begon ... hoe zit het met hen? Het waren studenten van beide universiteiten, een aantal afgestudeerden, een aantal leden van de faculteit. Vrijwel iedereen had op de een of andere manier met een van de twee grote universiteiten te maken. Dat moest wel haast, als je een kaartje wilde bemachtigen.
  
  Het was het soort toestand dat, misschien, had kunnen gebeuren tijdens een honkbalwedstrijd aan het eind van het seizoen als een scheidsrechter een kennelijk verkeerde beslissing neemt, of een man aan slag de vanger van de tegenstander op zijn hoofd slaat. Het had misschien kunnen gebeuren tijdens een voetbalwedstrijd in het zuiden
  
  waar ze voetbal even ernstig nemen als de Bijbel. Het had zelfs kunnen gebeuren bij een beroepsbokswedstrijd als uitdager of kampioen er al in de eerste ronde na omgekocht te zijn de brui aan geeft.
  
  Maar tijdens een voetbalwedstrijd van de Ivy League? Nooit van zijn leven!
  
  Maar het gebeurde niettemin. Het brak los op het moment waarop het winnende team bezig was de doelpalen van de tegenstanders uit de grond te rukken. Ongeveer de helft van het publiek bevond zich op het veld toen het begon.
  
  Het duurde niet lang, maar het was bloederig en gewelddadig. En er scheen geen reden voor te zijn.
  
  Misschien kwam het doordat iemand een duw kreeg, viel, en per ongeluk onder de voet kwam. Een plotselinge gil, een kreet, een handgemeen, misschien dit keer opzettelijk, misschien uit angst of woede.
  
  En opeens: chaos. Geweld alom, een angstige, hysterische massa die als dol geworden vee over het vertrapte veld stormde. Verstoppingen bij de te weinige uitgangen; mensen die onder de voet werden gelopen. Atavistische angst en paniek. Massale claustrofobie.
  
  Om half zeven die zaterdagavond waren de autoriteiten en politie nog bezig te proberen de doden te identificeren, van wie er velen niet alleen gestikt waren maar ook dood getrapt. De gangen van het administratiegebouw en de grote turnzaal weerkaatsten van de gefolterde kreten van de verminkten en gewonden.
  
  Een geschokte en vrijwel verlamde universiteitsleiding gelastte onmiddellijk de resterende wedstrijden van het seizoen af, maar toen was het al veel te laat. Het kwaad was reeds geschied.
  
  En niemand - nou ja, bijna niemand - wist waardoor het was begonnen, waarom het was gebeurd, wat het had te betekenen. Het enige wat men wist was wat de, nog steeds niet complete, statistieken zeiden over de doden en gewonden; de verschrikkelijke aantallen die via de persbureaus en de ether werden verspreid over een geschokt en met afschuw vervuld land.
  
  Het verhaal vormde de opening van de zondagskranten en verwees de eerdere tragedies naar de binnenpagina's.
  
  
  
  Mt.Hoyt College, even buiten Dearborn in Illinois gelegen, is ongetwijfeld een van de beste meisjesscholen van het land. De mensen in het Middenwesten meenden dat de school superieur was aan enigerlei school in het Oosten.
  
  Wheatland University is klein, maar een van de rijkste scholen in het land. Het is een instelling die uitsluitend voor jongens is bestemd, maar dat kan de jongens die er heen gaan niet schelen. Wheatland heeft altijd nauwe betrekkingen onderhouden met Mt.Holly dat op slechts achttien kilometer afstand ligt. Beide scholen trekken leerlingen uit de rijkste en meest vooraanstaande families van het Middenwesten aan.
  
  Wheatlandjongens zijn de volmaakte prooi voor Mt.Hollymeisjes. Ze komen uit de top tien van hun middelbare school; ze zijn goed opgevoed, werelds, sophisticated, hoffelijk; trots op hun school, trots op zichzelf, trots op hun zusterschool. Mt.Hollymeisjes zijn verstandig, gezond, zelfverzekerd, maatschappelijk aangepast, en maken zelden afspraakjes met anderen dan jongens van Wheatland. Mt.Hollymeisjes geloven ook oprecht dat Wheatlandjongens de knapste, respectabelste en beste zijn die er maar te vinden zijn. Het is - of was - ongehoord dat een Wheatlandjongen anders dan volslagen fatsoenlijk en integer in zijn gedrag zou zijn, vooral in zijn betrekkingen met een Mt.Hollymeisje.
  
  Zelfs de jaarlijkse overval van de jongens van Wheatland op de slaapzalen van Mt.Holly is een fatsoenlijke, onschuldige en plezierige zaak. Eerlijke pret en een kans voor de kinderen om onschuldig wat stoom en energie af te blazen.
  
  Hoe viel het dan te verklaren dat de overval op de zaterdagavond van de zesde november opeens fatsoenlijk noch onschuldig noch onschadelijk was?
  
  Uiteraard waren deze jongens en meisjes van Wheatland en Mt.Holly volstrekt normale, gezonde jonge Amerikanen en natuurlijk kon men niet verwachten dat ze tijdens en na zo'n overval ijs zaten te snoepen of de stoelendans pleegden. De basis van een dergelijke overval is dat hij een seksuele bijbetekenis heeft.
  
  In vroeger jaren verschenen de jongens van Wheatland rond middernacht op de campus van Mt.Holly. De meisjes waren gekleed in pyjama of lang nachthemd, hoe ouderwetser hoe beter. De jongens beklommen de balkons en stalen de panty's die natuurlijk duidelijk zichtbaar waren opgehangen. (Ze vormden een geweldige decoratie voor hun slaapzalen en gezelschapskamers). Er werd veel gegild en gekwekt. Daarna werden de grammofoons tevoorschijn gehaald met de jazz- en rock and rollplaten. Er werd gedanst en een beetje gevrijd; nu en dan verdween een paartje als terloops.
  
  Het was een vaststaand, hoewel nauwelijks gepubliceerd, feit dat er enkele meisjes waren die in de loop van de nacht hun maagdelijkheid kwijtraakten. Maar tussen de Mt.Hollymeisjes en de Wheatlandjongens werd het altijd in de hand gehouden; het gebeurde altijd op een eerbare, fatsoenlijke, beschaafde manier.
  
  Wat gebeurde er dan op zaterdagavond, de zesde november? Hoe had het kunnen gebeuren?
  
  Hoe kon die schijnbaar onschuldige, jeugdige, eenvoudige ceremonie, de jaarlijkse Wheatland-Mt.Holly overval, opeens veranderen in een tafereel van schrik, geweld en massale verkrachting?
  
  Door welke griezelige, afzichtelijke verschijnselen veranderden een paar honderd gezonde, normale jonge studenten in een bende gillende, bestiale dieren die uit waren op geweld en schandelijk gedrag en ongelooflijke sadistische en perverse daden?
  
  En hoe kwam het dat letterlijk tientallen Mt.Hollymeisjes, inbegrepen degenen die het meest gewelddadig waren verkracht, geslagen en getrapt, de hysterische orgieën hadden aangemoedigd waarvan ze zelf het slachtoffer werden?
  
  God alleen wist het. Nou ja, niet alleen God.
  
  De autoriteiten van de universiteiten, de families van de studenten die er bij betrokken waren, de studenten zelf, hadden de zaak het liefst in de doofpot gestopt en de buitenstaanders onwetend gelaten. Maar dat was onmogelijk.
  
  Te veel van de meisjes moesten medisch worden behandeld. En enkele van de jongens die hadden meegedaan, probeerden de volgende dag zelfmoord te plegen.
  
  Twee van hen slaagden er in, nadat ze een lange bekentenis hadden geschreven waarin ze alles vertelden wat er was gebeurd - maar niet waarom.
  
  En zo streed ook dit verhaal met die andere verhalen om ruimte in pers en ether.
  
  Het had de zondagskranten gedurende een maand kunnen vullen. Het was voldoende om degenen die er vatbaar voor waren schrik aan te jagen, degenen die een patroon zagen te tarten, degenen die het als een succes beschouwden te verrukken. Maar het bleek niet voldoende te zijn. Het weekeinde was nog niet afgelopen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Dr.Martin Siddley Winters verliet zijn vierkamerflat in Berkeley precies om zeven uur, zaterdagavond de zesde november. Het was tien uur in Butte, Montana, en een Vredesbijeenkomst die inderdaad vreedzaam was begonnen, was veranderd in een chaos van gillende, met flessen gooiende tieners en rondstormende inwoners. Het was middernacht in Brooklyn, New York, en tijdens een feestelijk universiteitsbal waren opeens spandoeken verschenen waarop de Amerikaanse buitenlandse politiek werd aangevallen en regeringsfiguren met namen werden getooid die normaliter voor de ergste misdadigers bewaard bleven. Enkele minuten later zou het bal ontaarden in een mêlee van met messen zwaaiende studenten en met gummiknuppels slaande agenten.
  
  Als dr.Winters van deze gebeurtenissen op de hoogte was geweest, had hij misschien een verklaring kunnen opperen. Maar hij wist er niets van, en het enige waar hij aan dacht was hoe hij over de brug naar San Francisco moest rijden waar hij een buitengewoon belangrijke en hoogst geheime afspraak had in een kantoorgebouw in de binnenstad.
  
  Het was de moeilijkste beslissing van zijn leven geweest. Maar Goddank had hij hem tenslotte genomen. Binnen een uur zou hij zich bevinden op het bureau van Hal Kinder, regionaal hoofd van de fbi.
  
  Lieve God! de dingen die de laatste twee weken waren gebeurd. Oh, het was al maanden geleden begonnen, maar deze afgelopen twee weken waren als een nachtmerrie geweest, ongelooflijk. Te bedenken dat nog geen maand geleden hij, dr.Martin Siddley Winters, een van de meest gerespecteerde, best aangeschreven en hooggeplaatste opvoedkundigen van het land was geweest. Vice-kanselier van de Universiteit van Californië, Berkeley. Het was geen positie om licht over te denken. En dat op zijn achtendertigste jaar.
  
  God wist dat hij de positie had verdiend. De opofferingen die hij zich van het begin af had getroost. Niet elke wees loopt weg uit het weeshuis en werkt zich door de middelbare school heen. En de universiteit.
  
  En al die cursussen erna die hem bijna de das hadden omgedaan omdat hij zo hard moest werken om ze te kunnen financieren.
  
  Hij dacht met vluchtige tevredenheid terug aan die jaren van worsteling en de beloning die ze hem hadden gebracht. Hij had het helemaal zelf gedaan. Doctor in de wijsbegeerte op zijn zevenentwintigste.
  
  En daar was hij er niet mee opgehouden. Hij had een makkelijke baan kunnen nemen, zelfs trouwen en een gezin stichten, maar hij was een toegewijd man. Zijn leven bestond uit doceren en hij zou de top van zijn beroep bereiken. Het was moeilijk geweest, maar daar was hij aan gewend.
  
  En het geknok, toen hij eenmaal was begonnen in de academische rijen te stijgen! Ongelooflijk.
  
  Hij schudde onder het rijden herinnerend zijn hoofd. Hij had even hard als iedereen geknokt, zelfs harder dan de meesten omdat er zoveel was waar hij tegen moest knokken. Hij was aanvankelijk niet populair geweest bij zijn collega-professoren en studenten. Maar hij was schrander en consciëntieus geweest, en geen taak was hem te veel geweest. Hij was niet alleen een toegewijd docent, hij was een toegewijd carrièrebouwer. En op den duur hadden zijn geestelijke vitaliteit en ambitie hem de hartelijke bewondering van zijn studenten gebracht waar hij naar verlangde. Het was jammer dat hij terwille van zijn carrière was gedwongen enkele principes op te offeren; of misschien was het jammer dat hij ze ooit als principes had beschouwd. Niettemin had hij zijn 'principes' laten wegdrijven naar een schuilplaats, en als hij dat niet had gedaan zou hij nu misschien niet zo afschuwelijk in de klem zitten.
  
  Eerlijkheid duurt het langst, Martin Siddley Winters. Hij glimlachte zuur in zichzelf toen hij zijn kleine MG langs de waterkant stuurde. De oude kenau in het weeshuis had hem dat verschillende malen voorgehouden. Misschien zou ze ditmaal gelijk krijgen. Als het niet al te laat was om er nog iets toe te doen.
  
  
  
  Die verdomde commissie van het Congres!
  
  
  
  Net twee weken geleden was zijn wereld begonnen in elkaar te storten. Die wereld zou al wankel genoeg zijn geweest zonder het onderzoek, maar nu was het iets onmogelijks. Hij werd van alle kanten door rampen bedreigd, als door een springvloed. Hoewel het hem bijna te veel was geweest, vooral toen hij onder vuur was genomen, had hij zijn ontslag als vice-kanselier van de universiteit aangeboden. Ze hadden het niet geaccepteerd - nog niet. 'In afwachting van de resultaten van het onderzoek door het Congres,' hadden ze gezegd. 'En er van uitgaande dat u de politiek buiten de universiteit houdt en u zich geheel losmaakt van deze bewegingen en demonstraties.' Godallemachtig, wat waren ze stom! Dachten zij - zowel het Congres als de universiteit - heus dat hij zin had in die sit-ins, die teach-ins? Niet met zijn staat van dienst. Dat moesten ze toch wel kunnen beseffen. Maar dat deden ze niet. Misschien dachten ze zelfs dat hij had gehoopt dat de protestmars op deze manier zou verlopen. Stomme idioten! Hadden ze dan helemaal geen hersens? Beseften ze niet dat hij zijn eigen hoofd op het blok legde? Zagen ze dan niet in dat hij onder druk stond?
  
  Hij wel. Maar ditmaal even te laat. Druk, dat was het. Hij had het zelf duizenden keren toegepast. Intrige, sluwheid, subtiliteit, bedrog zelfs. Natuurlijk, hij had het volgens hun spelregels gespeeld. Maar dat was nu afgelopen. De schoften zouden het niet redden. Hij was geruïneerd, vernietigd. Daar was geen twijfel aan mogelijk, geen enkele twijfel. Maar, mijn God, hij zou het er niet bij laten zitten. Als hij, dr.Martin Siddley Winters - selfmade man, bekend opvoedkundige, grote idioot - als hij onder zou gaan, zou hij er wel voor zorgen dat er een paar met hem meegingen. De ongelooflijke bedrieglijkheid en perfiditeit van het menselijke dier!
  
  Tot zijn enorme verbijstering voelde hij opeens een aandrang om te huilen. Het was de eerste keer in ruim twintig jaar dat hij ook maar aan huilen had gedacht, en hij zou nu zeker niet aan de impuls toegeven, maar een onderdeel van de pijn was dat hij hen metterdaad vertrouwd had. En het grootste deel van de pijn was dat hij aan het eind van zijn Latijn was. Het is niet makkelijk het einde van een droom onder ogen te zien, te weten dat je op het punt staat iets te doen dat het onherroepelijk onmogelijk zal maken die droom ooit nog eens te beleven.
  
  Zijn ogen traanden. Hij vloekte zacht en streek met de rug van zijn hand langs zijn ogen. Dit was een gevaarlijke zwakte. Er mocht niets tussenbeide komen bij de afspraak die hij had met de man in het donkere en stille kantoorgebouw.
  
  Hij trok op van het laatste stoplicht en draaide het blok in waar het Federal Bureau of Investigation zijn hoofdkwartier in San Francisco had. Toen hij het gebouw bereikte had hij zichzelf weer onder controle.
  
  Er was een parkeerplaats vlak voor het gebouw, maar die was omgeven door Verboden te Parkeren borden. Hij glimlachte bijna toen hij nadrukkelijk de open plek opreed.
  
  Nou, de oude idioten hadden hem er van beschuldigd een radicaal te zijn - 'U bent nog steeds een radicaal, nietwaar, dr.Winters?' - dus waarom zou hij zich aan hun domme regels houden?
  
  Het was een geringe vorm van opstandigheid, misschien zelfs kinderachtig, maar de mogelijkheid bestond dat dit voorlopig zijn laatste kans zou zijn.
  
  Hij draaide de sleutel in het contact om en trok de handrem aan. Hij pakte de aktetas die naast hem lag, opende het portier, bukte zich en stapte uit.
  
  Het portier sloeg met een vastberaden klik dicht. Dr.Winter had zijn mond in een stevige, harde lijn getrokken. Het was nu te laat voor twijfels.
  
  De glimmende zwarte limousine die hem had gevolgd sinds hij zijn flat had verlaten, stopte vlak naast de MG. Dr.Winters stapte over het trottoir naar de brede stoep van het gebouw.
  
  Ze wilden dus inlichtingen hebben, ja? Nou, bij God, hij zou die verdomde commissie de pas afsnijden en ze regelrecht aan ...
  
  De kogels uit het machinepistool vormden een keurig vertikaal patroon van zijn stuitje langs zijn ruggegraat tot aan zijn smalle schouders, in zijn dunne nek en in de traptreden en misten zijn schedel toen hij voorover viel. De paar verdwaalde schoten maakten geen verschil meer, zeker niet voor dr.Winters.
  
  Zijn voorhoofd maakte een vreemd, vrij gedempt geluid toen hij de eerste betonnen trede raakte, ongeveer als een viltstok op een grote trom.
  
  Dr.Winters rechterhand sloot zich stijf om het handvat van de aktetas toen hij stierf en het kostte de andere man een paar seconden hem los te rukken.
  
  Niemand had het salvo gehoord omdat er een eigengemaakte geluidsdemper op het machinepistool zat. Niemand zag dr.Winters op het trottoir glijden - afgezien van zijn moordenaars - omdat er op dat uur van de avond niemand in de onmiddellijke nabijheid was.
  
  Toen het nieuws van zijn dood bekend werd, miste niemand hem meer dan zijn studenten in Berkeley. Maar er was niemand die meer belangstelling voor zijn verscheiden zou krijgen dan Nick Carter, die hij nooit had ontmoet en die, tot dat ogenblik, geen enkele interesse voor hem had.
  
  
  
  Het was niet helemaal op de bovenste verdieping, maar toch wel zeer dicht bij de top van San Francisco's fabuleuze Mark Hopkins Hotel en het was zeker het toppunt van luxe. Maar ondanks de afmetingen van het appartement en de elegante zitkamer met ingebouwde bar en aangrenzende keuken, had de bewoner verkozen zijn amusement in de slaapkamer te zoeken. In bed.
  
  Het enige wat de twee droegen waren zijn polshorloge en haar parfum achter de oren, en het beviel hen beiden best. Nick zuchtte uitgebreid en stak een lange, gebruinde arm uit naar het magnum champagne. Het was vroeg in de avond, en tijd voor een onderbreking met champagne eer het tweede bedrijf begon.
  
  Hij keek goedkeurend naar zijn gast terwijl hij hun glazen volschonk. Ze was een bijzonder mooie jongedame met als meisjesnaam Chlee Gilligan en als publiciteitsnaam Chelsea Chase, en hij was erg op haar gesteld.
  
  Zij was erg op hem gesteld. Het enige wat jammer was, was dat ze elkaar zo zelden zagen. En nu deden ze beiden hun best de schade in te halen.
  
  Ze lachte lui tegen hem terwijl ze haar glas aanpakte, en haar ogen gleden met een warme gloed over zijn gespierde lichaam.
  
  'Leuk,' mompelde ze. 'Leuk.' Haar zachte lippen proefden van de champagne, maar haar ogen dronken hem in.
  
  'Heel leuk,' stemde Nick in en keek naar haar verrukkelijke naaktheid. 'Ik drink op jou, op deze dag, op deze plek. Eindelijk! Weet je dat het ruim een jaar geleden is?'
  
  'En of!' zei Chelsea met nadruk. 'Dat weet ik maar al te goed, mijn lief. Mijn dolende lief.'
  
  Nick grinnikte. 'Je bent zelf ook geen thuisblijfstertje, schat. Maar we zullen onze schade inhalen. Vandaag, en de komende drie weken. Meer?'
  
  'Champagne? Nee - jij?'
  
  'Nee. Meer van jou.'
  
  Hij zette de glazen met de lange stelen weg. Zijn armen werden om haar gewikkeld en zijn lippen gleden over haar zachte roodgouden haar en de satijnen gladheid van haar wang. Ze draaide zich onder hem en hief haar half geopende mond op naar de zijne, terwijl ze haar lichaam tegen hem aandrukte en haar vingers licht in zijn schouders drukte. En terwijl ze dit deed werd de stilte in de kamer verscheurd door een dringend, schril gezoem.
  
  Nick vloekte woest en hield zichzelf voor dat hij de oproep deze ene keer zou negéren. Maar tien seconden later stond hij in de zitkamer en draaide de knop van de korte-golfzender om en drukte de koptelefoon tegen zijn oor. Hij keek naar de verspreide weekendkranten zonder ze te zien en gaf het beginsignaal, terwijl hij zich afvroeg waarom AXE zo'n haast had hem op de eerste dag van zijn vacantie uit bed te halen.
  
  Er kwam geen begroeting, geen naam. Slechts de boodschap.
  
  'De grote vogel zit vanavond om half tien in Cliff House te wachten. Zorg er op tijd te zijn.'
  
  Nick keek op zijn horloge terwijl hij terugliep naar de slaapkamer. Zoals gewoonlijk had de 'grote vogel' hem maar weinig tijd gegeven. Maar de boodschap was ongewoon gebiedend.
  
  Chelsea's prachtige smaragdgroene ogen waren wijdopen en ze keek hem aan toen hij zich over haar boog, maar haar stem klonk koel en gespannen.
  
  'Ik weet het, Nick. Leg het maar niet uit. Je moet weg.'
  
  Hij knikte. 'Ik moet wel. Oproep met hoogste voorrang ... Maar ik hoef niet direct weg en ik kom al gauw weer terug.'
  
  Ze wierp hem een bitter lachje toe. 'Tuurlijk kom je gauw weer terug. Je hebt me in Hongkong alleen gelaten toen de telefoon ging en je maar een minuutje weg zou blijven. Ik heb twee weken gewacht en ben toen teruggegaan naar Hollywood en het heeft meer dan een jaar geduurd eer ik je weer zag. Zo lang heeft het geduurd, weet je nog?'
  
  Hij wist het nog. 'Deze keer is het iets anders,' zei hij, en bukte zich om haar te kussen. 'Deze keer ben ik echt met vakantie. Dat is me beloofd. Daar kan niets, helemaal niets tussen komen.'
  
  'Maar je moet weg.' Chelsea haalde haar schouders op, en haar stem klonk kil. Ze trok het laken over haar prachtige lichaam, keerde zich van hem af.
  
  'Ja, voor een poosje. Maar ik heb nog tijd.' Hij trok het laken weg.
  
  'Hoe veel tijd?'
  
  'Genoeg - voor het ogenblik.'
  
  Chelsea lachte bitter en ging zitten, terwijl ze het laken over haar voortreffelijke borsten trok.
  
  'Genoeg voor het ogenblik, maar misschien niet voor mij. Ik zal je iets zeggen, meneer. Ik ben niet helemaal uit Hollywood naar hier gekomen om hier een paar uur voor jouw gerief te mogen blijven. En als je dacht dat ik op je wacht terwijl jij je telefoontje nagaat of wat het ook is ...'
  
  'Liefste, Chelsea.' Nick nam haar gezicht in zijn handen. 'Ik begrijp echt hoe je je voelt. Maar deze keer is het iets anders, begrijp je? Wacht op me. Beloof dat je zult wachten. Je weet dat ik weg moet. Maar ik kom terug. En dan niet voor een paar uur. Dat zal...'
  
  'Leugenaar.' Chelsea zuchtte en pakte haar champagneglas. 'Maar ga nu. Ga en handel het af. Maar ik verzeker je één ding, Nick, en ik meen het, als dit weer Hongkong wordt, als je het lef hebt ...'
  
  'Schat, hoe kun je dat nou denken?' zei Nick verwijtend, en de zoom van het laken ging weer in andere handen over. 'Ik zei al dat ik terugkom. Waarschijnlijk al eer jij nog een glas of twee hebt kunnen drinken.
  
  'Een uur ... hooguit twee. Langer niet. En als je nu die verrukkelijke lippen van mekaar wilt doen en me kust...' Ze trok aan het laken en wikkelde het nog strakker om zich heen.
  
  'Ik denk er niet aan,' zei Chelsea. 'Kleed je aan en dan krijg je een heel klein kusje. Als je een echte kus wilt -nou, dan moet je gauw terugkomen. Maar als je ...'
  
  'Geen kleine kusjes,' zei Nick vastberaden. 'Geen kleren. Liefje, we verknoeien onze tijd. Klem dat laken niet zo vast als een zenuwachtige maagd en kom in mijn armen waar je thuishoort.' Hij kuste haar teder.
  
  'Nee!' zei ze op gedempte toon. Zijn handen streelden haar traag. 'Nee,' zei ze weer. 'Schoft, Nick, schoft, jij ... aaaahhh!' En toen hij haar lippen even losliet, zei ze niet langer Nee. Ze zei sprakeloos Ja ...
  
  Een half uur later, na enigszins meer dan een heel klein kusje, stapte Nick voor het hotel in een taxi.
  
  Hij voelde zich geweldig, hij voelde zich afschuwelijk, en hij dacht diep na tijdens de lange rit naar Cliff House. Hij dacht na over Chelsea en over de man die hem had laten roepen.
  
  Hawk zou het niet wagen, dacht hij. Niet na zijn serieuze belofte dat deze drie weken helemaal voor mij zouden zijn. Nee. Het is gewoon toevallig dat hij hier is. Hij wilde me gewoon zien. Nick glimlachte. God, als er iets dringends aan de hand is, heeft AXE voldoende mensen om het op te knappen. Hij is gewoon hier en wil me spreken, dat is alles.
  
  De vogelman wil je prompt zien. Een oproep met hoogste voorrang, die slechts in geval van hoge nood werd uitgezonden.
  
  Nick wist dat het geen beleefdheidsbezoekje was.
  
  
  
  De man Hawk zat alleen in de kleinste privé-eetzaal van Cliff House. De ramen van de zaal waren dicht. Dikke fluwelen gordijnen dempten het geluid van de zeeleeuwen die op de rotsen voor de kust blaften.
  
  De eetzaal was weelderig ingericht. De man die aan de enige grote tafel zat, leek minder op het hoofd van het geheime regeringsbureau dat onder de naam AXE opereert dan, pak weg, een boer, of misschien de hoofdredacteur van een kleine provinciale krant. Hij had geboerd en hij kende het krantenbedrijf uit en te na, maar hij kende ook de wereld van verraders, saboteurs en spionnen. En hij kende ook de dood in zijn meer gewelddadige vormen; want AXE, zijn eigen geesteskind, is de rechterarm van het inlichtingenapparaat van de Verenigde Staten. De dodelijke arm.
  
  Hawk dronk met genot van de goede rode wijn en stak nog een brokje biefstuk aan zijn vork terwijl hij wachtte op de man die Killmaster werd genoemd.
  
  Om precies half tien kwam Nick het zaaltje binnen en staarde naar de minzaam kijkende Hawk. Hij zag de aktetas en de stapel papieren, maar ook de maaltijd die voor het hoofd van AXE stond. Het was een gourmetmaal-tijd, zijn soort eten, en het zag er goed uit. Hawk scheen er enorm van te genieten. Er viel geen spoor van gejaagdheid aan hem te bespeuren.
  
  Nick keek hem knorrig aan terwijl de witharige kelner, veteraan in jaren van onverwachte bezoeken van Hawk, hem naar de tafel begeleidde. En hiervoor had hij een van Hollywoods mooiste en begerenswaardige sterretjes in de steek gelaten!
  
  Hawk knikte hem plezierig toe.
  
  Nick knikte terug. 'Goeienavond, meneer,' zei hij beleefd. 'Ik zie dat u van mijn vakantie geniet.'
  
  Hawks mondhoeken vertrokken in een miniem lachje. 'Redelijk. Maar natuurlijk minder omdat ik hem moest onderbreken. Mijn verontschuldigingen. Ga zitten, Carter. Heb je al gegeten?'
  
  'Alleen maar een hapje.' Nick trok een stoel bij. 'Ik heb natuurlijk alles laten schieten en ben komen aanrennen.'
  
  'Natuurlijk.' Hawks glimlach werd breder. 'Maar niet al te schielijk, hoop ik. Goed. Neem een glas van deze voortreffelijke wijn. En ik kan je de biefstuk aanbevelen. Doe je mee?'
  
  'Biefstuk, okay. Maar eerst een heel droge martini.'
  
  Hij gaf zijn bestelling op en de kelner sloop weg. Hawk duwde zijn bord opzij en keek Nick peinzend aan. Helemaal niet wat je van plan was, hè? Het spijt me wel. Maar je camouflage als je hier weggaat is die van professor Jason Haig. Je tweede voornaam is, door een gelukkig toeval, Nicholas. J. Nicholas Haig is uitstekend, als je je daar beter bij voelt. Je hebt een uitnodiging geaccepteerd om een aantal lezingen over filosofie te geven aan de Uni-versiteit van Californië.
  
  'Je hebt je eerste klas dinsdagochtend om tien uur. Dan heb je een dag om je voor te bereiden. Die zul je nodig hebben. Maar niet om naar je hotel terug te gaan; daar ga je niet meer heen. Er zijn kamers voor je gehuurd in een groot particulier huis, niet ver van de campus in Berkeley. Daar tref je de juiste legitimatiepapieren, het nodige lezingenmateriaal, instructies en een complete garderobe aan. Er zijn bepaalde voorwerpen uit je huidige verblijf gehaald en overgebracht naar die kamers. Je neemt je gebruikelijke afweermateriaal mee, maar je zorgt er natuurlijk wel voor ze niet in de leslokalen te laten zien.'
  
  Hij zweeg toen de kelner met Nicks eerste gang verscheen. Het was een zeer koude, zeer droge martini, en Nick dronk er dankbaar van. Het hielp de slechte smaak van alweer een verknoeide vacantie weg te spoelen.
  
  'Je treft in de garage van dat huis een bescheiden tweedehands Volkswagen aan met nummerborden uit New Jersey - voorheen heb je les gegeven op Princeton. Die auto is van jou. De sleutels liggen in de flat. Zandowski van de Redactie zit vanavond op je te wachten als je daar komt om je camouflage-verhaal verder op te geven. Het kan een korte opdracht worden. Ik betwijfel het. Het kan vier weken duren, of vier maanden. Maar als het zo lang duurt, betekent het dat we gefaald hebben.'
  
  'Het betekent voor mij ook iets,' zei Nick, wetende dat het hopeloos was. 'Het betekent alweer een opgeschort verlof, en een paar bijzonder belangrijke persoonlijke plannetjes naar de bliksem. Is er niemand anders ...?'
  
  Hawk wierp hem een koude blik uit zijn kraalogen toe. 'Ik weet er van,' zei hij kwiek. 'De jongedame is al op de terugweg naar Hollywood.'
  
  Nick trok zijn wenkbrauwen op.
  
  'Een beetje te veel van het goede, vindt u niet? Hoe is het gegaan - is ze betaald en naar huis gestuurd?' Hij was oprecht geïrriteerd; had oprecht behoefte aan rust. Die reis naar Domingo had hem veel energie gekost. En het ergste deel van het karwei was de manier waarop het invloed had op mensen die hem na stonden - zo na als dat maar kon met een spion die Killmaster heette. 'Ik ben er aan gewend. Zij niet. En ik wil ook niet dat ze er aan gewend raakt.'
  
  Een ijssplinter in Hawks ogen smolt weg.
  
  'Ik ook niet,' zei hij zacht. 'We hebben het met enige tact gedaan. En ik zou je hier überhaupt niet voor hebben laten komen als dit niet de belangrijkste opdracht zou kunnen worden die een AXE-man ooit heeft gehad. Het is... Het is iets dat het hart van ons land raakt.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  'Dat is altijd het geval,' zei Nick.
  
  Zijn biefstuk arriveerde. Hij en Hawk wachtten zwijgend terwijl de kelner zijn ceremonieel met schotel en slaschaal uitvoerde en toen waardig weggleed.
  
  'Inderdaad,' zei Hawk. 'Dat is altijd het geval. Maar deze keer bedoel ik het letterlijk.'
  
  'Ah,' zei Nick, 'de klas. Jeugd. Het hartebloed van het land. Vergif in de bloedbaan, is dat het?'
  
  'Precies,' zei Hawk. Hij schonk zich een kop koffie in en stak een van zijn ongelooflijk stinkende sigaren op. Nick at met smaak. Noch een onderbroken vacantie noch Hawks sigaar kon zijn eetlust bederven. En Hawk had het fatsoen om te zwijgen terwijl hij at. Maar Nicks brein werkte koortsachtig. Hawk hoefde hem niet te vertellen dat de opdracht belangrijk was; dat waren al zijn opdrachten. En hij wist dat Hawk, hoe toegewijd en hard van zin hij ook mocht zijn, hem niet uit een lang verwachte vakantie zou hebben gehaald als hij er geen uitstekende redenen voor had.
  
  Maar dat Carter zich moest uitgeven als een professor die een klas moest doceren ... Dat was niet zijn terrein, hoewel hij waarschijnlijk evenveel filosofie had gestudeerd als welke spion ook. En waarom zou professor Haig behoefte hebben aan Nicks 'gebruikelijke afweermiddelen'? Voorzover Nick wist maakten professors meestal geen gebruik van Lugers of stiletto's of kleine gasbommetjes die een snelle dood verspreidden.
  
  Wat was er aan de hand? Hij kauwde peinzend en dacht aan wat hij had gelezen in de kranten eer Chelsea laat in de middag arriveerde. Berkeley, hmm?
  
  'Een auto-ongeluk,' zei hij. 'Een dr.Martin Siddley Winters onder geheimzinnige omstandigheden doodgeschoten.' Het stelde hem tevreden dat Hawk zijn wenkbrauwen enigszins verbaasd optrok. 'Niet bepaald een epidemie op zichzelf,' voegde Nick er aan toe, 'tenzij het ergens verband houdt met de studentenrellen in andere delen van het land. Is dat het?'
  
  Hawk knikte. 'Het is mogelijk; we geloven van wel. Niet slecht, Carter. Ik ben blij dat je zelfs in je vakantie tijd hebt gevonden om bij te blijven. Ben je gereed voor de details?'
  
  'Ik ben gereed.' Nick spietste het laatste slablaadje aan zijn vork en schoof zijn bord opzij. Hawk pakte een stapel krantenknipsels uit zijn aktetas en gaf ze aan Nick, die ze nauwkeurig las.
  
  Enkele waren op zes en zeven november gedateerd. Een paar op dertig en eenendertig oktober. Een tweetal op drieëntwintig en vierentwintig oktober. Stuk voor stuk data van weekeinden.
  
  'Schijnt iets in opbouw te zijn, wat het ook is,' zei Nick. 'Maar ik zie nog steeds niet het verband tussen het auto-ongeluk en de rest. Met Winters misschien wel, maar niet met de hysterie bij de voetbalwedstrijd en die andere voorvallen. Overigens, hebt u er enig idee van waar die gebeurtenissen door begonnen zijn? Het was zeker geen jeugdige brooddronkenheid. Maar toch staat er nergens in deze verhalen iets over een factor van buitenaf, behalve de drank, en dat is niet genoeg. Ik zou bijvoorbeeld iets van drugs verwacht hebben.'
  
  Hawk keek hem scherp aan. 'Jij wel, hè? En dat is toevallig de schakel tussen al deze gevallen. Dat aspect is zorgvuldig buiten de kranten gehouden. De universiteiten en ouders en organisators van de demonstraties zijn daar erg gevoelig voor. Maar de politie weet het, natuurlijk. En wij dus ook. En je hebt gelijk - het begint ernstige vormen aan te nemen.'
  
  Nick schoof zijn stoel achteruit en stak een Players op.
  
  'Is het dan niet meer een zaak voor de afdeling Verdovende Middelen dan voor AXE?'
  
  'Ze werken er aan. Maar zij geloven dat er meer achter steekt.' Hawk zocht in de keurige stapel rapporten naast zijn wijnglas. 'Er zijn meer van deze gevallen. Niet allemaal zo spectaculair, natuurlijk, maar veelzeggend genoeg. Er schijnt een soort anonieme epidemie van onrust en geweld over het land te gaan, geconcentreerd op universiteitsniveau onder onze jonge generatie.
  
  'Talloze gevallen van zinloos geweld, een verschrikkelijke toename in het druggebruik onder de studenten. Wilde, wanordelijke studentenstakingen, sit-ins, teach-ins, demonstraties. Een fantastische uitbreiding in misdadigheid onder het puikje van onze jeugd.'
  
  Hij aarzelde, trok aan zijn sigaar.
  
  'Ik wil niet beweren dat de demonstraties op zich een symptoom van misdadigheid vormen. Natuurlijk niet. Maar we hebben twee dikke draden die een evenwijdige koers schijnen te volgen en elkaar te vaak raken. In de eerste plaats hebben we die toename in druggebruik en dan deze uitbarsting van studentendemonstraties. Wat verontrustend is, is het karakter van de demonstraties, en dat zo veel van de deelnemers druggebruikers zijn. Denk aan het patroon dat door al deze gevallen wordt gevormd. Wat de protestbijeenkomsten en -marsen betreft is er één thema dat steeds naar voren komt - de propaganda-aanpak van de Chinese communisten. We zien oppositie tegen de Amerikaanse diplomatieke politiek op alle fronten, of het nu thuis is of in Vietnam of in Santo Domingo of waar ook. Het is een smerig, verachtelijk en destructief soort oppositie dat ver uitgaat boven wat je normaal en gezond opstandig gedrag tegen de status quo kunt noemen. Ik wil alweer zeggen dat niet alle studenten die er bij betrokken zijn deze lijn volgen. Maar die lijn is er, duidelijk zichtbaar, en wordt steeds duidelijker. En dan is er dat zinloze geweld dat typerend is geworden voor zo veel van die bijeenkomsten. Misschien bestaat er geen verband tussen het geweld van de demonstraties en het andere geweld waar we zo veel van meemaken - de algemene misdadigheid, de zinloze steekpartijen, het druggebruik, drankmisbruik. Maar ik kan categorisch verklaren dat bij elke bijeenkomst die uit de band is gesprongen, sprake was van een massaal druggebruik.'
  
  Hij zweeg om adem te halen en dronk zijn koude koffie.
  
  'Ik geloof dat we tot de conclusie moeten komen,' zei hij, en nu begon hij vermoeid te klinken, 'dat dit patroon van onrust zó consequent, zó fnuikend is, dat het er erg op lijkt dat er een basisplan achter steekt. En niet alleen een basisplan. Ook veel geld en organisatie.'
  
  Nick tuurde nadenkend naar zijn sigaret.
  
  'Wou u suggereren dat de verspreiding van drugs opzettelijk plaatsvindt? Maar zelfs als dat zo is, verklaart het de gevallen van massale gewelddadigheid niet - vooral niet bij die gevallen die niets met vredesbijeenkomsten te maken hadden.'
  
  'Nee, dat is zo,' gaf Hawk toe. 'Jij bent de man die op zoek gaat naar de verklaring - het Waarom, het Hoe, het Wie, de hele mikmak.'
  
  'En mag ik ook weten waarom ik?' vroeg Nick zacht. Hawk wierp hem een flauwe glimlach toe. 'Omdat jij hier bent. Omdat je toevallig hier in San Francisco bent en omdat je toevallig enigszins lijkt op de echte - en gelukkig erg behulpzame - professor Jason Haig.
  
  'Ik heb andere mensen in andere delen van het land aan het werk. Maar ik heb zo'n gevoel dat we in Berkeley een opening zullen vinden ... Waar is die kelner? Laten we wat warme koffie bestellen.'
  
  De kelner verscheen toen hij gebaarde.
  
  'Goed,' zei Hawk, en roerde in zijn kopje, 'jij gaat in je eentje aan het werk maar je kunt contact onderhouden. Je hebt twee aanwijzingen. Je hebt het knipsel gelezen over de zes Californische studenten die in die auto zijn omgekomen?'
  
  Nick knikte.
  
  'Het meisje, Cissy Melford, die de auto bestuurde, was, naar beweerd wordt, de aanvoerster van een bepaalde groep studenten die ... eh ... nogal op zichzelf stonden. De meesten zijn met haar omgekomen. Maar we hebben begrepen dat een aantal van haar dikste vrienden tot de aanvoerders van de recente demonstraties op de campus behoren. Er leven er nog een paar. Je vindt hun namen in de map die ik je zal geven. Zij was studente in de klas waar jij dinsdag begint.
  
  'Ten tweede: dr. Martin Siddley Winters. Ik weet zeker dat je zijn geschiedenis kent. Een bekend ex-lid van de Partij en sympathisant. Is een paar jaar geleden uit de Partij gestapt, maar is, aanhalingstekens openen, Liberaal, aanhalingstekens sluiten, gebleven. Heeft onlangs zijn ontslag aangeboden als vice-kanselier van de universiteit toen de Congrescommissie hem had opgeroepen voor een hearing met betrekking tot zijn mogelijke connecties met de niet-zo-vreedzame demonstraties. Bekend opvoedkundige, erg gerespecteerd. Daarom wilde Berkeley hem natuurlijk aanhouden, ondanks zijn rode verleden. Vermoord - neergemaaid - toen hij naar een afspraak met het plaatselijk FBI-hoofd ging, nadat hij telefonisch had toegezegd bepaalde onthullingen te doen over de incidenten met de studenten. Tenminste, hij wekte de indruk dat hij dat wilde doen. De FBI is bezig met de zaak-Winters. Maar wij moeten ons er ook mee bemoeien. Wij zijn vooral geïnteresseerd in één detail.'
  
  Hawk trok energiek aan zijn sigaar en blies een dikke blauwe rookwolk uit. Nick wachtte geduldig.
  
  'In zijn zak,' vervolgde Hawk, 'heeft de politie een kaartje gevonden, een gewoon visitekaartje met het adres van de Oriënt lm- en Exportmaatschappij, die kantoor houdt in China-town in San Francisco. Deze firma importeert een heleboel dingen uit Saigon, Hongkong en andere havensteden, en we weten dat een bepaalde hoeveelheid er van van het Chinese vasteland komt.'
  
  'Heel sinister,' mompelde Nick. 'Maar een beetje dun als aanknopingspunt, niet?'
  
  Hawk knikte. 'Ja, maar het kan iets zijn. Het staat vast dat dr.Winters heeft deelgenomen aan de demonstraties op de campus en een zekere invloed op zijn studenten had. We weten niet in welke mate hij hen heeft beïnvloed, maar we weten wel dat hij bewonderd en gewaardeerd werd. Hij was trouwens professor van dezelfde klas die jij dinsdag toespreekt. Wat zijn verbinding met de Oriënt lm- en Exportmaatschappij betreft, daar hebben we geen idee van. Misschien was hij van plan te investeren in koperen Boeddha's of tempelbellen. Of misschien heeft hij dat kaartje opgeraapt zoals andere mensen lucifersboekjes oprapen. Maar we mogen het niet over het hoofd zien. Beslist niet.'
  
  'Stond er iets op het kaartje geschreven?' vroeg Nick. 'Nog vingerafdrukken, behalve de zijne?'
  
  Hawk keek gekwetst. 'Er stond niets op geschreven. Nee. Vingerafdrukken, ja, maar hopeloos vaag. En een er van vrijwel helemaal afgedekt door een duimafdruk van sergeant Watts van de politie die er, tot mijn spijt, niet helemaal met zijn hoofd bij was. Je kent onze beproevingen. En zijn we, zoals je op het punt stond te vragen, bezig de Oriënt lm- en Exportmaatschappij na te gaan? Ja. Hun activiteiten en personeel staan vermeld in Document O.I.E. in je map. Ogenschijnlijk is het allemaal in orde met die zaak. Maar via geruchten uit China-town weten we dat ze er niet altijd erg op letten waar hun spullen vandaan komen. En dat is geen misdaad, het is ook niet ongebruikelijk. Goed. Nog vragen of verzoeken?'
  
  Nick knikte. 'Eén. Politiebescherming.'
  
  'Wat?'
  
  'Gewoon, politiebescherming. Voor een paar uur, vanavond laat. Zodat ik niet al buiten bedrijf word gesteld nog voor ik begin die kinderen te onderwijzen. Hoe zit die Oriënt lm- en Export in elkaar - hebben ze daar opslagruimten of pakhuizen? Woonverblijven in het pand of in de buurt? Nachtwaker?'
  
  Hawk keek ernstig. 'Ik begrijp wat je bedoelt. Maar doe het in Godsnaam goed. Ik heb niemand om je te vervangen.' Hij legde de opzet van de firma uit. Naast het kantoor bevond zich een grote opslagruimte. Niemand sliep er, behalve misschien de nachtwaker, van wie het niet de bedoeling was. En aan de haven hadden ze een pakhuis dat in het geheim al doorzocht was en waar alleen brokaat, specerijen en sieraden waren aangetroffen. Het kantoor in China-town was niet doorzocht. Het was niet ... raadzaam geacht. Daar zou een bevel tot huiszoeking voor nodig zijn geweest, en daar was het veto over uitgesproken. Te opvallend, indien er daar iets te vinden zou zijn. Het pakhuis was iets anders geweest. Dat viel, met alle andere pakhuizen, onder jurisdictie van de havenpolitie ...
  
  'Zo zit het in elkaar,' besloot Hawk. 'En wat had je nu precies in gedachten voor de politie?'
  
  Nick vertelde het hem.
  
  Hawk glimlachte flauw terwijl hij luisterde. 'Dat zorgt er wel voor dat jij gedekt bent,' zei hij. 'En daar kunnen we wel op ingaan. Maar meer niet, snap je? We mogen ze niet waarschuwen, voor het geval ze iets te verbergen hebben. Vanaf, pak weg, half drie? Mooi. Nu zou ik je willen voorstellen dat je meteen naar je kamers in Berkeley gaat. Zoals ik al zei zit Zandowski daar op je te wachten. Hij is een amateurfilosoof, naast het feit dat hij een van de meest veelzijdige identiteitsmensen van de Redactie is. Hij zal je helpen met de vier omtrekken voor je lezingen en je camouflage als professor Haig. Neem mijn aktetas mee en geef hem die morgenavond als je je instructies hebt gehad.
  
  'En alsjeblieft - dit zijn je sleutels.'
  
  Hij gaf Nick een sleutelring en stopte de twee stapels papieren in de tas. 'Je zult ontdekken dat je eigen aktetas net zo is,' voegde hij er aan toe. 'De inhoud is natuurlijk verschillend. Aantekeningen voor lezingen en leerboeken met ezelsoren. Maar je eerste studierichting is de rapporten over de onlusten. Daarna ga je aan het werk op de aantekeningen voor je lezingen.' Hij keek Nick aan en grinnikte bijna. 'Misschien kunnen Spinoza of Descartes je blik verruimen. En ik heb begrepen dat er een paar uiterst aantrekkelijke meisjesstudenten zijn. Misschien geniet je er nog van.'
  
  'Misschien,' zei Nick en nam de aktetas aan. 'En misschien kan ik hun blik verruimen.'
  
  Hawk keek enigszins geshockeerd. Enigszins.
  
  'Eh ... eer je opstapt,' zei hij. 'Kijk even naar Haigs foto aan de binnenkant van de tas en ga dan naar het toilet. Wat je vanavond later ook gaat doen, als je op je kamers komt moet je er uitzien als een professor. Vooral als professor J. Nicholas Haig.'
  
  'Okay,' zei Nick. 'Mag de veroordeelde nog een telefoontje plegen?'
  
  Hawk keek op zijn horloge. 'Ah, ja,' zei hij. 'Ik heb een gesprek met Hollywood voor je aangevraagd. Ze zal er nu wel zijn.'
  
  Nick keek hem woedend aan terwijl hij opstond.
  
  De oude zwerver, dacht hij, even geprikkeld. Hij heeft waarschijnlijk ook al een plaatsvervanger namens mij gevonden.
  
  Maar dat was niet zo. En in zekere zin was het jammer dat dit het enige was dat Hawk niet had geregeld.
  
  
  
  De maan werd door een dik wolkenpak bedekt. Kort voor middernacht was de lucht betrokken, en dat kwam goed uit. Wat nog beter uitkwam was dat hier maar weinig straatlantarens stonden.
  
  Aan beide einden van het blok stond een geüniformeerde politieman. Ze drentelden langzaam heen en weer terwijl ze met hun knuppel zwaaiden. Geen van beiden scheen de schaduw op te merken die uit een steeg glipte en geruisloos de straat overstak, hoewel de mannen gespitst waren op elk geluid.
  
  Nick gleed snel langs de oude stenen gevel van de Oriënt lm- en Exportmaatschappij. Er waren twee deuren, de tamelijk indrukwekkende hoofdingang en een brede, ongemerkte deur die, zoals hij wist, naar de opslagruimte voerde. In het hoofdgebouw bevond zich een aantal kleine, hoge ramen, in het andere gebouw zat een groot, dichtgetimmerd raam.
  
  De ramen waren zonder ladder onbereikbaar. Hoewel de gevel oud was, bood hij toch geen houvast voor handen en voeten. Nick betastte de ruwe stenen en gaf het bijna onmiddellijk op. Als ervaren inklimmer wist hij wanneer het onpraktisch was om te proberen te klimmen. Dus bleven de deuren over.
  
  Een dunne lichtstraal scheen onder de hoofddeur door, alsof het licht van een nachtwaker ergens in een gang brandde. Door de deur van de opslagruimte viel geen licht.
  
  Daar dan maar eerst geprobeerd.
  
  Nick trok de kous over zijn gezicht en nek en trok de dunne handschoenen aan die hij gebruikte als hij uit inbreken ging. Behalve van zeer nabij leken ze op mensenhuid, maar de afdrukken die ze nalieten leken niet op de zijne en het materiaal was zó gevoelig dat zijn tastzin er piet door werd belemmerd.
  
  Hij betastte de deur voorzichtig. Hij was met een dubbel slot afgesloten en aan de binnenkant vergrendeld en de sloten waren stevig, maar er was niets bijzonders aan ze. De Speciale Slotenpikker moest ze aan kunnen.
  
  De straat lag donker en stil achter hem. China-town sliep. Het was 2.45 uur toen hij de duistere opslagruimte binnenging en zichzelf geruisloos insloot. Hij wachtte een moment, luisterde. Niets te horen. De smalle, sterke straal van zijn potloodlantaren speelde door de ruimte. In het tastende licht zag hij de stapels dozen, sommige nog dichtgeplakt, andere met los deksel er op alsof de inhoud er was uitgehaald.
  
  Binnen de drie kwartier had hij ze alle doorzocht, snel in de open dozen kijkend, gaatjes in de dichte makend. Hij trof goedkope brokaat aan, nog goedkopere zijde, wierook en koperen siervoorwerpen, poppen met spleetogen en plastic eetstokjes, en alles was zo onschuldig en opzichtig als maar kon. Hij snoof, tilde dingen op, rammelde met andere dingen, ontdekte niets verdachts. Als er ergens drugs verborgen waren moest het in minuscule hoeveelheden zijn. Er was zelfs niets aanwezig dat aantrekkingskracht kon hebben op een niet bijzonder kieskeurige dief. Nick ging verder. Er voerde een korte trap naar een binnendeur die, besefte hij, op zijn beurt naar de kantoren leidde. Hij forceerde het slot geruisloos en liep door een gang die schemerig verlicht werd door een lamp in de verte. Alles was rustig. Toen hoorde hij ergens verderop in de gang een stoel schrapen. Hij wachtte op voetstappen, maar die bleven uit.
  
  Even later deed hij de deur zacht achter zich dicht en sloop door de gang, terwijl hij door open deuren in kamers keek. Het waren kleine kantoren, gewone kantoren met schrijfmachines, haveloze dossierkasten, slordige bureaus. Ze zagen er niet veelbelovend uit, maar hij doorzocht ze snel. Opnieuw vond hij niets dat er op wees dat de Oriënt lm- en Export iets anders was dan een eerlijk bedrijf. Hij gleed op een gesloten deur aan het eind van de gang af. Het licht was hier helderder en op dat punt werd de gang kennelijk gekruist door een andere, of mogelijk door de vestibule.
  
  Zijn voeten waren geruisloos op het versleten tapijt. Hij bereikte het kruispunt van de gangen en bleef staan, keek behoedzaam in beide richtingen eer hij verder ging. De rechterkant was veilig. Hij eindigde bij een half openstaande deur met het opschrift VOORRAAD en hij zag dozen postpapier op de planken staan. Het was in de verte mogelijk dat ze zakken vol gevaarlijk wit poeder bevatten, maar hij betwijfelde het. Zijn neus was scherp, en vertelde hem dat hij potloden, inkt en papier rook. Zijn neus vertelde hem ook dat hij een menselijk wezen rook, een nogal sterk riekend exemplaar. Maar die geur kwam uit de andere richting.
  
  De nachtwaker zat op ongeveer anderhalve meter links van Nick, met zijn rug naar hem toe. Hij zat op een rechte houten leunstoel en las een Chinese krant bij het licht van een zwakke lamp, en hij stak niet veel van zijn lectuur op, want zijn hoofd knikkebolde. Hij zat met zijn gezicht naar de voordeur in een lobby met haveloze stoelen en een receptiebalie, en er was iets aan de manier waarop hij geposteerd was dat Nick deed vermoeden dat hij geacht werd die gesloten kantoordeur achter hem te bewaken, in plaats van de zaak als geheel.
  
  De man zuchtte even en zijn hoofd knikte naar voren. Met veel moeite hief hij het weer op en zijn gezicht spleet in een machtige geeuw.
  
  Het was jammer, dacht Nick, dat de man zo'n slaap had en niet in staat was het er van te nemen. Voor een Barmhartige Samaritaan zat er maar één ding op.
  
  Zijn hand gleed in zijn schouderholster en kwam tevoorschijn met een geleende .38. Het was een pistool dat hij zelden bij zich had, maar vanavond gebruikte hij het omdat hij verwachtte gezien te worden. Hij hield het wapen stevig vast en liep geruisloos op zijn tenen naar de stoel van de nachtwaker.
  
  Op het laatste ogenblik kraakte een plank even en de man draaide zich half om. Maar dat maakte het Nick alleen maar makkelijker hem stevig tegen de slaap te meppen en hem onmiddellijk onder zeil te laten gaan. Toen liet hij de slaper, met zijn hoofd tegen de leuning van zijn stoel, achter en probeerde de gesloten deur van het kantoor.
  
  Hij was, in tegenstelling tot de andere, afgesloten en dat boeide hem. En het kostte hem twee minuten om hem met de Speciale Slotenpikker open te maken, terwijl deze er meestal niet half zo lang over deed. Hij liet de deur een paar centimeter op een kier staan terwijl hij de kamer doorzocht. Zijn lantaren onthulde een groot kantoor met een fors, efficiënt uitziend bureau, enkele boekenkasten en een metalen brandkast.
  
  Hij ging eerst naar het bureau. De laden aan de ene kant waren vol monsters van de sieraden en andere dingen die hij in de opslagruimte had aangetroffen. De andere laden waren al even oninteressant, afgezien van de stapel visitekaartjes van de Oriënt lm- en Export en een kleine kas. Deze bevond zich in een afgesloten lade, en het was een flinke kas. Hij graaide er schaamteloos de ruim vijfhonderd dollar uit, terwijl hij zich afvroeg waarom een kleine kas zoveel geld bevatte en wat hij er mee zou doen als bleek dat de O.I.E.-maatschappij zuiver op de graat was. Toen richtte hij zijn aandacht op de brandkast. Daar moest wel het grote werk in liggen als vijfhonderd dollar een kleine kas betekenden.
  
  Hij werkte gedurende lange minuten, tastte en draaide met zijn dun geschoeide vingers en luisterde naar de geluiden van de klinkende sloten. Hij luisterde er zo intens naar dat hij het kreetje van verrassing uit de gang, gevolgd door een zachte klik, bijna niet hoorde.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Maar hij hoorde het toch en was gereed. Toen het heldere plafondlicht aanfloepte, was hij aan de andere kant van de brandkast weggedoken en gebruikte hem als dekking. De loop van zijn .38 stak dreigend de kamer in. Hij wist hoe hij er uitzag in zijn scherp gesneden pak en met het kousenmasker waardoor zijn gezicht onmenselijk vervormd werd, het pistool roerloos in de hand met de vinger op de trekker. Elke verstandige, zichzelf respecterende nachtwaker of zelfs directeur van de firma zou op de vlucht zijn geslagen.
  
  De nieuw aangekomene sloeg niet op de vlucht. Hij was een breedgeschouderde man met een breed gezicht en een grote, brede hand waar hij evenals Nick roerloos een pistool in vastklemde, en hoewel het forse gezicht niet was gemaskerd, was het bijna even sinister als dat van Nick. Er stond moordlust op te lezen.
  
  De brede man bleef in de deuropening staan en gebruikte de deur als een schild. Zijn toegeknepen ogen staarden Nick aan en zijn brede mond ging open als de klep van een brievenbus.
  
  'Laat pistool vallen of ik schiet in buik,' zei hij.
  
  'Wat moet jij hier, dief? Laat vallen, zeg ik!'
  
  Zijn eerste schot vloog langs Nicks pistool en miste het wapen op een haarbreedte. Zijn tweede passeerde Nicks eerste kogel halverwege en sloeg in de muur boven de brandkast. Nick vuurde snel terug, mikte op arm en knie, in plaats van op een vitaal orgaan. Het geluid van zijn schoten was oorverdovend in de kleine ruimte. Maar de schoten van de andere man waren nauwelijks harder dan het gezoem van een mug.
  
  En was dat normaal? vroeg Nick zichzelf af. Wat heeft hij te verbergen? En hij wierp zich uit zijn beschutting in vliegende draf, zodat hij achter het bureau lag eer de man met het brede gezicht kon meezwenken. Nick liet zich op een knie zakken en pompte twee snelle schoten door de opening onder het bureau. Beide troffen doel; hij hoorde een gebrul dat oprees tot een gegil terwijl Breedkop wankelde, naar zijn lichaam greep, en viel.
  
  En toen ging het licht uit.
  
  Vrijwel tegelijkertijd gebeurden er verscheidene andere dingen. Enkele waren niet meer dan vluchtige impressies, en het andere was een gebiedend, donderend gebonk op de buitendeur.
  
  'Wat is daar aan de hand?' riep iemand. 'Doe open! Politie!' En weer werd er op de deur gehamerd.
  
  Nick kroop door de opening onder het bureau naar de kreunende gestalte van Breedkop, en toen voelde hij een zachte luchtstroom achter zich. Daarna volgden een sissend geluid, en een tartend bekende geur die langs zijn neusvleugels gleed toen hij zich omdraaide.
  
  'Doe open! Politie!' hoorde hij, en het gebeuk op de voordeur veranderde in een splinterend geluid.
  
  Maar Nick bleef roerloos gehurkt zitten. In het vage licht van de lamp in de gang zag hij dat de boekenkasten die bijna direct achter het bureau tegen de muur hadden gestaan, opzij waren geschoven en een deuropening onthulden. Een fractie van een seconde meende hij er iemand te zien staan; en toen hoorde hij de voordeur opendreunen en mannen roepen; de boekenkasten gleden geruisloos terug op hun plaats.
  
  Hij krabbelde overeind en rende weg. Breedkop probeerde hem te pakken toen hij langs kwam.
  
  Nick trapte genadeloos naar hem en stormde de gang in. Hij had de tijd om een snelle blik te werpen terwijl hij rende, en meer niet. Twee stoere politiemannen stonden bij de kreunende nachtwaker in de gang. De een schudde aan de man en de ander keek op en zag Nick.
  
  Nick maakte een klein, hakkend gebaar met zijn linkerhand en wierp zich in de gang die langs de openstaande kantoren naar de opslagruimte voerde.
  
  'Hédaar!' hoorde hij, en de voetstappen donderden achter hem aan.
  
  Maar ze waren niet zo snel als de zijne.
  
  Iemand begon te gillen. Breedkop, dacht hij, hoewel het een schril, bijna vrouwelijk geluid was - 'Houd hem, houd hem! Dief! Moordenaar!'
  
  'Sloeg me van achteren neer,' zei een andere stem knorrig, en toen klonk het geluid van meer gedruis uit de gang.
  
  Hij stormde door de verbindingsdeur in het pikdonker van de opslagruimte. De deur ging vrijwel onmiddellijk weer open terwijl hij over dozen struikelde op weg naar de andere muur.
  
  'Sta of ik schiet!' brulde een stem, en de brede straal van een grote zaklantaren viel in de ruimte. Nick dook instinctief weg. Maar de stem was van een Ier en de hand omklemde een pistool.
  
  'AXE-man,' zei hij zacht, en stopte zijn pistool in zijn holster, terwijl hij zich naar het licht omdraaide. Er achter zag hij de gestalte van een geüniformeerde politieman.
  
  'God, u ziet er verschrikkelijk uit,' zei de politieman. 'Legitimatie? Snel!'
  
  Nick stak zijn linkerarm uit en hield hem onder het lichtschijnsel.
  
  De zaklantaren gleed over de hoofdletter A die daar met verdwijnende verf was aangebracht en liet de straal toen op de muur met de deur vallen.
  
  'Die kant,' zei hij. 'En doe nou gauw wat u doen moet.'
  
  Er klonken kreten in de gang die naderbij kwamen. 'Bedankt, makker,' zei Nick. 'En mijn verontschuldigingen.' Terwijl hij sprak schopte hij het pistool uit de hand van de agent en liet een enorme dreun los op de stevige kin. De politieman stortte neer als een zandzak, en Nick rende al terwijl hij nog aan het vallen was.
  
  Bij de deur hield hij even in en trok zijn pistool om een schot in de richting van de zaklantaren af te vuren, maar een stukje terzijde, zodat hij er zeker van was de agent te missen, maar de indruk wekte op hem te mikken. 'Wegwezen!' siste de politieman.
  
  Nick stoof de deur uit en smeet hem achter zich dicht. Hij rende naar het eind van het blok, ging de hoek om en draafde door tot hij een doodlopende steeg bereikte. Halverwege de steeg bleef hij staan om op adem te komen, rukte de kous af en trok zijn jasje uit, terwijl hij luisterde naar de geluiden van een eventuele achtervolging. In de verte riep iemand en er werd op een politiefluit geblazen, maar er waren geen tekenen van een onmiddellijke jacht. Hij duwde zijn masker en jasje onder een hoop afval in de steeg en haalde een flesje uit zijn broekzak. Na een stevige slok van de inhoud te hebben genomen, sprenkelde hij de rest over zijn kleren, gooide het flesje weg, en strompelde blij van zin naar de andere kant van de steeg terwijl hij over Ierse ogen zong en naar goedkope whisky stonk.
  
  Hij had vijfhonderd dollar in zijn zak en de herinnering aan een bekende geur om met zich mee te dragen. Het was in elk geval een begin.
  
  
  
  Hij bespeurde het antagonisme. Het zweefde als een kwalijke stank door de klas.
  
  Nick - dr.Jason Nicholas Haig van Princeton - keek naar de ongeveer vijfentwintig lege gezichten en koude, onvriendelijke ogen, en veranderde snel zijn plannen. Hij zou de lezing waar hij de vorige dag zo vlijtig aan had gewerkt de lezing laten. Dit was iets waar Hawk hem niet op had voorbereid, iets vreemds en onverwachts. Hij kreeg het gevoel op het moment dat hij het lokaal binnenkwam.
  
  Het zou alleen maar natuurlijk zijn als de klas, na het recente verlies van hun normale en blijkbaar zeer populaire professor, een zekere verlegenheid en kregeligheid vertoonde bij het begroeten van zijn opvolger. Maar waarom dit merkwaardig subtiele antagonisme, haat bijna? Winters had toch niet zó veel voor hen kunnen betekenen? Terwijl hij zich formeel aan hen voorstelde, dacht hij na over wat hij in Hawks rapporten over Winters had gelezen en wat hem de vorige dag was verteld als gevolg van het eerste onderzoek naar Winters dood. Daar school niets achter dat er op kon wijzen dat Winters rechtstreeks betrokken was geweest bij een van de zogenaamde vredesorganisaties of dat hij verantwoordelijk was geweest voor de opstand op de campus. Hij was alleen verdacht vanwege zijn roodgetinte verleden en zijn nauwe betrekkingen met zijn studenten. Maar er was geen enkele aanwijzing dat hij ongewoon nauw verbonden was geweest met een van die studenten en evenmin een bewijs dat hij zijn invloed voor subversieve doeleinden had toegepast.
  
  Hij fronste licht terwijl hij naar de norse gezichten keek en hij zijn spijt over de dood van dr.Winters uitsprak. Hij loog toen hij zei dat hij Winters vaag had gekend en hem enorm had bewonderd, en zijn brein spoorde hem aan de voorbereide lezing te vergeten en het op gevoel te spelen. Het was jammer, want hij had uren aan die voorbereidingen gezwoegd. Opeens was hij blij om het andere soort voorbereidingen dat hij had gepleegd in het appartement dat hem ter beschikking was gesteld. En hij was blij dat hij de gebruikelijke procedure had gevolgd en alle rapporten en memo's had verbrand en weggespoeld nadat hij de inhoud zorgvuldig uit het hoofd had geleerd.
  
  De Redactie, en vooral Zandowski, hadden hem een grondige achtergrondcamouflage gegeven. En degeen die voor het kleine, goed gemeubileerde appartement had gezorgd en zijn eigendommen er naar over had gebracht, had dit met uiterste zorg gedaan. Ze hadden alleen zijn ondergoed, sokken en schoenen uit de suite in het Mark Hopkins Hotel overgebracht en hem verder een geheel nieuwe garderobe gegeven. Nick was verbaasd over het aantal sportjasjes en broeken dat ze hadden verschaft. Professors, concludeerde hij, waren dan toch kennelijk vrolijke vogels.
  
  Zijn favoriete Players sigaretten waren achtergehouden en vervangen door een verzameling al goed ingerookte Dunhill pijpen. Attent hadden ze gezorgd voor een halve krat redelijk geprijsde whisky, drie flessen zeer oude Bourbon, een krat gin en een paar flessen cognac Napoleon. Zandowski had uitgelegd dat hij, hoewel het niet de bedoeling was de indruk van een dronkaard te wekken, af en toe gasten moest ontvangen, en hij had hem gewaarschuwd dat tegenwoordig zelfs studenten een borrel verwachten als ze bij hun professoren op bezoek gaan.
  
  Nick was geamuseerd; ze hadden hem alles gegeven, behalve een verzameling diafragma's in verschillende maten. Hij nam aan dat meisjesstudenten die zelf verstrekten. Maar nu was hij niet langer geamuseerd. Terwijl hij in de sombere ogen van zijn studenten blikte, overwoog Nick dat het onwaarschijnlijk was dat hij met een van hen ooit in het diafragma stadium zou geraken. En het was de bedoeling dat hij 'hun vertrouwen zou winnen.' In plaats daarvan was er geen sprake van dat het ijs op punt van breken stond. Hij had nog nooit onvriendelijker ogen gezien, zeker niet bij jongeren. En hij wist dat ze, als hij de voorbereide lezing zou geven, onvriendelijk zouden blijven kijken.
  
  Hij dacht een ogenblik na, sprak toen.
  
  'Het is,' zei hij, 'een filosofische waarheid dat niemand onmisbaar is. Niemand is onvervangbaar. Maar laat ik u aan een andere waarheid herinneren. In het menselijk hart kan niemand vervangen worden. En wanneer iemand sterft, gaat er iets voor altijd verloren. Iets is verdwenen dat nooit meer achterhaald kan worden, hoe groot of klein die iemand ook is geweest.'
  
  Hij aarzelde even, zag zichzelf toen in een heldere flits zoals ze hem moesten zien. En hij voelde zich een bedrieger. Daar stond hij voor hen, een bijna twee meter lange, onmiskenbaar knap uitziende professor, met een bijna klassiek profiel, een gleufje in de kin, een (tijdelijke) toets van gedistingeerd grijs aan de slapen, een bril met dik montuur en enigszins getinte glazen en een oprechte manier van optreden. Misschien wel misselijkmakend oprecht. Dat konden ze in elk geval zien. Maar wat ze niet konden zien waren de diepten van filosofische ongeschooldheid in zijn brein, of de geestelijke kerfjes voor de vele mensen die hij had gedood, of de stiletto die hij onder zijn mouw droeg, of het gasbommetje in zijn zak, of de Luger die Wilhelmina werd genoemd.
  
  Maar nu viel er voor hem iets te zien; hij zag dat hij plotseling hun aandacht had gevangen. Hij had hen overrompeld, en ze keken hem nu aan in plaats van door hem heen.
  
  'Ik ben hier niet om dr.Winters te vervangen,' zei hij. ik ben hier zelfs niet om als plaatsvervanger voor hem op te treden. Ik ben hier omdat u hier bent. En omdat ik hoop op de een of andere manier in staat te zijn u iets te geven van wat hij u had kunnen geven als hij in leven was gebleven.' Hij vroeg zich af wat Winters hen gegeven kon hebben. Drugs? Valse waarden? Een subtiele propagandalijn? Hij ging verder.
  
  'Ik geloof dat velen van u in dit lokaal persoonlijk bevriend waren met dr.Winters. Dat u op hem gesteld was, hem bewonderde, misschien zelfs van hem hield. Dat kan ik niet vervangen. Maar ik vraag u me halverwege tegemoet te komen. Ik vraag u me te accepteren voor wat ik ben - om het beetje kennis dat ik u misschien kan schenken te accepteren.'
  
  Opnieuw aarzelde hij. Er heerste nog steeds geen warmte, er was nog steeds geen spoor van vriendschap in hen te bekennen, maar ze luisterden tenminste, 'Ik zal,' vervolgde hij, 'vandaag niet de lezing houden die ik had voorbereid. Ik zou graag willen dat deze klas het normale lesuur besteedt op een manier die u goeddunkt. Degenen die werkelijk op dr.Winters gesteld waren, mogen de tijd doorbrengen met aan hem te denken, en aan de dingen die hij u heeft geleerd. Misschien kunt u zich afvragen wat hij u het liefst had geleerd.' Hij wierp hen een hopelijk veelbetekenende blik toe en sloot toen peinzend even zijn ogen. 'Ik ga nu terug naar mijn appartement. Ik ben niet van plan het kantoor van dr.Winters te gebruiken; mijn huis is mijn kantoor. Ik ben te bereiken voor iedere student die me zou willen bezoeken om kennis met me te maken. Ik kan u alleen maar zeggen dat ik klaar sta om u met vriendschap en open van geest te begroeten. En met een open hart.'
  
  Hij keerde hen een ogenblik zijn rug toe, en er klonk enig gedruis in het lokaal.
  
  'Ik ga nu,' zei hij, en keerde zich weer terug om hen aan te kijken. 'Mijn adres hangt op het mededelingenbord. U bent welkom. U weet natuurlijk beter dan ik waarom uw wrok tegenover mij zo groot is. Ongetwijfeld zou u dezelfde houding hebben aangenomen tegenover iedereen die de plaats had ingenomen van een gewaardeerd en kennelijk geliefd professor. Maar ik wil u er op wijzen dat ik niet probeer zijn plaats in te nemen. En ik wil u ook nog zeggen dat uw reactie onnodig was - en zeker overdreven.' Nu keken ze hem werkelijk scherp aan en luisterden als één man.
  
  Hij deed zijn tas met een abrupte beweging open en stopte er zijn aantekeningen in.
  
  'Ik heb u verteld dat ik Winters vaag heb gekend, dat ik waardering voor hem had. Als u het de moeite waard vindt, komt u er misschien achter dat ik meer met hem gemeen heb dan u denkt.' Maak daar maar eens wat van, zei hij in zichzelf en deed de tas dicht. Ze keken hem en elkaar aan. Oogleden knipperden, knokkels knakten. Hij pakte zijn tas op en knikte tegen de studenten, ten teken dat hij was uitgesproken. In doodse stilte liep hij tussen de rijen banken en ogen door. Pas toen hij het lokaal had verlaten en de deur achter zich had dicht gedaan, kwam er beweging in de klas.
  
  
  
  Haar slanke arm rustte op het portier van de lage Lancia en de vingers van haar rechterhand trommelden op het stuur. Af en toe gleden haar amandelvormige, donkere ogen, afgedekt door die fabelachtig omkrullende zijden wimpers die niet echt konden zijn - maar het wel waren -naar haar linkerpols. Er was een rimpeltje in haar voorhoofd toen ze op het miniatuur-horloge van platina keek. Verdorie, kwam hij dan nooit naar buiten? De laatste drie studenten waren drie kwartier geleden al vertrokken. Hij verwachtte toch niet meer bezoekers - zeker niet op zijn eerste dag.
  
  Schiet op, professor, verdomme nog aan toe!
  
  Ze had natuurlijk uit die auto van achttienduizend dollar kunnen stappen, de straat oversteken en aanbellen, zoals de anderen hadden gedaan. Maar dat was haar bedoeling niet. Ze wilde niet dat die eerste ontmoeting zou plaatsvinden op zijn kamers, voor het geval ze overeen kwamen met haar opvatting van het verblijf van de doorsnee professor - haveloos om te zien, steriel van atmosfeer, en ruikend naar stoffige, oude boeken.
  
  Nee, de atmosfeer moest precies goed zijn. En de ontmoeting moest op de juiste manier verlopen. Het zou verkeerd voor haar zijn om de openingszet te doen - althans duidelijk merkbaar. Het moest op toeval lijken. Hij mocht er geen idee van krijgen dat zij het contact arrangeerde; er mocht geen schijn van argwaan zijn. Maar kwam die man nou nooit het huis uit? Wat was hij toch aan het doen? Was hij aan het lezen, slapen, lunchen? Stond hij dat verbazingwekkend knappe profiel in de spiegel te bewonderen?
  
  Dat knappe uiterlijk was bepaald een verrassing geweest. Professoren zagen er meestal niet zo verdomd goed uit. En evenmin waren het agenten van de fbi of de Afdeling Verdovende Middelen ... wat hij namelijk wel eens zou kunnen zijn. Ze fronste weer toen ze naar de gesloten voordeur aan de overkant keek.
  
  Ze had het nagegaan. Er bestond inderdaad een dr.Jason Nicholas Haig en ze had een reproductie van zijn foto gezien. Deze deed hem geen recht, maar de gelijkenis was onmiskenbaar.
  
  En? Er zaten een heleboel amateurs in het bedrijf. Hij kon een onvervalst lokaas zijn, maar toch een lokaas.
  
  Aan de andere kant was het mogelijk dat hij alleen maar een onschuldig docent in de filosofie was. Dan nog kon hij nuttig zijn.
  
  Waar bleef hij toch?
  
  Wel, hij was bezig met een Scotch on the rocks en een bandopname.
  
  Nick leunde behaaglijk achterover en dronk van zijn Scotch. Wilhelmina bevond zich in een speciaal vak in de boekenkast dat bedoeld was om dingen in te verstoppen. Hugo, de stiletto, lag in een zak in de mouw, in plaats van in zijn gewone zeemleren schede. En Pierre zat in zijn zak, de dood verpakt in een metalen knikker die een talisman of een aandenken had kunnen zijn - maar het niet was. Stilte van de bandrecorder. Dan: 'Nou, dank u voor de borrel, dr. Haig. Het was absoluut het einde. Ik ...'
  
  Nick draaide aan een knop en verhaastte het vertrek van het blonde jonge ding dat was gekomen om hem aan te staren en te giechelen. Het speet haar dat dr.Winters dood was omdat hij zo'n aardige man was geweest. Het speet haar dat de klas dr.Haig zo koel had ontvangen, die ochtend, maar ze waren allemaal geschokt. Ze was er van overtuigd dat iedereen straks zou ontdekken dat dr.Haig ook een aardige man was. Haar stem verdween in een gekwek van de snel draaiende band.
  
  Het tweede deel was vrijwel geheel gevuld met de stem van Nick. Hij luisterde er naar, terwijl hij peinzend dronk, en dacht aan de jongeman met de brandende ogen en het lange haar die hem éénletterige vragen had gesteld, zijn boeken had bekeken en hem had aangestaard. Tad Bogan. Een van de universiteitsliberalen. Pienter, maar te druk bezig met internationaal onrecht om veel tijd voor zijn studie te hebben.
  
  Hij had Nick zo opzettelijk opgenomen dat het bijna grappig werd. Zijn vijandigheid was bijna tastbaar.
  
  'Wilde je iets speciaals bepraten? klonk Nicks stem.
  
  'U had ons toch uitgenodigd?' zei Tad. Een paar minuten later was hij vertrokken en had Nick alleen achter gelaten met een leeg glas. En het gevoel dat Tads onderzoekende blik toch niet bepaald grappig was geweest.
  
  Vervolgens Kevin Cornwall, de campuskomiek. Een brede mond, gevoel voor humor, vond vredesdemonstraties grappig maar had dr.Winters bewonderd om zijn geestigheden. Dat zei hij tenminste. En terwijl hij sprak en de grappen van zijn lippen liet tuimelen, had hij Nick met zijn blik tegen de muur geprikt en liep rond om de studeerkamer te bekijken met een belangstelling die zeer zorgvuldig werd gemaskeerd. Hij stelde vragen over Princeton. Hij plaatste humoristische opmerkingen over verschillende filosofische instellingen en lokte commentaar uit. Hij luisterde, knikte, maakte een grapje en vertrok. Nick zette de bandrecorder af.
  
  Hij was niets te weten gekomen, behalve dat hij op de proef werd gesteld. Het meisje in de Lancia verschoof haar slanke, één meter vijfenzestig lange lichaam in het diepe, leren kuipstoeltje, schudde een lok ravenzwart haar uit haar ogen en tastte naar het geopende pakje Turkse sigaretten in het handschoenenvak. Ze hief net een zuiver gouden aansteker op en wilde hem aanknippen toen de deur van het huis openging. De sigaret bleef onaangestoken tussen haar lippen hangen terwijl ze de lange, knappe man in het tweedjasje en de grijze broek naar buiten zag komen en van haar weglopen door de straat.
  
  Hij liep regelrecht naar de twee jaar oude blauwe Volkswagen en vouwde zich dubbel achter het stuur. Nick had besloten dat het geen zin had nog langer te wachten op andere studentenbezoekers. Hij bereikte niets met hen, ze kwamen hem alleen maar opnemen.
  
  Hij deed er beter aan zijn vrije tijd te besteden aan verkenning van de plek van zijn zondagse inbraak en om aantekeningen te vergelijken met de jonge AXE-man die Hawk had gepost om de zaak in het oog te houden. Trouwens, hij had honger en was in de stemming voor het eerste klas Chinese eten dat men in San Francisco's China-town kon vinden.
  
  Hij trok op van het trottoir en reed snel weg. Anderhalf blok verder moest hij stoppen om voor een verkeerslicht te wachten.
  
  Hij nam net de pijp uit zijn mond toen de auto opeens naar voren sprong; hij hoefde het geluid van de botsing niet eens af te wachten om precies te weten wat er was gebeurd. Een of andere idioot met slechte remmen was tegen hem opgeknald.
  
  Slechte remmen, of misschien wel iets anders.
  
  Hij keek in zijn achteruitkijkspiegel en kwam tot de conclusie dat het iets anders was.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Nick pelde zich los uit de auto. Hij had een aantal dingen in zijn hoofd, en wat hem het meest plezier deed, was het idee dat hij nu een goed excuus had om een andere wagen te nemen, die wat meer benenruimte en snelheid had. Met de motor van de Volkswagen achterin, kon je er donder op zeggen dat de wagen in elkaar lag en weken in de garage zou moeten blijven.
  
  Wat hem ook genoegen deed was dat hij de Lancia bij zijn huis geparkeerd had zien staan en dat hij na hem was vertrokken; het feit dat de Lancia hem op een zo dramatische manier had ingehaald was, zacht gezegd, boeiend. Hij wierp een woedende blik op de boosdoenster en bekeek de achterkant van zijn wagen. Hij had gelijk gehad wat de schade betrof. De kleine, bijzonder efficiënte Duitse motor lag in puin. En de andere wagen, die met zijn lange neus in het achterwerk van zijn kever stond, zag er vrijwel onbeschadigd uit. De machtige voorkant werd beschermd door een speciale stalen bumper en hij begreep dat hij geen enkele averij had opgelopen.
  
  Hij was een universiteitsprofessor die niet bepaald rijk was en zijn eerste reactie zou zijn bezorgdheid te tonen om zijn trouwe autootje. Maar toen hij naar de bestuurster van de Lancia keek, wist hij dat zelfs een professor de verontwaardiging niet zou overdrijven. Tenslotte was hij verzekerd, en vrouwelijke automobilisten die zo bijzonder mooi zijn, verzachten veel van een ongelukje. En wat dr.Haig betrof was dit uiteraard een ongelukje.
  
  De stem van het meisje bereikte hem nog eer hij de auto bereikte. Ze had zelfs niet de moeite genomen uit te stappen of de motor af te zetten.
  
  'Als u geen auto kunt besturen, mijn beste man, moet u of gaan lopen of een taxi nemen.'
  
  Nick bleef staan en nam haar op.
  
  'Als u geen rood van een groen licht kunt onderscheiden, mijn beste mevrouwtje,' zei hij geprikkeld, terwijl hij haar schoonheid bewonderde, 'stel ik voor dat u uw ogen laat nakijken. Of wist u niet dat het de bedoeling was remmen te gebruiken in plaats van bumpers?' En terwijl hij naar haar keek, dacht hij dat hij zelden in zijn leven en werk een zo opvallende vrouw had gezien. Haar merkwaardige luie stem paste bij haar exotische schoonheid en hij kwam onmiddellijk tot de conclusie dat ze gedeeltelijk Chinees moest zijn. Haar lichte olijfkleurige huid zonder make-up vormde een volmaakte omlijsting voor die fabelachtige ogen, de kleine wipneus, de hoge jukbeenderen, en de ferme koraalrode mond die duizend uitnodigingen tot ongelooflijke verrukkingen scheen in te houden. Maar op dit moment stond de mond eerder dwingend dan uitnodigend.
  
  'Het licht is groen,' zei ze, en dat was op dat moment ook zo. 'Uw rijbewijs en kentekenbewijs, alstublieft.'
  
  'Maar natuurlijk,' zei Nick. 'En de uwe, graag.' Want ze maakte geen aanstalten haar eigen legitimatiebewijzen te pakken en aan hem te laten zien. Hij glimlachte vriendelijk terwijl hij zijn portefeuille pakte en wachtte tot zij hetzelfde zou doen. Ze aarzelde, maakte een ongeduldig geluidje, en stak haar hand tenslotte in een grote handtas die er, ondanks zijn omvang, op de een of andere manier keurig en delicaat uitzag.
  
  Ongelooflijk genoeg luidde haar naam Tweelingbloesem. Ze keek fronsend naar het rijbewijs dat Nick van Documenten had ontvangen. Toen gaf ze een zacht kreetje en beet elegant op haar onderlip.
  
  'Ach, dr.Haig!'
  
  Toen die verwoestende ogen ditmaal opgeslagen werden om hem aan te kijken, was het alsof er een toverstaf over dat mooie, glanzende hoofd was gegaan. De ogen stonden vriendelijk en de lippen waren vaneen gegaan om twee rijen zeldzame parels te laten zien plus een rood tongetje dat dienst had kunnen doen als de stamper van een exotische tropische orchidee.
  
  Nick sperde zijn ogen in nagemaakte verbazing open. Nu was hij er zeker van dat deze ontmoeting niet op toeval berustte.
  
  'Dat klinkt alsof u me kent,' zei hij behoedzaam, en vroeg zich af wat de echte J. Nicholas Haig gezegd zou hebben. 'Natuurlijk ken ik u,' zei ze gretig en een tikje treurig. 'Ik zou u meteen herkend hebben als ik vanochtend niet laat voor de lezing was geweest. Het was al afgelopen toen ik kwam - de klas liep leeg en u verdween net in de verte. En nu ontmoeten we elkaar op deze manier. Het spijt me zo!' Ze wierp hem een meeslepende glimlach toe.
  
  'Mij spijt het niet,' zei Nick. 'En waarom zou het u spijten, daar het mijn fout was dat ik voor zo'n dom verkeerslicht stopte?' Hij grinnikte innemend tegen haar en ze lachte hardop.
  
  'Omdat het uw fout niet was, en dat wist ik ook wel. En natuurlijk is de schade voor mijn rekening. Als u even opbelt om die West-Duitse verzameling onderdelen te laten wegslepen,' zei ze en gebaarde met een kleine, nonchalante hand naar de kapotte Volkswagen, 'dan breng ik u graag waar u maar wilt. Ik vind het echt erg vervelend dat ik ...'
  
  'Nee, zeker niet,' onderbrak Nick haar. 'Ik had toch al iets sportievers willen hebben dan die blauwe kever, en nu heb ik een excuus. Dus wacht u maar even rustig af, dan zal ik de sleepwagen bellen. Oh, en bedankt voor het aanbod van een lift. Ik wou gaan lunchen. Chinees. U eet toch met me mee?'
  
  Opnieuw wierp ze hem die stralende lach toe. 'Afgesproken,' zei ze. 'Maar daar ik u de overlast heb aangedaan, bent u mijn gast. U zult wel ontdekken dat ik niet zo'n beste student ben maar toevallig wel een erg goede amateurkokkin. Zou u het erg aanmatigend - of verschrikkelijk brutaal - vinden als ik u vroeg of u bij mij thuis wilt lunchen?' Ze keek hem smekend aan, haar amandelogen wijd geopend, de lippen ietsje vaneen. 'Helemaal niet,' zei Nick. 'Een waar genoegen.'
  
  'Ah, prachtig!'
  
  Het verkeer kroop en zoemde om hen heen en toen dreunde er een stem in Nicks oren.
  
  'Okay, okay,' zei de agent, 'zullen we de verloving maar niet hier op straat vieren? Als u even de tijd hebt, kunnen we de zaak misschien weer op gang brengen?'
  
  
  
  Haar woning bevond zich hoog op Telegraph Hill met uitzicht China-town en het oudere gedeelte van de stad aan de ene en de Golden Gate-brug aan de andere kant.
  
  Het was een klein mooi, vrijstaand huisje. Twee verdiepingen en hoogstwaarschijnlijk een kelder, dacht Nick schattend; een nogal elegante behuizing voor een jonge studente. Aan de andere kant was Bloesem kennelijk geen gewone studente wat uiterlijk, geld en sophistication betrof.
  
  Bloesem wilde net haar sleutel pakken toen de voordeur open ging en een magere, bejaarde Chinese vrouw naar buiten kwam. De vrouw zei iets in een Chinees dialect dat Nick niet kende, en het meisje gaf een kort antwoord. Het kwam Nick voor dat de oude vrouw hem iets scherper opnam dan nodig was, maar hij had zich kunnen vergissen. Toen knikte de vrouw beverig, zoals oude vrouwen dat doen, en vertrok met een blik over haar schouder.
  
  'Zij houdt het huis schoon,' zei het meisje en liep de gang in.
  
  'Ah, juist,' zei Nick met professorale vaagheid. 'En woont u hier helemaal alleen in dit verrukkelijke huis?' Er stond een nummer op de deur dat Nick zich herinnerde uit het dossier van Hawk, en onder het nummer was een dubbele gleuf voor naamkaartjes. Maar er zaten geen naamkaartjes in.
  
  'Nu wel,' zei Bloesem nogal kortaf. Toen lachte ze haar bijna eetbare lachje en stak haar hand uit. 'Welkom, dr.Haig. In sommige opzichten ben ik de achterlijkste studente van uw klas - maar niet in alle opzichten, wel?'
  
  'Hm,' zei Nick. 'Of wou ik nee zeggen?' Hij pakte haar hand en hield hem vast. 'U bent in elk geval de meest aantrekkelijke. Bepaald het mooiste meisje van de universiteit. Welke universiteit dan ook.' En zijn glimlach was minstens even charmant als de hare.
  
  Ze lachte met een zilveren geluid.
  
  'Tjee, doctor, dat is erg aardig. Komt u binnen en maak het u gezellig. Eerst een drankje, dacht ik. Wat wilt u hebben?'
  
  Ik zou graag willen weten wat jij van plan bent, dacht hij, terwijl hij haar voortreffelijk gevormde gestalte door de gang naar de luxueuze zitkamer volgde; en ik zou trouwens ook best willen weten of je half zo seksy bent als je er uitziet.
  
  Ze bespaarde hem de moeite door antwoord op haar eigen vraag te geven.
  
  'Voor een oosterse lunch stel ik een oosters drankje voor.' Ze bleef voor een rijk gebeeldhouwde kast staan en pakte een fles en twee slanke kristallen glazen.
  
  'Ik heb hier een heel bijzondere rijstwijn die ik van mijn ouders heb gekregen, en ik ben er van overtuigd dat uw verfijnde gehemelte het op prijs zal stellen.' Ze glimlachte vleiend en schonk in.
  
  Ze zette de twee glazen op een zilveren blaadje. 'Alstublieft,' zei ze en hield het blaadje voor hem op.
  
  Hij nam een glas en zij het tweede. Ze namen, nog steeds staande, een slok, en ze zei: 'Op uw gezondheid, en op uw geluk in Berkeley.'
  
  Opnieuw de meeslepende glimlach. Nick bekeek haar verbijsterende donkere schoonheid en voelde een reactie. Ze was bijna te mooi om echt te zijn, en toch scheen er wezenlijke warmte onder de schoonheid te schuilen. 'Voortreffelijke wijn,' zei hij waarderend.
  
  Ze knikte en maakte een elegant gebaartje naar een diepe fauteuil. 'Ga zitten. En wilt u me even excuseren terwijl ik me verkleed? Ik vind westerse kleren ongemakkelijk.'
  
  Hij knikte toestemmend en ze verdween, gracieus als een bries in de lente.
  
  En toch was er iets aan de atmosfeer dat volstrekt niet lenteachtig was. Nick vroeg zich af waarom. Misschien kwam het omdat het meisje zo bijzonder sensueel was. Of misschien kwam het omdat Cissy Melford op dit adres had gewoond voor de tragische botsing op de bergweg. Vreemd dat het politierapport over Cissy geen medebewoonster had gemeld. Maar daar was ook, nam hij aan, geen reden voor. En het lag aan hem uit te vinden of de dood van Cissy enig verband hield met... met wat? Met wat dan ook.
  
  Hij zat langzaam zijn wijn uit het sierlijke kristallen glas te drinken toen ze de kamer weer binnen gleed en een vage geur meevoerde van iets muskusachtigs maar aangenaams. Ze had haar voortreffelijk gesneden sjantoengpakje uitgetrokken en verruild voor een nauwsluitende Chinese tuniek van vuurrode zijde. Het begon met een opstaand kraagje, golfde over haar prachtige borsten die er eerder door werden benadrukt dan omhuld, sloot om haar slanke middel, dat hij met zijn twee handen had kunnen omspannen, en eindigde vlak onder de knieën. Aan beide zijden waren spleten die tot bijna aan haar oksels reikten, en hij zag onmiddellijk dat er zich niets bevond tussen de stof en de warme olijfkleurige huid.
  
  Haar benen waren bloot en glad en de voeten staken in open sandalen. In haar oren droeg ze stersaffieren, gevat in een platinakrans met diamantjes. Afgezien van de simpele goudgroene drakenbroche op haar linkerborst, waren de kostbare oorringen de enige sieraden tegen de eenvoud van haar kleding.
  
  Eén ogenblik was Nick bijna ademloos. Haar schoonheid deinde als een schokgolf door de kamer.
  
  Hij stond op en hief zijn glas op terwijl zij het hare pakte. 'Op een bijzonder charmante gastvrouw,' zei hij. 'Op mijn mooiste studente. En de enige die vriendelijk is!'
  
  Ze bedankte hem met een wat triest lachje.
  
  'U moet het ons maar niet kwalijk nemen,' zei ze zacht. 'Maar het is een dubbele schok voor ons geweest. Niet alleen dr.Winters - maar dat verschrikkelijke ongeluk van afgelopen vrijdag in de bergen. Zes mensen uit de klas, op slag dood. Uw klas.'
  
  Nick keek haar gepast verbijsterd aan. 'Mijn klas? Dat realiseerde ik me niet. Ik wou dat men me dat van tevoren had verteld - dan had ik de zaken anders kunnen aanpakken. Goeie God, ja. Ik heb er dit weekeind over gelezen. Er zat een meisje, een zekere Cissy Melford, achter het stuur, niet? Was ze een vriendin van u?'
  
  Bloesem haalde haar schouders op. Haar borsten deinden provocerend.
  
  'Niet een echt dikke vriendin, maar dat maakt het er niet minder erg om. Ze heeft een poosje met mij in dit huis gewoond. Tot afgelopen vrijdag. Maar we leidden een volstrekt gescheiden leven. Ze heeft een - ze had een eigen ingang aan de zijkant en twee eigen kamers boven.' Ze schudde treurig haar hoofd. 'Het was een ontzettende tragedie. Maar laten we er niet meer over praten. Laten we nog wat wijn drinken.'
  
  Ze dronk haar glas sierlijk leeg.
  
  'Sta me toe,' zei Nick. Hij nam het glas van haar aan, liep naar de kast, schonk beide glazen weer vol. Toen hij zich omdraaide, zat ze op een lage, met zijde bedekte bank, opgerold in een hoekje, haar kleine voeten onder zich, en klopte op de plek naast haar.
  
  'Kom naast me zitten, doctor,' zei ze, en de uitnodiging in haar ogen was onweerstaanbaar. Hij ging zitten. Ze dronken.
  
  'Ik hoop dat u niet erg veel haast hebt,' zei Bloesem, ik vind dat niets een maaltijd zo bederft als ... haastig te eten. Het gevoel van verwachting voegt er zo veel aan toe, vindt u niet?'
  
  'Oh, zeker, zeker,' mompelde Nick. 'Maar kan ik u nergens mee helpen?' Hij had opeens sterke behoefte aan voedsel, koffie en frisse lucht. De uitstraling van het meisje begon op hem in te werken en het kostte hem bijna onmenselijke moeite zich er van te weerhouden zijn arm om haar heen te slaan en zijn hand rond een van die zachte, maar stevig gemodelleerde borsten te vouwen. Dr. J. Nicholas Haig was er de man niet naar om meisjes te molesteren.
  
  'Nee, heus niet, het kost bijna geen tijd om het klaar te maken,' fluisterde ze bijna. 'Sjing Toe, de oude vrouw, heeft altijd eten klaar staan zodat ik alleen maar het gas hoef aan te steken en wat ingrediënten toe te voegen. U weet dat voor ons Chinees voedsel erg weinig kookwerk nodig is. Een speciale toets, ja, maar na de voorbereidingen ... heel weinig tijd. Dus ontspan u, doctor.'
  
  Hij ontspande zich, vroeg zich af waarom dat zo makkelijk was. Kwam het door Scotch plus oosterse wijn, of alleen oosterse wijn? Hij kende het antwoord haast zonder er bij te hoeven nadenken. Maar hij stelde zichzelf nog een andere vraag. Voelde zij hetzelfde, of acteerde ze? Opnieuw gaf ze hem het antwoord, ditmaal op een andere manier. Naast haar zittend, redeloos opgewonden door haar nabijheid en schoonheid, zag hij dat ze zijn hand pakte en met de palm omhoog draaide terwijl ze hem met warm gloeiende ogen aankeek.
  
  'U hebt mooie handen voor een westerling,' zei ze, en hij zag het adertje dat aan haar slaap klopte. 'Groot en sterk, maar mooi. Het is me opgevallen dat de meeste Amerikanen erg ruwe handen hebben met grote knokkels en meestal nogal vuile nagels.'
  
  Om de een of andere reden voelde hij een plotselinge, intense begeerte haar te kussen. Maar ze was sneller dan hij. Met een tegelijk abrupte en gracieuze beweging tilde ze zijn hand op en haar hoofd schoot naar voren en die begerenswaardige koraalrode lippen werden tegen zijn handpalm gedrukt en haar lange, prachtige, gitzwarte haar was naar voren gevallen en streelde zijn naakte pols. In een flitsend moment ervoer Nick het meest volmaakte sensuele contact dat hij ooit in een zo onsensueel lichaamsdeel als zijn rechter handpalm had meegemaakt ... Het was ongelooflijk, maar ze vroeg er om, verlangde er naar. Hij haalde diep adem en sloeg zijn vrije arm om haar heen en trok haar tegen zich aan. Tegelijkertijd hield hij ogen open en oren gespitst, hoewel dit moeilijk was door het gebons aan zijn slapen.
  
  Haar lippen kwamen omhoog van zijn hand en toen, in een razende beweging, boog hij zich over haar heen en haar lippen hadden de zijne gevonden.
  
  Zijn mond ging open en de rode tong werd als een gloeiende dolk tussen zijn tanden en diep in zijn mond geduwd terwijl haar handen onder zijn jasje en hemd naar zijn blote rug gleden. Hij voelde haar tepels opeens hard worden door de dunne stof van haar tuniek, terwijl ze zich tegen hem aandrukte en haar vingers tastten en kneedden, en zijn eigen handen gleden in de spleten van die uitnodigende jurk en omcirkelden de naakte dijen tot hij de gladde, ronde extase van haar kleine billen vond.
  
  Ze bewoog zich even in zijn armen, zodat haar rondingen als fluweel tegen zijn handen streken, en haar benen gingen een stukje van elkaar, zodat hij niet alleen meer de rondingen van haar billen voelde. Hij liet zijn handen wegglijden van de uitnodigende kloof om de ronde billen steviger vast te klemmen. Zelfs voor hem, die nooit veel tijd verspilde, was het iets te vroeg voor grotere intimiteit. Maar een van haar kleine handen leidde de zijne naar het dal. De smalle heupen wentelden soepel rond, zodat zijn vingertoppen het doelwit vonden dat ze voor hem bestemd had, en hij voelde hoe zacht, hoe warm, hoe vochtig, hoe bijna gereed ze was. Hij voelde zich heet worden, voelde het bloed door zijn aderen razen.
  
  En toen, als een explosie, was ze van de bank gesprongen en stond, klein en rechtop, voor hem. Maar haar ogen schitterden fel, en ze glimlachte.
  
  'Hé, dr.Haig,' hijgde ze. 'U verbaast me. Voor een filosoof schijnt u - u wel erg een man van actie te zijn.'
  
  Nick dwong zijn polsslag te bedaren. Maar dit keer werd hij niet gehoorzaamd.
  
  'Nou, ik ben een praktiserend filosoof,' zei hij, en haalde diep adem, 'eentje die bewijsstukken bevredigender vindt dan zuivere theorie.' Hij kwam overeind en slaagde er in een tikje gegeneerd te kijken, hoewel zijn bloed nog heet klopte en hij wist dat ze hem opzettelijk had opgewonden. En dat ze even heet was als hij.
  
  'Jij verbaast me ook,' zei hij, met precies het juiste lachje. 'Voor een studente schijn je me bepaald een ... eh ... ervaren courtisane te zijn.' En dat was waar. Het was lang geleden sinds hij door een zo deskundige plaagster was bespeeld.
  
  Ze lachte hartelijk. 'Studentes weten tegenwoordig zo het een en ander,' zei ze. 'Courtisane! Wat een heerlijk woord. Ik zou misschien beledigd moeten zijn. Maar dat ben ik niet. En ik ben ook niet zomaar een sarster, een domme flirt.' Haar gezicht stond opeens ernstig toen ze naar hem opkeek, en ze liet haar hand luchtig op zijn arm rusten. 'Ik ben ook een praktische filosofe,' zei ze. 'Als ik iets wil hebben doe ik erg mijn best het te krijgen. Schokt dat u? Nee toch? U wilt mij toch ook?'
  
  Hij boog zich naar voren en kuste haar, aanvankelijk teder en toen met aanzwellende warmte. Het scheen het antwoord te zijn dat ze verlangde. Maar toen hij probeerde de kleine knoopjes op haar rug los te maken, fluisterde ze: 'Niet hier. Niet op de bank. Boven, de slaapkamer. Draag me er alsjeblieft naar toe. Ik moet je kracht voelen. Ik wil weten dat ik met een man ben, een echte man, helemaal man.'.
  
  Hij tilde haar op alsof ze een stukje speelgoed was en ze sloeg haar armen om zijn nek.
  
  'De trap is in de gang,' mompelde ze met half gesloten ogen, 'en dan sla je af naar...'
  
  'Oh, maak je maar geen zorgen, ik vind de slaapkamer heus wel,' zei Nick. 'De deuren hier beneden op slot? Ik zou niet graag onverwachte bezoekers zien.'
  
  'Vallen vanzelf in het slot. We zullen niet gestoord worden. Zullen we de wijn meenemen?'
  
  'Die hebben we toch niet meer nodig?' zei hij zacht, en hij zag haar ogen even flikkeren. Toen zuchtte ze en fluisterde: 'Nee.'
  
  Hij droeg haar de kamer door en de trap op. Ze was vederlicht, maar haar lichaam vibreerde en was verlangend, en zijn gehele wezen sidderde van koortsachtige begeerte zodat het hem moeite kostte haar niet regelrecht op de trap te nemen. Maar zijn geest controleerde de feiten in het ene hoekje dat koel was gebleven, en vertelde hem enkele zaken. In de eerste plaats dat die bijzondere oosterse wijn een liefdesdrank was.
  
  In de tweede plaats, dat wist ze. In de derde plaats, zij had er ook van gedronken, wetende welke eigenschappen hij bezat. In de vierde plaats, ze dacht dat ze iets kon bereiken door een naar seks hongerend beest van hem te maken en daarom - in de vijfde plaats - moest hij in staat zijn iets bij haar te bereiken. In de zesde plaats, zijn lichaam stond in vuur en vlam maar zijn waarschuwingscentrum was nog steeds alert, zijn lichamelijke kracht en reflexen waren onaangetast.
  
  Toen hij de kamer met het enorme ronde bed betrad, bleef hij even staan en drukte een brandende kus op haar mond. Maar terwijl hij haar kuste liet hij zijn zesde zintuig de kamer verkennen, en hij bespeurde dat er geen gevaar dreigde. Nog niet, tenminste. Eer hij haar neerzette deed hij snel de deur achter zich dicht en draaide de sleutel om. En terwijl hij haar naar het bed droeg bekeek hij de ramen aan weerskanten en merkte op dat ze open stonden maar van permanente horren waren voorzien.
  
  Ze zonk met een zuchtje in het bed weg. Hij kuste haar teder op het haar en liet zijn handen over haar gladde lichaam glijden, terwijl hij luisterde naar eventuele geluiden in het huis, maar hij hoorde niets. Als hij deze scène met haar goed speelde, zou hij misschien kans zien haar zo te verrassen dat hij de waarheid uit haar kreeg - haar verdediging doorbrak en te weten kwam waarom ze deze ontmoeting had versierd. Ontmoeting! Nou ja, woorden schoten tekort. Hij was er nu in elk geval dubbel zo zeker van dat ze het ongeluk met opzet had veroorzaakt. En hij was er ook zeker van dat er één ding was waarbij ze niet deed alsof. Hij wist niet in welke mate dat was te danken aan de oosterse wijn, maar - ze had er evenzeer als hij behoefte aan gehad naar de slaapkamer te gaan. En nu trilde ze van begeerte.
  
  Maar opnieuw verraste ze hem.
  
  Ze liet zich niet haasten. Na een ademloos moment van bijna-overgave op het bed, gleed ze uit zijn armen, beval hem te wachten, en verdween achter een zijden kamerscherm. Het kostte haar slechts enkele seconden om poedelnaakt voor hem te verschijnen in het schemerige licht van de kamer.
  
  Hij tastte naar haar, trok zijn jasje uit en wierp het weg. Hugo en Pierre nestelden knus in de plooien. Wilhelmina was thuis, nog steeds in het vak in de boekenkast. Bloesem raapte zijn jasje op en hing het zorgvuldig over een stoel. Bijna te voorzichtig, dacht hij, alsof ze het op de hand woog.
  
  Ze raakte zijn gezicht aan. 'Ga op het bed liggen,' fluisterde ze. 'Ik wil je uitkleden.'
  
  Hij ging op het grote ronde bed liggen en voelde het genot door hem heen golven terwijl ze hem langzaam zijn kleren uittrok. Schoenen ... sokken ... broek ... hemd ... Ze legde de kledingstukken keurig, bijna kieskeurig en teder weg, alsof ze van elk stuk dat zich zo dicht bij zijn huid had bevonden hield, alsof ze genoegen beleefde aan materiaal en weefsel.
  
  Toen hij bijna was uitgekleed, hield ze op, maar slechts lang genoeg om haar lippen als twee vlinders over zijn borst te laten glijden. Hij probeerde haar op zich te trekken maar ze schudde haar hoofd en glimlachte; ze liet zich nog steeds niet haasten, hoewel haar tepels hard waren en haar borsten zwoegden. Hij mocht haar niet aanraken eer ze hem geheel had ontkleed.
  
  En toen, na nog een verrukkelijk geprolongeerd moment, lag hij naakt op het bed met haar naast zich. En ditmaal gleden de lippen op en neer langs zijn naaktheid en haar handen waren als muisjes die de verborgen en gevoelige lichaamsdelen zochten.
  
  Hij smachtte naar haar, wilde haar overvallen en bezitten met een dierlijke lust. En tegelijkertijd wilde hij prolongeren wat ze aan het doen was. Hij bespeurde dezelfde razernij in haar, die wachtte om te ontploffen, en hij begreep dat ze, ondanks de door de wijn aangevuurde hartstocht, wilde genieten van elke nuance, elke subtiliteit van de liefdesdaad, eer ze zich overgaf aan de uiteindelijke acrobatiek die tot absolute extase zou leiden.
  
  En dus hield hij zich in met een beheersing die als een verrukkelijke foltering was en bespeelde haar met alle ervarenheid die, meende hij, een redelijk sophisticated professor zou bezitten. Het was moeilijk, terwijl zijn spieren zich spanden en hun lichamen tegen elkaar schuurden, te bedenken welke kunstjes hij geacht mocht worden te kennen en welke niet. Maar na een poosje deed dat er niet meer toe. Terwijl de hartstocht steeg, viel de techniek weg en een verrukkelijke wildheid nam de overhand. Hij herinnerde zich alleen nog dat kleine stukje van zijn brein alert te houden dat hem voorhield dat hij niet alleen een professor maar ook een spion was.
  
  Tenslotte viel ze over hem heen en trok hem over haar heen, en opnieuw vond zijn mond de hare en zijn lange lichaam bedekte haaf. Haar kleine, ronde dijen trilden en hij voelde dat ze zich onder hem bewoog toen ze ze wijd spreidde. Ze was nu gereed; kronkelend, kreunend, zich vastklemmend.
  
  Haar lichaam sloot zich rond het zijne. Hij werd in haar ondergedompeld, en er klonk een geraas in zijn hoofd dat slechts gestild kon worden door een diepe duik in haar binnenste.
  
  Hij dook. Ze klemden zich aan elkaar vast, hijgden, genoten van het gedeelde tumult.
  
  Op dat moment - op het moment van blinde climax terwijl zijn oren suisden en zijn brein rondtolde en zijn lichaam in het hare vervat was - hoorde hij het geluid. Het was niet hard. Heel zachte, glijdende geluiden, zo zacht dat hij er niet zeker van was dat hij werkelijk iets had gehoord. Maar hij draaide zijn hoofd snel terwijl het meisje zich kronkelde en kreunde, en hij ving uit een ooghoek de beweging van de schaduw op.
  
  Hij was bliksemsnel en het was een wrede beweging.
  
  Bloesem snakte naar adem van schrik en klauwde naar hem. Maar hij zat al in elkaar gedoken op de grond, de lange armen uitgestoken naar de schaduw die nu een man bleek te zijn. De harde zijkant van zijn hand ramde een gespierde nek en Nick zag de figuur in elkaar schrompelen.
  
  Hij zag ook, opnieuw uit een ooghoek, een tweede glijdende beweging, die opnieuw een schaduw betekende. Maar ditmaal was hij te laat. Hij was nog net lang genoeg bij bewustzijn om een vluchtige glimp van de ploertendoder die omlaag kwam te zien en Bloesems scherpe kreet ...'Nee, nee, nee!' - te horen en voelde toen de wereld exploderen in een soort explosie waar hij geenszins op had gerekend.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  De geur hinderde hem, belette hem te denken. En hij had een heleboel te overdenken.
  
  Nick bewoog zich ongemakkelijk in de beperkte ruimte die zij hem hadden toegestaan en schudde zijn hoofd om helderder te kunnen denken. Hij had een abominabele hoofdpijn. Alles bij elkaar was hij niet bijzonder tevreden over zichzelf.
  
  Hij was een eerste klas idioot geweest. Niet alleen dat hij zich had laten betrappen in een positie waarin geen enkele man in staat is zich te verdedigen; bovendien - en dat was erger - had hij zichzelf overschat. Nu de wijn was uitgewerkt, besefte hij wat de drank hem had aangedaan. Hij had zichzelf er mee voor de gek gehouden. Waarschuwingscentrum alert, bliksemsnelle reflexen paraat, lichaam in perfecte vechtconditie, beste, brave Carter - Jezus! Om de tuin geleid door koppige wijn en te veel zelfvertrouwen.
  
  Maar Bloesem had Nee, nee, nee gegild en het had geklonken alsof ze het meende.
  
  Vreemd.
  
  Misschien vond ze het gewoon niet leuk midden in de daad gestoord te worden. Hij vond het zelf ook niet zo leuk.
  
  Wat was dat verdomme voor een geur? Stinkend, verschaald, muf. Hij kende het ergens van.
  
  Ze hadden hem gebonden, een prop in zijn mond en een blinddoek voor zijn ogen gedaan, zodat alleen zijn neus iets kon opvangen. Hij maakte er druk gebruik van; hij wist dat hij die geur al eerder had opgesnoven.
  
  Vrij kort geleden, dacht hij. Het was niet de bekende, onverwachte geur van enkele nachten geleden; het was veel exotischer. Wat...?
  
  En toen hoorde hij ergens een gong klinken en opeens drong het tot hem door.
  
  Hij bevond zich in een Chinese opiumkit en wat hij rook was de klassieke geur van wierook die werd gebrand om de reuk van het bereiden van opium te maskeren.
  
  Hé. Erg boeiend.
  
  Met die gedachte in zijn brein gestopt teneinde later te overwegen, nam hij zijn roerige bezoek aan het huis op Telegraph Hill onder de loep. De gezichtloze figuren die hem in de slaapkamer hadden besprongen, waren niet door de deur of ramen binnengekomen. In zijn eerste bliksemsnelle overzicht had hij gezien dat die gesloten waren. Dat betekende dus een soort schuifpaneel. Hoogstwaarschijnlijk achter dat scherm.
  
  Hij vloekte weer om zijn slordigheid, en beproefde toen zijn boeien en zijn verkrampte spieren. Ruwe stof schuurde over zijn huid; hij was tenminste niet naakt meer. Dat deed hem zich in elk geval iets minder kwetsbaar voelen. De gong klonk opnieuw. Even later werd dit geluid gevolgd door het zachte open en dicht gaan van een deur. Hij hoorde het geschuifel van sandalen en wist dat er een of meer mensen in de kamer waren gekomen.
  
  Er klonk nu een nieuw geluid dat hem deed denken aan iemand die een kralengordijn opzij schuift. De voetstappen vertelden hem dat het twee mannen op gewone schoenen waren.
  
  Opnieuw bewoog hij zich een beetje. De koorden waren efficiënt gebonden en tamelijk strak, maar hij had er weinig fysieke last van. Hij scheen op een soort brits of bank te liggen, want onder zich voelde hij een zacht dek en hij voelde ook dat hij zich enigszins boven het niveau van de voetstappen bevond. En de enige pijn die hem kwelde was in zijn hoofd, aan de kant waar de ploertendoder was neergedaald. Het leek er dus op dat ze er tevreden mee waren geweest hem bewusteloos te slaan en op te bergen. Voorlopig, tenminste.
  
  Ruwe handen pakten hem plotseling beet en de prop werd uit zijn mond getrokken. Even later werd de blinddoek al even ruw weggerukt. Aanvankelijk kon hij in het plotselinge licht niets zien, afgezien van de vage omtrekken van de kamer. Hij lag nog met zijn ogen te knipperen om te proberen iets te zien toen hij overeind werd getrokken en zijn gebonden voeten neerkwamen op de stromat op de grond. De geur van de wierook was bijna overweldigend. Langzaam kon hij iets zien, de kamer, de mannen. Ze waren met hun vieren en ze stonden net buiten handbereik in een halve cirkel en keken hem aan zonder iets te zeggen. Twee van hen droegen ouderwetse Chinese mantels, maar de andere twee staken in westerse pakken. Ze hadden alle vier twee dingen gemeen: ze waren oosters en ze waren enorm van omvang.
  
  De man in de effen zwarte tuniek liep naar een kruk en ging zitten, en de andere man in de Chinese mantel deed een pas naar voren, zodat Nick hem bijna had kunnen raken als hij daar behoefte aan had gehad. De twee mannen in westerse kleding gingen ter weerszijden van Nick staan en sloegen hun armen over elkaar.
  
  De man in de zwarte tuniek sprak. Hij was de enige die zijn mond zou open doen.
  
  'Wie ben je?' Nicks geopende portefeuille lag in de hand van de man.
  
  Nick staarde hem aan, toonbeeld van verbijstering en verontwaardiging.
  
  'Wie ik ben! Je weet wie ik ben. En wat heeft dit allemaal te betekenen - mishandeling, roof, ontvoering? Jullie nemen wel risico, wat?' Hij keek hen woedend aan, liet een aardige melange van verwarring en angst zien. 'En wat hebben jullie met het meisje gedaan? Wat willen jullie van me?'
  
  Geen van de mannen verroerde zich. Hun gezichtsuitdrukking veranderde niet.
  
  Oh, wat ondoorgrondelijk Chinees, dacht Nick. Maar overdrijf het niet, jongens.
  
  Zwarte Tuniek sprak weer. 'Wie ben je?'
  
  'Neem me niet kwalijk, ik dacht dat je kon lezen,' zei Nick zenuwachtig vals. 'Ik ben dr. Jason Nicholas Haig, op het ogenblik verbonden aan Berkeley. Mijn legitimatie - als die zo belangrijk voor je is - zit in de portefeuille die je toevallig in je hand hebt.'
  
  De man in de zwarte tuniek liet de portefeuille op de grond vallen alsof het een drol was.
  
  'Je liegt. Wie ben je?'
  
  'Wat is dat voor onzin?' vroeg Nick. 'Jullie vallen me aan, slepen me hier naar toe, stelen mijn portefeuille, en dan heb je het lef me vragen te stellen? Ik zal het nog één keer zeggen, en ik waarschuw je dat ik maatregelen zal nemen. Ik ben dr. Jason Nicholas Haig, professor in de filosofie aan Berkeley. En wie ben jij?'
  
  Hij had slechts een fractie van een seconde om weg te duiken. Maar er viel nergens weg te duiken.
  
  De slag van de man rechts van hem raakte hem in zijn nek, en de man moest een bijzonder smerige techniek kennen, want gedurende een ogenblik was de pijn zo verschrikkelijk dat hij meende flauw te vallen. Hij wenste zichzelf al geluk dat dat niet gebeurd was, toen de ander hem van links raakte, zodat hij heen en weer zwaaide.
  
  Ze wachtten tot hij zich had hersteld en toen sprak de man in het zwart weer. Zijn stem was scherp en jengelend, maar zijn accent was merkwaardig beschaafd, bijna Oxfordiaans.
  
  'Misschien,' zei hij, 'kan ik ons tijd en jou aanzienlijke pijn besparen. En geloof me, ronddolende vriend, als ik pijn zeg bedoel ik pijn. Ik zal het zo zeggen. We hebben redenen om aan te nemen dat je dr.Haig niet bent, en we willen weten wie je wel bent, Als je de waarheid spreekt, kunnen we vermoedelijk tot een bevredigende regeling komen. Als je blijft liegen, zul je er eeuwig spijt van hebben.' Nick schudde zijn hoofd even. Dr. J. Nicholas Haig, hè? Een mooie camouflage had Hawk versierd. Het was niets voor hem om een camouflage te kiezen die zó vlot doorzien werd.
  
  Maar was hij echt doorzien? Hoe konden ze weten dat hij Haig niet was? Zijn achtergrond was onberispelijk en de echte Haig ging zorgvuldig schuil achter AXE-dekking. Misschien kon hij het alsnog met bluffen redden.
  
  'Ik begrijp het niet,' zei hij. 'Waarom zou ik iets met jou afspreken? Waarom denk je dat ik lieg?'
  
  Een spoor van een lachje krulde rond de strakke lippen van de ondervrager.
  
  'Je bent er op uit tijd te verknoeien,' zei hij. 'Dat zal je niet helpen. En je kunt moeilijk van me verlangen dat ik de bron van mijn kennis onthul. Maar ik zal je twee kleine aanwijzingen geven. Heel kleine. Ten eerste, je ongepaste bereidheid je in een wereld te begeven die de jouwe niet is, als ik het zo kies mag zeggen. Ten tweede, je lichaam - je kracht, je snelheid, je littekens. Het is een getraind lichaam, uiterst getraind, en niet op het onderrichten van filosofie. Genoeg. Ik verknoei tijd en kostbare woorden. Wees zo goed me te vertellen wie je bent eer ik het nodig ga vinden je te overreden.'
  
  Nick produceerde een uitdrukking van volslagen verbijstering.
  
  'Dit is volkomen onzin,' zei hij. 'Natuurlijk hou ik me fit.' Maar dat was alles wat hij tegen me kon houden, dacht hij. Of was dat wel zo?
  
  De man in het zwart keek hem aan. Toen stond hij langzaam op.
  
  'Ja, je hebt een goed, sterk, gezond lichaam, zoals we al hebben kunnen opmerken. Het was geen amateuristische slag waarmee mijn collega eerder op de dag werd geveld. We zijn geïnteresseerd in je lichaam, zoals jij zelf ook, lijkt me. Het is bovendien mogelijk dat je enige intelligentie bezit, hoewel je daar de laatste tijd niets van hebt laten blijken. Ik raad je aan dat nu te gaan doen.'
  
  'Ik weet niet waar je het over hebt,' zei Nick. 'Als de politie ...'
  
  'Er komt geen politie, geen hulp, voor je. In het komende uur wordt dat prachtige, dat benijdenswaardig getrainde lichaam van je gebroken en vernietigd.' De woorden werden langzaam en afgemeten uitgesproken en hun betekenis was onmiskenbaar. Zwartjurk was kennelijk geen man om zich aan ijdele praat over te geven. Zijn ogen doorboorden die van Nick. 'Vernietigd,' herhaalde hij. 'Maar het zal blijven leven. En terwijl je verminkte lichaam zich door de resterende jaren van je leven sleept, zal je geest schreeuwen om de genade van de dood. Want ook je geest zal verschrikkelijk en voorgoed beschadigd worden. Je zult een plant zijn, een stuk vegetatie, een jammerlijk omhulsel dat met dode ogen naar een lege toekomst kijkt. En van je verleden zul je je alleen de opperste pijn en verschrikking herinneren.'
  
  'Lieve help,' zei Nick. 'Dat klinkt afschuwelijk.' Het was misschien niet precies wat dr.Haig gezegd zou hebben, maar hij kon zich niet weerhouden. Die dreigende toespraak leek gewoon te veel op Foe Mansjoe.
  
  Zwartjurk keek hem giftig aan. 'Misschien denk je dat ik grapjes maak. Dat is niet het geval.' Hij knikte naar de man achter hem en gebaarde met zijn hand. De man stapte zwijgend door het kralengordijn aan het eind van de kamer.
  
  'Hij is het materiaal gaan halen,' zei de man in de zwarte tuniek. 'Wij gebruiken subtielere methodes dan jullie Amerikaanse gangsters. En nu vraag ik het voor de laatste keer. Wie ben je?'
  
  Nick klemde zijn tanden op elkaar. 'Voor de laatste keer dan,' zei hij woedend, 'zal ik je vertellen wie ik ben. En dan kunnen jij, jou namaak Foe Mansjoe, en je knechtjes naar de hel lopen. Ik ben dr. Jason Nicholas Haig, doctor in de filosofie, tijdelijk verbonden aan de Universiteit van Californië in Berkeley. En wil je nu ophouden met die krankzinnige farce en me vrij laten?'
  
  Toen deed hij zijn ogen dicht en haalde diep adem.
  
  Vroeg of laat moest iedereen een fout maken en het zag er naar uit dat hij nu aan de beurt was.
  
  'Nee, je blijft bij ons, professor,' zei de stem zacht, en hij kreeg een dreunende slag tegen het achterhoofd.
  
  Of misschien lag de fout bij Hawk.
  
  Hawk had kunnen weten dat hij niet echt het professorale type was.
  
  Hij herkende het apparaat onmiddellijk. De eerste keer dat hij er een had gezien, was vlak na de oorlog geweest toen hij had meegeholpen een concentratiekamp te ontmantelen ten zuiden van Jokohama. Later had hij er nog een gezien tijdens een geheime missie in Vietnam na een overval op een hoofdkwartier van de Vietcong. En hij had met een slachtoffer gesproken, enkele uren eer de man zich van kant had gemaakt.
  
  De man was een voortreffelijk agent geweest. Niettemin had hij doorgeslagen.
  
  Berouw was een van de minder voorname redenen waarom hij zelfmoord had gepleegd.
  
  Niemand kende de Chinese naam van het apparaat, maar op een bepaald ogenblik had een Amerikaans agent het de Overreder genoemd. En die naam was gebleven; het ding was afzichtelijk overredend.
  
  Het was een machine van ongeveer twee meter hoogte; een bouwsel met een metalen frame en klampen waardoor de voeten van het slachtoffer ongeveer driekwart meter uit elkaar vastgeklemd werden en een dikke leren riem rond het middel om te voorkomen dat hij zou vallen. De polsen werden omsloten door metalen armbanden aan de zijden van de man en bovendien was er op borsthoogte een metalen staaf om hem tegen te houden. Het middelpunt van het apparaat was een paar vreemd uitziende klampen, halverwege de voetsteunen, die zich ongeveer een meter omhoog strekten. De helften van de klampen waren ovaal en enigszins komvormig. Ze werden in beweging gezet door een schroef die de helften langzaam, heel langzaam, naar elkaar toe bracht.
  
  Er liep een rilling over Nicks rug toen twee van de mannen de machine naar de zijmuur schoven waar Zwartjurk stond te wachten. Hij kon zich levendig de afzichtelijke fysieke foltering voorstellen als zijn testikels geleidelijk werden verpletterd. En erger, veel erger zou de mentale foltering zijn te weten, terwijl hij de ondraaglijke pijn leed, dat hij voor de rest van zijn leven langzaam maar zeker werd ontmand.
  
  Hij was er op getraind vele vormen van marteling te doorstaan. Hij wist dat hij uren folterende pijn kon verdragen, als het moest dagen. Maar de meeste manieren van martelen hebben een ingebouwde ontsnappingsmogelijkheid waardoor je blijft hopen terwijl men langzaam sterft, waardoor je blijft zwijgen in de wetenschap dat de dood je op den duur zal bevrijden. Maar dat was hier niet het geval. Dit apparaat was niet dodelijk. Het verminkte lichaam en geest, zoals de man in het zwart had gezegd.
  
  Er wordt beweerd dat iemand op het punt van sterven zijn hele leven ziet afdraaien. Nick, zonder de hoop om te sterven, had andere gedachten. Terwijl de langste van de twee leeg kijkende boeven in westerse kleren zich bukte om de touwen rond zijn enkels door te snijden, zag hij opeens de jaren die zich voor hem uitstrekten. En hij zag een toekomst die werd bevolkt door de mooie meisjes die hij nooit zou bezitten, een toekomst waarin hij zo eenzaam als een wolk en zo onbruikbaar als een kapotte schelp zou zijn. Het was een benauwend beeld.
  
  Maar ten koste van alles moest hij blijven zwijgen. Wie en wat deze mensen ook mochten zijn, hij was niet van plan hen te vertellen wie en wat hij was. Hij wist dat hij, als hij dit eenmaal vertelde, niet zou kunnen ophouden. Hij zou blijven doorpraten, hoe getraind hij ook was. En hij wist veel te veel, te veel dingen omtrent AXE, te veel nationale geheimen, om spraakzaam tegen deze sadistische onbekenden te mogen worden.
  
  Het was alsof Zwartjurk zijn gedachten kon lezen. Zijn stem was iets minder scherp en zijn mond stond tevreden. 'Er zijn vele dingen die we van je zouden willen weten,' zei hij op babbeltoon. 'Ik ben er van overtuigd dat je ze, bij nader inzien, zult noemen.'
  
  Hij stond nu en ze duwden hem voetje voor voetje naar voren, terwijl de grove mantel losjes rond hem fladderde. Hij had geen keuze, geen enkele.
  
  Nu hadden ze hem omgedraaid, met zijn rug naar de skeletachtige doos, en ter weerszijden bevonden zich mannen die zijn enkels stevig vasthielden om zijn voeten in de klampen te duwen. Zijn handen waren op zijn rug gebonden en onbruikbaar. En toch gold nog steeds een van Hawks zegswijzen. 'Een goed agent,' had Hawk gezegd, 'laat zich nooit in een positie manoeuvreren waarin hij gemarteld kan worden. Hij zet zijn leven in en laat zich eerder al strijdend overweldigen.' En dat was de reden waarom hij geen enkele keuze had.
  
  'Een ogenblikje,' zei Nick op plezierige toon. 'Ik heb besloten mijn hoofd te gebruiken.'
  
  Er volgde een korte, afwachtende pauze.
  
  Hij gebruikte zijn hoofd. Het was het enige dat hij ter beschikking had.
  
  Hij pakte eerst de man bij zijn rechtervoet; die was de grootste. Zijn lichaam bewoog zich als een voorwerp dat door een krachtige elektrische stroom was opgezweept en zijn hoofd was een reusachtige vuist, voortbewogen met al zijn kracht. Hij raakte de man hard op de strategische plek waar de ruggengraat het hele zenuwstelsel in het hoofd voert, en de man viel bewusteloos neer. En toen, in dezelfde zwaaiende heupbeweging, draaide zijn lichaam en zijn schedel stootte tegen het gezicht van de tweede gebukte man. De man kreunde grommend en zijn handen glipten van Nicks enkels.
  
  Het had slechts enkele seconden geduurd. Maar nu kwam de man in de zwarte tuniek pijlsnel naar voren in karate-houding en Nick tolde om en keek hem aan. Met twee mannen uitgeschakeld en zijn voeten los had hij een kans. Hij liet zijn rechterbeen in de savatestijl omhoog komen en voelde zijn voet zwaar tegen zijn doelwit terecht komen. Als hij een schoen had gedragen, zou het meer uitwerking hebben gehad, maar zelfs de schop met zijn blote voet in het kruis van de man was voldoende om Zwart-jurk te doen vertragen en van pijn te doen kwekken. Nick danste zijwaarts, onhandig in zijn fladderende mantel, maar buiten bereik van de woeste uitvallen van de man. Maar vier man was één te veel. Die vierde raakte zijn nek met een karateslag en Nick zakte op zijn knieën. Een tweede slag nagelde hem daar vast, terwijl hij worstelde om bij bewustzijn te blijven en vaag dacht dat hij, wat ze ook deden, niet moest NIET MOEST gaan praten; hij dwong zijn geest hen te weerstaan; hield zichzelf voor dat hij met zijn hoofd en zijn voeten nog steeds een kans had. Hij probeerde overeind te komen. Maar in plaats van een wapen te zijn, was zijn hoofd nu een doelwit.
  
  Het doelwit van de zware koperen vaas die Zwartjurk met een woeste zwaai omlaag liet komen. Hij zag hem naderen en hij dacht: Mijn naam is Haig en ik doceer filosofie ... De vaas raakte hem zwaar.
  
  Zijn knieën leken te smelten en hij zakte bewusteloos op de grond.
  
  Later zag hij kans min of meer te bepalen hoe lang hij buiten westen was geweest. Een aanzienlijke tijd. Gedurende die periode waren er een heleboel dingen met hem gebeurd, en later besefte hij dat men hem, nadat hij bewusteloos was geslagen, had volgestopt met drugs.
  
  En niet alleen met een eenvoudig kalmerend middel.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  De geur van de wierook was verdwenen. In plaats daarvan hing er een vagelijk medische geur die aan de spreekkamer van een arts deed denken.
  
  Zijn wimpers gingen onwillig een stukje omhoog. Het was alsof ze vastgesoldeerd waren.
  
  Hij lag niet langer op de grond, niet langer op een bank, niet langer in de haveloze kamer met het kralengordijn. Er stond geen martelapparaat voor hem, en zijn vier metgezellen schenen hem te hebben verlaten.
  
  Zijn ogen gingen langzaam open. Hij deed ze weer zeer snel dicht toen de scherpe, meedogenloze pijn door zijn hoofd schoot. Hij probeerde het nogmaals. Hij had een immense hoofdpijn, maar ditmaal hield hij zijn ogen open. Nick ging voorzichtig zitten en keek om zich heen. Hij bevond zich in een moderne kamer. Een comfortabel en goed ingerichte kamer. Een doktersspreekkamer. Hij lag in een roodleren stoel tegenover een groot, leeg bureau, en achter het bureau zat een slanke, tamelijk kleine man met een ondoorzichtige zwarte zonnebril boven holle, gele wangen. Hij was geheel kaal en zijn gezicht was glad als van een baby. In een slanke hand met lange vingers hield hij een gouden sigaret; met de andere hand trommelde hij zacht en geduldig op het lege bureaublad.
  
  Dit is het, dacht Nick verdoofd. Opperhoofd, Baas Folteraar, de Grote Baas. Tweede fase van het spel. Meelevend begrip, redelijke woorden, een beroep op mijn intelligentie, dan terug naar de ballenkraker. Het is met me gebeurd.
  
  Toen besefte hij opeens dat hij geheel gekleed was; gekleed in de kleren waarin hij zijn woning in Berkeley had verlaten en die hij had uitgetrokken in de slaapkamer van het verrukkelijke en gevaarlijke meisje dat zich Tweeling-bloesem noemde. Het enige wat ontbrak was zijn bril, en hij voelde hem in zijn borstzak. En het enige nieuwe was een verband rond zijn pijnlijke hoofd.
  
  Hij keek weer naar de man achter het bureau, de man met de donkere bril. Hij kon de ogen niet zien, maar wist dat de man naar hem zat te kijken. Met een merkwaardig meelevende blik op zijn gezicht.
  
  De man sprak.
  
  'Voelt u zich nu beter, dr. Haig?' De Chinese stem klonk vriendelijk.
  
  Hij zou geknikt hebben als hij niet het gevoel had gehad dat zijn hoofd dan van zijn romp zou vallen en over de vloer rollen.
  
  'Ik geloof van wel,' mompelde hij onzeker. Zijn lippen waren droog en gebarsten en zijn hersens schenen in modder rond te wentelen. Waarom had hij gedacht dat deze man een tegenstander was ... een folteraar? Nou ja, wat deed hij hier als hij dat niet was?
  
  De nogal dunne lippen lachten aangenaam.
  
  'Geen fracturen,' zei de man achter het bureau, 'maar een tamelijk ernstige hersenschudding. Gelukkig schijnt u er erg goed tegen te kunnen. Maar u zult het toch een poosje kalm aan moeten doen. U moet beter op uzelf passen, doctor.'
  
  De stem klonk meelevend, aalglad. Het had de stem van een vriendelijke huisarts kunnen zijn.
  
  Nick deed zijn best om helder te denken. Hij had de meelevende behandeling verwacht. Maar op de een of andere manier klonk dit oprecht. Of school er een bedekt dreigement achter?
  
  'Ik begrijp er niets van,' zei hij. 'Wat is er gebeurd, wie bent u?'
  
  De glimlach verdween, maar de stem bleef vriendelijk. 'Natuurlijk bent u in de war. Maar neemt u het me niet kwalijk als ik niet te veel uitleg. Laat ik u alleen zeggen dat ik medicus ben, dat ik gelukkig enige invloed in China-town heb. En dat een zekere jongedame om hulp heeft gebeld.'
  
  'De politie?' vroeg Nick.
  
  'Nee, dr.Haig.' De stem klonk enigszins scherp. 'De politie heeft hier niets mee te maken. China-town handelt zijn eigen zaken af. Ik heb u persoonlijk kunnen helpen.'
  
  'Dan ben ik u mijn dank verschuldigd,' zei Nick. Zijn brein begon nu te functioneren maar ergens in de diepte spookte nog een nachtmerrie. 'Ik heb er geen idee van wat het allemaal te betekenen had, maar het schijnt dat ik veel aan u te danken heb.' En nu komt de aap uit de mouw, dacht hij; nu wordt het masker afgezet.
  
  De man achter het bureau hief een goed gemanicuurde hand in een afwijzend gebaar op.
  
  'Toe. U hoeft me niet te bedanken. Ik ben veel te blij dat ik heb kunnen helpen. Maar doctor, ik moet u zeggen dat de Chinese wijk van San Francisco soms erg gevaarlijk kan zijn. Er is een aantal sinistere en boosaardige mensen, en vaak doen ze dingen die men onmogelijk kan verklaren tegenover - tja, tegenover een buitenstaander. Voor zover ik heb begrepen bent u het slachtoffer geweest van een vreselijke vergissing.
  
  'En u moet ook niet vergeten, doctor, zoals een van uw westerse dichters eens heeft gezegd - "Oost is Oost en West is West, en de twee zullen elkaar nimmer ontmoeten." Ik ben het niet helemaal met hem eens, maar er zijn bepaalde gebieden waar men ... eh ... erg voorzichtig moet zijn.' Hij glimlachte weer. 'Begrijpt u?'
  
  'Ik geloof van wel,' zei Nick, al was hij er niet bepaald zeker van.
  
  'Mooi zo. U hebt een bijzonder ongelukkige ervaring ondergaan, maar het is nu voorbij en direct gaat u hier weg en zult u, hoop ik, het hele voorval vergeten. Ik kan u verzekeren dat de mannen die u mishandeld hebben zullen worden gestraft, en streng ook, maar dat moet u aan mij overlaten. Zoals ik al zei, Chinatown handelt zijn eigen zaken af.' Het gele gezicht verhardde zich. 'En veel doeltreffender dan de politie. Dus u kunt er zeker van zijn dat er recht zal geschieden. Maar onthoud u alstublieft dat het belangrijk is, laten we zeggen, dat u uit hun buurt blijft. Ik stel voor dat u de hele zaak uit uw hoofd zet en een dag of wat in bed blijft. Dat zal u goed doen.'
  
  Maar niet met Bloesem, dacht Nick, en keek met een somber voorgevoel toe toen zijn gastheer opstond en aan een lang zijden koord trok dat naast zijn bureau hing. Nu kwam de uitgestelde ommekeer, nu de terugkeer naar de ballenkraker...
  
  'Een taxi?' vroeg de man achter het bureau. 'Of wilt u nog een poosje rusten eer ik u naar huis stuur?'
  
  'Naar huis ...?' Nick kwam langzaam overeind en probeerde zijn verbijstering te verbergen.
  
  'Geen van de twee, dank u wel,' zei hij. 'Een wandeling zal me goed doen. Eh ... mag ik u vragen of - of het met het meisje in orde is?'
  
  'Ja, ze is in orde,' zei de man kortaf. Hij trok weer aan het koord. 'Maar vergeet niet wat ik over Oost en West heb gezegd. En dat wij in China-town niet gesteld zijn op bemoeienissen van buitenaf. U moet de zaak vergeten, dr.Haig. Het zou me verdriet doen u een leugenaar te moeten noemen. Ziet u, als iemand me hier naar vraagt, zal ik alles ontkennen. Evenals mijn assistente die u direct zult zien.' Zijn glimlach verzachtte zijn woorden.
  
  'Nou, als u het wenst,' zei Nick onwillig. 'Maar sta me toe u nogmaals te bedanken ...'
  
  Opnieuw wuifde hij met de delicate hand.
  
  'Hoeft niet. Vergeet u de hele zaak, doctor. Helemaal. En... Vergeet het, vergeet het, vergeet het. Het is erg belangrijk dat u het vergeet, begrijpt u dat, doctor?'
  
  Ditmaal begreep Nick het inderdaad. En in het slapende nachtmerriegedeelte van zijn brein verroerde iets onbehaaglijks zich.
  
  Even later voerde een knap, Euraziatisch meisje hem door een lange gang met een reeks dichte deuren zonder namen of nummers. En daarna door een andere gang, en nog een gang, tot hij te laat besefte dat ze een keer of twee op haar schreden was teruggekeerd, zodat hij er niet meer zeker van kon zijn uit welke richting hij was gekomen.
  
  Hij schudde zijn benevelde hoofd en vloekte binnensmonds. Het werd tijd dat hij zich vermande.
  
  Tenslotte deed ze een van de ongemerkte deuren open en ging hem via een korte trap voor naar een vestibule met aan het eind een dubbele deur met groezelige ramen waar hij de straat buiten door zag. Aan een van de muren hing een bord en onder het voorbijgaan keek hij er snel op. Hij zag enkele namen van personen en firma's, maar geen er van had als voorvoegsel dr. En de meeste kamernummers vermeldden geen namen.
  
  Het meisje deed de deur op een kier en Nick ging naar buiten. Ze zei niets, hij zei niets, en de glazen deur ging achter hem dicht. Hij keek op en las de woorden in het cement boven de deur. Er stond: JADE GEBOUW. Hij had het al eerder in het voorbijgaan gezien. Hij kende de straat, hij kende de omgeving, dit was hartje China-town. Hij liep langzaam weg, terwijl zijn gedachten rondtolden. De volgende straat, die parallel aan deze straat liep en waarin de gebouwen rug aan rug met de gebouwen stonden waar hij nu langs liep, huisvestte het kantoor en de opslagplaats van de Oriënt Import en Export Mij. En de reine, medische geur van de spreekkamer van de anonieme arts was dezelfde geur die hij had opgesnoven in de nacht, toen de boekkasten dat vlietende moment opzij waren geschoven.
  
  Hij liep door. Het was nu vroeg in de avond, bijna donker, en hij probeerde te berekenen hoe lang hij buiten westen was geweest. Te lang. Uren. De hele middag. Zijn hoofdpijn was onbeschrijfelijk. Hij dacht aan de ploertendoder. Hij dacht aan de koperen vaas. Natuurlijk had hij hoofdpijn. Maar zijn soort hoofdpijn moest afkomstig zijn van iets anders dan slagen. Hij was volgestopt met drugs. Mogelijk zelfs met een waarheidsserum terwijl hij bewusteloos was. Maar hoewel hij nergens anders zeker van was, was hij er van overtuigd dat hij niet had doorgeslagen - niets over AXE, niets over zijn opdracht had gezegd. ik ben dr. Jason Nicholas Haig ...' Nee, het was onmogelijk dat hij gepraat had. Ten eerste had zijn conditionering hem gehard tegen waarheidsserums, al was het dan niet tegen Overreders.
  
  Ten tweede, als degeen die hem had vastgehouden tijdens die ontbrekende uren de waarheid omtrent zijn identiteit te weten was gekomen, zou hij nu niet hier lopen denken met zijn pijnlijke hoofd. Dan zou hij hoogstwaarschijnlijk in cement verpakt liggen wegzinken in de zachte bodem van een van de mondingen van de Baai van San Francisco. Maar zelfs als hij in coma was terwijl ze hem waarheidsserum hadden toegediend, had hij toch minstens min of meer bij bewustzijn moeten zijn om ondervraagd te kunnen worden. Misschien hadden ze dat niet gedaan. Maar het moest wel, en ze moesten gefaald hebben, waarom zou hij anders ...? Hij worstelde met het probleem, ging een apotheek binnen, kocht aspirine, dronk koffie. Bloesem - de gangsters - de geheimzinnige arts - hoe stonden ze met elkaar in verband? En waarom? Oost, West, flauwe kul. Ze hadden aan zijn identiteit getwijfeld, hadden inlichtingen willen hebben. En waarom kon hij zich niet herinneren wat er met hem was gebeurd tussen de slag met de koperen vaas en het bijkomen in de spreekkamer van de arts? Waarom was hij gered?
  
  Vergeet het, vergeet het, vergeet het... Het is erg belangrijk dat u het vergeet. Vergeet het gewoon, doctor. Vergeet het, vergeet het, vergeet het...
  
  Hij verliet de apotheek en liep peinzend verder.
  
  Enige tijd later was hij bij Fisherman's Wharf, bijna zonder te weten hoe hij er was gekomen. Hij dronk er nog meer koffie. Ging daarna over op Ierse koffie. Liep naar buiten en ging op een bank bij de haven zitten. Stond op en keek blindelings naar het water en de lichten. Bedacht zich dat hij terug moest naar zijn kamers, om zich te concentreren, om de principes van yoga voor meditatie in praktijk te brengen in de eenzaamheid van zijn appartement, kwam tot de conclusie dat hij dat beter niet kon doen.
  
  Hij haalde diep adem en richtte zijn gedachten op dat donkere plekje in zijn brein. Na een poosje bewoog de nachtmerrie zich als een slapend dier en werd wakker. Hij dwong zich er mee te worstelen.
  
  Hij zweette onder het denken. Maar dank God voor je conditie, voor de training van AXE, voor Yoga.
  
  Vergeet het, vergeet het, vergeet het... Hij herinnerde het zich.
  
  Niet veel, maar iets. Hij was ondervraagd. Beleefd, maar aanhoudend, steeds herhaald, meedogenloos. En hij had geantwoord: 'Ik ben dr.Haig, tot voor kort verbonden aan Princeton ...'
  
  En tenslotte: 'Uitstekend, dr.Haig. Dat is alles. U zult dit vergeten, dr.Haig. U kent me niet, u hebt me nooit gezien, u zult me niet herkennen als we elkaar ooit zouden ontmoeten. U bent aangevallen; iemand zal u helpen. Vergeet onze ontmoeting, dr.Haig. Vergeet het, vergeet het, vergeet het...'
  
  Maar hij had zijn ondervrager weer ontmoet. Dr.Naamloos, vriendelijke redder-in-de-nood, door Bloesem te hulp geroepen. Maar waarom? Hoeveel wist zij van dit alles, en wat - oh, naar de hel er mee. Nick gaf het op en trok zijn blik af van de scheepslichten. Hij zou de antwoorden op die vragen nooit te weten komen door als een spook in de donker wordende avond te blijven staren.
  
  Hij rekte zich uit, gaapte, stond op, en liep naar de kabeltram. Als iemand hem had gevolgd, wisten ze nu dat een verbijsterde dr. Jason Haig een luchtje had geschept eer hij naar zijn kamers ging.
  
  De man die hem volgde had genoeg van dr. Jason Nicholas Haig. Hij zou zich misschien minder verveeld hebben gevoeld als hij had geweten dat Nick, nadat hij door de voordeur van zijn appartement naar binnen was gegaan, door een zijdeur naar de garage was gelopen en met zijn hoofd in een grote gereedschapskast was gedoken. Deze bevatte, onder andere, een zender-ontvanger.
  
  Nick op zijn beurt zou geïnteresseerd zijn geweest in een gesprek dat had plaatsgevonden terwijl hij in de avondlucht stond te peinzen.
  
  
  
  'Zo, stommelingen. Het is gebeurd. Nu komen jullie aan de beurt. Ik zal niet vragen waarom jullie je te buiten zijn gegaan. Ik zeg alleen maar dat dat het geval is. De volgende keer - als er nog een volgende keer komt - wachten jullie op uitdrukkelijke orders, begrepen?'
  
  'Maar de vrouw zei dat ze een teken had gekregen ...'
  
  'Ik heb met de vrouw gesproken en ik weet precies wat ze gezegd heeft. En ik heb met het meisje gesproken. Ik weet wie de schuldigen zijn. Jullie! Jullie zijn stom geweest. Jullie zijn stom. Hersenloos, grof, arrogant, verraderlijk!'
  
  'Maar we dachten ...'
  
  'Jullie hebben niet gedacht! Jullie hebben een fout begaan die rampzalig had kunnen worden. Meer dan een fout. Het was misdadig stom - roekeloos, onnodig gewelddadig. Verkeerd! Luister nu naar me. Jullie mogen niet meer gezien worden. Zelfs in jullie stomheid zullen jullie begrijpen waarom. Jullie hebben me van vier man beroofd. Hij mag jullie nooit meer te zien krijgen. Jullie zijn onbruikbaar geworden.'
  
  'Waarom? Als u er voor kunt zorgen dat hij u vergeet, kunt u er ook voor zorgen dat hij ons vergeet.'
  
  'Bah! Jullie zijn nog stommer dan ik dacht. De ramp moet in iets goeds omgezet worden. Natuurlijk moet hij zich iets kunnen herinneren van wat er met hem gebeurd is. En jullie ook. Jazeker, jullie zullen het je herinneren. En jullie zullen je jullie bestraffing lang, heel lang herinneren. Een lange en pijnlijke tijd ...'
  
  Een poosje later sprak dezelfde stem weer, nu tegen iemand anders.
  
  'Hoe betreurenswaardig de hele zaak ook was, het komt, geloof ik, wel goed. We zullen de ontwikkelingen nauwgezet in het oog houden. Jij vooral. Tegelijk gaan we met het fotospel door. Je hebt de foto's? Laat eens zien. Hmm. Ha. Aha. Walgelijk. Bijzonder goed. Erg bruikbaar. Misschien kunnen we ons verlies vergoeden.'
  
  
  
  Nick wachtte in de garage, sabbelde op een pijp waar hij niet bijzonder van genoot, en dacht verlangend aan een zeer verfrissende douche. Hij hoefde niet lang te wachten; de plaatselijke AXE-man had de antwoorden snel gevonden.
  
  'N3?' klonk de stem door de koptelefoon. 'Je hebt gelijk. De O.I.E.-maatschappij staat rug aan rug met het Jade Gebouw. Het laatste huisvest volstrekt fatsoenlijke zakelijke ondernemingen, allerlei verschillende zaken, al zijn ze een beetje terughoudend. Zo zijn ze in China-town; ze geloven niet in adverteren of namen op deuren plakken. Maar de reputatie van het gebouw is okay.'
  
  'Wie is de eigenaar?'
  
  'Downtown Realty. Uiterst keurig en respectabel.'
  
  'Jezus. Nou, ga er mee door. Misschien kun je nog iets opdiepen. En ook een lijst van huurders, graag. En hoe zit het met het politie-onderzoek naar de roofoverval bij O.I.E.?'
  
  'De dief is ontkomen. Gefeliciteerd. De agenten hebben hun uiterste best gedaan in het kantoor schuifpanelen te ontdekken achter de boekenkast en zo, maar hebben het niet kunnen vinden. De eigenaar, T.Wong Tsjen bleef steeds in de buurt en stond maar lief te glimlachen en hen voor de voeten te lopen. En ze hadden natuurlijk geen excuus om het behang van de muren te scheuren. Bovendien mocht het niet al te opvallend lijken.'
  
  'Dat zou ik ook zeggen. Hoe ziet die T.Wong Tsjen er overigens uit?'
  
  'Eh ... laat eens kijken. Alsjeblieft. Op een lelijke manier knap, staat hier. Niet slecht voor een kale Chinees. Tenger, goed gebouwd. Goed gekleed. Rookt gouden sigaretten. Geen haar op gezicht of schedel. Holle wangen, sterke mond. Draagt voortdurend een zonnebril.'
  
  'Je meent het,' zei Nick zacht. 'Als je me nou belazert...'
  
  'Pardon?'
  
  'Later, vriend. Kan er een mannetje op een huis op Telegraph Hill gezet worden?'
  
  'Geen schijn van kans. We komen toch al mensen te kort. Over het hele land verspreid. Deze zaak bestrijkt het hele land, weet je.'
  
  'Ja, ja, ik weet het. Wil je me nou doorverbinden met de grote vogel? En snel - ik geloof dat ik ergens verwacht word.'
  
  Hij sprak snel met Hawk, en nadat hij de radio in zijn namaak-accu had weggesloten, liep hij terug naar zijn kamers.
  
  Toen hij voor zijn deur bleef staan, begreep hij onmiddellijk dat iemand hem vóór was geweest. Het draadje was verdwenen en er klonk binnen een zachte mannenstem. Zijn eigen stem.
  
  De deur kraakte een beetje toen hij hem opende en zijn op de band opgenomen stem brak onmiddellijk af. Toen hij met zijn lange, snelle passen de zitkamer had bereikt, zat zijn bezoekster opgerold half te slapen in een fauteuil.
  
  Het verbaasde Nick volstrekt niet te zien dat het Bloesem was.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  'Goddank!' fluisterde zé. 'Eindelijk. Ik was zo ongerust -ik dacht dat er iets mis was gegaan.'
  
  'Die indruk had ik ook,' zei Nick droogjes. 'Of lopen jouw bezoekers altijd een schedelbreuk op?'
  
  Ze klauterde omhoog uit de diepten van de fauteuil en stak een kleine hand naar hem uit. Haar gezicht was bleek en geschrokken.
  
  'Oh, toe, toe! Je moet geloven dat ik niets weet van wat er is gebeurd - waarom, wie, wat dan ook. Nu weet ik tenminste een klein beetje, maar toen wist ik het niet. Geloof me - het spijt me zo verschrikkelijk. God weet dat het voor mij ook een schok was.'
  
  Nick keek iets vriendelijker en duwde haar zacht terug in de stoel.
  
  'Natuurlijk. Ik geloof dat we allebei behoefte aan een drankje hebben - en een babbeltje. Cognac?'
  
  Ze knikte, terwijl ze achter haar handen rilde.
  
  'Ik neem eerst een hoofdpijnpoeder, als je het niet erg vindt,' zei hij. 'En deze keer zal ik er voor zorgen dat we niet gestoord worden. Hoe ben je overigens binnen gekomen?'
  
  'Hospita,' zei ze met een klein stemmetje. 'Ik heb gezegd dat ik een studente van je ben.'
  
  'Ik geloof dat je me nog het een en ander kunt leren. En dat is de bedoeling ook, mijn lieve Bloesem.'
  
  Hij verliet haar en liep snel door zijn kamers, controleerde bergplaatsen en deed de voordeur op slot. Uit het medicijnkastje in de badkamer pakte hij een speciale pil, Merk AXE, gegarandeerd om de geest te verfrissen en de maag te kalmeren. Daarna ging hij naar de keuken om de pil met een groot glas koude melk weg te spoelen en een bakje ijsblokjes te pakken. Even later zaten ze tegenover elkaar in de zitkamer en dronken cognac on the rocks.
  
  'Goed dan, Bloesem,' zei Nick. 'Vertel het maar. Wat is er aan de hand? Hoe ben ik in die troep terecht gekomen, en hoe ben ik er weer uitgekomen?'
  
  Ze haalde diep adem en schudde haar mooie hoofdje.
  
  'Ik weet niet wie het waren. Ik weet niet waarom ze je mishandeld hebben. Eerst begreep ik er helemaal niets van, ook al zag ik - kans hulp te krijgen. Maar vanmiddag laat werd dit... dit onder mijn deur geschoven.' Haar gezicht was doodsbleek toen ze haar grote handtas openmaakte en er een lange bruine envelop uit haalde. 'Zelfs toen begreep ik nog niet hoe ze binnen waren gekomen. Ik - ik geloof dat ik flauw was gevallen. Maar nadat ik dit had gekregen, heb ik nog eens gekeken. En ik ontdekte dat er een schuifpaneel is tussen mijn kamer en de zitkamer van Cissy. Niet alleen een schuifpaneel. Ook een schuifkijkgat. Het ziet er naar uit dat ze eerst het kijkgat hebben gebruikt. Zet je schrap, dr.Haig. Je zult dit niet leuk vinden. Ik tenminste niet.'
  
  Ze gaf hem de envelop. Hij keek haar vragend aan terwijl hij de envelop opende. 'Een schuifpaneel,' zei hij vlak. 'En daar wist jij niets van. Cissy wel, denk je?'
  
  Ze schudde haar hoofd, zag hoe hij de glanzende afdrukken uit de envelop haalde. 'Ik denk het niet. Maar mijn huis is altijd eigendom van Chinezen geweest, en de Chinezen schijnen dol te zijn op geheime deuren.'
  
  Zeg dat wel, dacht hij, en keek naar de foto's die hij in zijn hand had. En al had hij het half en half verwacht, hij was een ogenblik geschokt.
  
  Mijn God, zag het er zo uit, dacht hij.
  
  Onbeschrijfelijk obsceen.
  
  Op de eerste drie foto's waren hij en Bloesem bezig aan het liefdesspel. Op de volgende drie waren al te aanschouwelijk de stuiptrekkingen zichtbaar die tot de climax leidden. Hij was een sater, zij een hongerige nimf, en ze verslonden elkaar.
  
  'Het briefje,' zei Bloesem zacht.
  
  Hij voelde weer in de envelop en haalde een velletje grof gelijnd papier tevoorschijn. In blokletters stond er op: 'Laat deze aan uw vriend de doctor zien. Wij bezitten de negatieven. U hoort allebei nader van ons.'
  
  'Juist,' zei Nick en deed briefje en foto's weer in de envelop. 'Heel interessant. Als je me nu eens alles vertelde wat je weet, van het begin af.' Hij gaf haar de envelop terug en wachtte af.
  
  Ze sperde haar ogen open. 'Maar snap je dan niet dat dit een soort chantagepoging is? Begrijp je niet hoe ernstig, hoe verschrikkelijk dit voor je kan zijn?'
  
  'En misschien ook voor jou,' zei hij. 'Maar ik ben niet van plan me te laten opjagen. Ik heb niet mijn hele leven in een universitaire ivoren toren doorgebracht.' Maar hij kon zich wel voorstellen hoe hij zich gevoeld zou hebben als hij dr. Jason Nicholas Haig was geweest, en deze gedachte bracht andere gedachten op gang. 'Vertel me dus alles,' zei hij. 'Vooral over de man die me gered heeft, en hoe het hem gelukt is.'
  
  'Dat kan ik niet!' riep ze. 'Dat heeft hier niets mee te maken. Ik kan je niet uitleggen hoe de dingen in China-town worden gedaan. Je bent nu toch veilig? Je leeft! Dat gedeelte is afgelopen; nu hebben we hier mee te maken. Wat moeten we doen?'
  
  'We moeten eens verstandig overleggen,' zei Nick. 'Geef mij die foto's maar, dank je.' Hij plukte de envelop uit haar slappe vingers en stopte hem in een binnenzak. 'Ik hou niet van chantage, wie het ook probeert te doen. Maar ik heb er geen bezwaar tegen het zelf eens te proberen. Laten we het zo stellen. Laten we zeggen dat jij me niet vertelt wat ik weten wil. Dan onderneem ik stappen. Heel eenvoudige stappen. De hele wereld weet dat er met foto's geknoeid kan worden. Ik geloof dat bijvoorbeeld de leiding van de universiteit mij zou geloven als ik zei dat er met deze foto's geknoeid is. Als ik dat zou moeten zeggen. Maar eer het zover is zou ik regelrecht naar de politie kunnen gaan en zeggen: Luister eens, we zijn allemaal mannen van de wereld. Zien jullie deze foto's? Ik word gechanteerd. En wat doet het er toe of Berkeley me ontslaat? Ik kan altijd nog research doen. Dit soort dingen wordt op den duur vergeten. Natuurlijk is het jammer dat jouw gezicht ook te zien is. Maar dat wil alleen maar zeggen dat jij een uitweg voor jezelf zult moeten bedenken, of me anders vertellen wat ik weten wil.'
  
  'Maar je meent het niet dat je die aan de politie laat zien,' fluisterde ze. 'Met mij er op? Zou je me dat aandoen? Mijn vader, mijn familie? God, mijn vader weet dat ik - bezoekers heb, vrienden, maar hier zou hij kapot van zijn. Hij wil zo graag trots op me zijn. Dat zou je niet doen.'
  
  'Oh, reken maar,' zei Nick. 'Vind je me hard? Dat spijt me dan. Maar docenten in de filosofie zijn niet de ruggengraatloze schepsels waar jij ze misschien voor aanziet. En het is bepaald de beste weg voor ons allebei om naar de politie te gaan.'
  
  'Oh, nee, dat kan niet.' Haar lippen en haar stem trilden. 'Wraakzuchtige mensen - je kent ze niet. En mijn vader - oh, nee.'
  
  'Goed dan,' zei Nick, en stond op. 'Je laat me geen keus. Ik bel ze meteen op.' Hij keek met harde ogen op haar neer. 'Ik vraag niet veel. Alleen maar dat je me vertelt wie me geholpen heeft, waarom hij het heeft gedaan, hoe hij het heeft gedaan. Simpel genoeg.'
  
  'Nee, dat is het niet, oh nee, dat is het niet,' jammerde ze. Toen zag hij dat haar tevoren bleke gezicht rood was en haar ogen flonkerden. 'Probeer het alsjeblieft te begrijpen ...' Ze zuchtte en rilde, keek hem met half geopende mond aan. 'Help me, help me!'
  
  Eindelijk, dacht hij.
  
  Het poeder begon te werken. Het was lang zo krachtig niet als haar Oosterse liefdesdrank of het waarheidsserum dat AXE soms gebruikte, maar het was het enige dat hij bij zich had en had tenminste in het algemeen de gewoonte remmingen te overmeesteren.
  
  Hij boog zich opeens naar voren en nam haar in zijn armen.
  
  'Bloesem, toe,' fluisterde hij. 'Vertel het me, voor je eigen bestwil. Vertel het me, dan zal ik je helpen. Want ik weet dat je hulp nodig hebt.' Hij kuste haar haar ... haar ogen ... haar lippen. En toen drongen ze tegen elkaar op. Eindelijk maakte hij zich los. 'Toe,' zei hij weer, 'geen geheimen voor mij. Je kunt me vertrouwen.'
  
  Ze keek naar hem op met zwemmende ogen.
  
  'Het was mijn vader,' zei ze aarzelend. 'Dokter Twin. Hij - hij heeft een zekere invloed in China-town. Zodra ik bijkwam en me herinnerde wat er gebeurd was, heb ik hem opgebeld en gesmeekt uit te zoeken wat er met jou was gebeurd. Toen is hij het nagegaan en het te weten gekomen. Dingen raken altijd bekend in China-town, zie je. Dus heeft hij er voor gezorgd dat je vrijgelaten werd.'
  
  Nick trok zijn wenkbrauwen op. 'Zo maar?'
  
  'Zo maar. Oh, zo eenvoudig was het niet, maar het is hem gelukt. Hij doet alles voor me. Zolang hij maar het gevoel heeft dat - ik het waard ben. Ik zou het niet kunnen verdragen ...'
  
  'Maar dan weet hij wie die mannen zijn,' zei Nick. 'Hij heeft me zelfs beloofd dat ze bestraft zouden worden.'
  
  'Natuurlijk weet hij dat. Maar hij vertelt het mij niet, en jou ook niet, wat we ook doen.'
  
  'Dat dacht ik al,' zei Nick. 'Maar dan moet hij ook van de foto's weten, niet? Hij moet zelfs zo veel weten dat de foto's er niet toe doen.'
  
  'Nee! Dat kan niet. Snap je het niet? Dat zouden ze hem niet vertellen; als ze dat wel hadden gedaan zouden ze dit houvast op ons niet hebben. En dan zouden ze mij de foto's niet gestuurd hebben. Er moeten meer van die mannen zijn; er moeten anderen zijn die hij niet heeft kunnen vinden. En de mannen die jou vast hielden zullen nooit iets over de anderen zeggen. Nooit!'
  
  'Niet tenzij je je vader alles hier over vertelt,' zei Nick grimmig.
  
  'Nee!' gilde ze bijna, en kroop weg in haar stoel. Oh, goed dan, dacht hij, en probeerde een andere benadering. Hij keek haar lang aan, zei toen: 'Je zit in moeilijkheden, Bloesem. Zeg eens - hoe lang gebruik je de naald al?' Haar blozende gezicht werd weer bleek en ze snakte opeens naar adem. Hij stond even plotseling op en legde een hand op de beide bandjes van haar jurk. Heel zacht maar zeer snel trok hij de jurk over haar prachtige schouders. De twee peervormige borsten staken naakt en uitnodigend naar voren.
  
  Hij sloeg de uitnodiging af. Zijn handen gleden onder haar oksels en streelden ze.
  
  'Mijn beurt om jou uit te kleden,' zei hij zacht. 'Maar toen het andersom ging, heb ik de prikjes gezien, Bloesem. Je bent er al een hele tijd aan, is het niet?'
  
  Haar prachtige, helle ogen flonkerden van woede. Ze deinsde abrupt achteruit en de kleine pareltanden werden ontbloot in een strakke grimas van kwaadheid. Haar slanke handen duwden zijn sterke vingers weg en ze trok haar jurk op. En toen, even snel als haar woede was opgeweld, veranderde haar stemming. Ze liet haar hoofd zakken en zuchtte.
  
  'Te lang,' fluisterde ze. 'Veel te lang. Ik wilde niet dat je er achter zou komen. Hoe kon je zo verdomd scherp zien? Ben je er een expert in?'
  
  Hij schudde zijn hoofd. 'Nauwelijks. Maar ik ben ook geen pasgeboren kind, zoals ik maar steeds blijf zeggen. Het zal niet meevallen, Bloesem. Niet meevallen om in jouw schoenen te staan. Ik heb jonge mensen al eerder die kant zien opgaan. Te veel jonge mensen. Ik heb ze zien high worden en ik heb ze in elkaar zien storten. Soms langzaam, soms met een dreun. Zoals je vriendin Cissy Melford. Zij was er ook aan, nietwaar? Dat moet wel. Waarom zou ze anders met opzet frontaal met een pijlsnelle auto op een andere zijn ingereden? Elf mensen dood, zij zelf en drie kleine kinderen inbegrepen. Wat een manier om er uit te stappen. Ik hoop dat jij op zekere dag niet met je Lancia doet wat zij heeft gedaan met haar - wat was het? - Jaguar. Of kan het je niet schelen?'
  
  Ze keek toen naar hem op en haar grote heldere ogen stonden opeens dof en ziek. Haar stem trilde toen ze sprak. 'Natuurlijk kan het me schelen. Natuurlijk. Maar mijn vader. Wat moet ik doen?'
  
  'Hoezo, je vader?' vroeg Nick scherp. 'De voortreffelijke dr.Twin levert je het spul toch zeker niet persoonlijk?'
  
  'Oh, God, nee!' riep ze, met een abrupte handbeweging, en ze schudde nadrukkelijk haar hoofd. 'Hij weet er niets van. Hij mag het nooit te weten komen. Al weet ik niet hoe ik moet voorkomen dat hij er vroeg of laat achter komt. Hij moet trots op me kunnen zijn - dat wil hij - ik heb het je al gezegd. Dat is een blinde plek bij hem. Maar op zekere dag ontdekt hij het. Kon ik er maar van afkomen eer het zover is!'
  
  'Ik denk dat ik je wel zou kunnen helpen, Bloesem,' zei Nick langzaam. 'Ik heb anderen ook geholpen. Maar je moet geholpen willen worden en je moet in me geloven. Ik doe de dingen soms anders dan andere mensen. Je moet me volgen, wat ik ook doe - helemaal, of anders helemaal niet. En ik bedoel niet met me naar bed gaan en een of andere uitzinnige sekskuur volgen. Dat bedoel ik niet ...'
  
  'Ik wou dat het dat was!' In een snelle, gracieuze beweging kwam ze overeind en ze sloeg haar armen om zijn hals en haar vingers smeekten zijn hoofd zich naar het hare te buigen. 'Ik wil je, ik heb je nodig. Help me, alsjeblieft!' Toen drukte ze haar lippen tegen de zijne en ze kuste hem met een radeloosheid die slechts gedeeltelijk seksueel was. 'Oh, toe, help me,' fluisterde ze weer, en toen wreef ze met haar lichaam langs het zijne. Nu, opeens, was ze een en al seks, en haar tong was als een hete vlam. 'We waren nog niet klaar,' zei ze gesmoord. 'Wil je me niet meer?'
  
  'Weet je nog waarom we niet klaar waren?' herinnerde Nick haar zacht.
  
  En even plotseling als ze zich in zijn armen had geworpen, stapte ze achteruit en haar handen vlogen naar haar gezicht.
  
  'De foto's! Wat moeten we doen?'
  
  'Vergeet ze voorlopig,' zei Nick vriendelijk. 'Je maakt je zorgen om wat het kleinste probleem is. De mogelijkheid bestaat trouwens dat ze allemaal met elkaar in verband staan, dus kunnen we beter beginnen het grootste probleem bij de kop te pakken.'
  
  'In verband staan?' Ze keek hem aan op een manier die hem merkwaardig boeide.
  
  'Zeker. Is toch redelijk? Heb je nooit gehoord van dopehandelaars die tegelijk chanteurs waren?'
  
  'Oh.' Ze ging opeens zitten. 'Mag ik nog iets drinken?'
  
  Hij gaf haar graag haar zin, was blij nog een kleine dosis van de tongen losmaker in haar cognac te kunnen laten glijden.
  
  'Wat die handelaar betreft,' zei Nick. 'Waar krijg je je spul vandaan? Als ik je wil kunnen helpen, is dat een van de dingen die ik moet weten. Niet alleen voor jouw bestwil, maar ook voor dat van de andere studenten.'
  
  'Ik weet niet - kan niet - hier en daar - weet je wel.' Ze nam een ferme slok cognac en keek naar hét tapijt. Haar tong scheen in de knoop te raken en de rode vlekken op haar wangen gloeiden. 'Je vindt het - eh, mensen - eh, op de campus ...' Ze zweeg abrupt en nam nog een slok.
  
  'Een jongen, Pio,' zei ze duidelijk. 'Nou, met echt een jongen. Een jongeman, een Mexicaan, die rondhangt bij de beatniktenten. Ik weet niet veel van hem af. Behalve dat hij zijn - zijn vaste klanten eens per week belt om te vertellen waar hij is. Cissy had zijn telefoonnummer; als ze wilde kon ze hem tussendoor bellen. Maar ik niet. Ik bedoel, ik doe dat niet. Ik wacht gewoon tot hij opbelt.'
  
  'Eens per week, zei je. Belt hij op een bepaalde dag?'
  
  'Nee. Maar als hij belt, vertelt hij waar je hem de volgende vrijdag kunt vinden.'
  
  Vrijdag. De magische dag vóór het weekeind. En de laatste paar weekeinden was er door het hele land chaos ontstaan.
  
  'En had Cissy hem afgelopen vrijdag ontmoet?' vroeg hij zacht.
  
  'Ja. Ja, wij allebei. En ook nog een aantal van haar vrienden.'
  
  Ze was bijna onverstaanbaar. 'Zij zullen hem niet meer ontmoeten.'
  
  'Ik geloof dat ik hem wel eens zou willen ontmoeten,' zei Nick langzaam. 'Misschien zou hij er geen bezwaar tegen hebben te proberen aan een beatnikdichter te verkopen -aan mij. Luister, ik wil dat je het volgende doet. Over een paar minuten ga je naar huis en daar blijf je. Wacht tot hij belt. Als je hem aan de lijn hebt, maak dan een afspraak met hem en laat het mij meteen weten.' Hij zag dat haar ogen zich geschrokken sperden. 'Maak je geen zorgen - ik zal je niet compromitteren. Waar je hem ook ontmoet - ik ben van plan daar ook te zijn. Maar ik zal niet proberen contact met jou op te nemen en hij hoeft me niet eens te zien. Ik wil gewoon een idee van deze zaak krijgen eer ik verder ga.'
  
  'Maar je zou mij helpen,' zei ze met gebarsten stem. 'Wat ben je, een vermomde agent van de afdeling Verdovende Middelen? Ik bedoel, wat heeft mij helpen te maken met het kijken naar een pusher?'
  
  'Laat ik het zo stellen. Als je op een makkelijke manier aan goedkope dope kunt blijven komen, schiet je er niet veel mee op. Een agent van Verdovende Middelen!' Nick lachte kort. 'Kom nou, Bloesem, ik ga heus niet proberen een narcoticabende op te rollen - al wou ik dat ik het kon.
  
  Maar ik zal mijn uiterste best doen om op de een of andere manier die pushers van de campus te verdrijven en van de plaatsen waar studenten bij elkaar komen. En als jij me niet wilt helpen kan ik er alleen maar uit opmaken dat je jezelf niet wilt helpen. Toe, Bloesem. Laten we elkaar helpen.' Hij pakte haar hand en kuste hem teder. 'Leef. Zorg er voor dat je niet aan een einde zoals Cissy komt.'
  
  Ze zuchtte bevend en klemde zijn hand vast alsof deze een reddingsboei was. 'Goed. Ik zal het je laten weten als hij opbelt.'
  
  'Mooi zo. Dat is een begin. En is er misschien nog iets dat je me kunt vertellen en dat ons kan helpen? Bijvoorbeeld, heb je er enig idee van waar hij zijn spul vandaan haalt? Of heeft hij misschien connecties met China-town - misschien met dezelfde gangsters die mij overvallen hebben, of wie het ook waren die de foto's hebben gemaakt?' Hij keek haar strak in de ogen en zag de plotselinge schaduw die ze verduisterde. Ze trok haar hand uit de zijne, en haar stem klonk verstikt toen ze sprak.
  
  'Nee, nee,' kreunde ze. 'Misschien wel - hij - zie je, er is - God, ik weet het niet, ik weet het niet!' Haar hoofd viel naar voren op haar arm en haar lichaam schudde van geluidloze snikken.
  
  Nick tuurde peinzend naar haar. Het was alsof ze inderdaad iets wist en in de verleiding kwam het hem te vertellen. Maar dat ze het niet durfde. Of dat de een of andere macht haar er bijna lijfelijk van weerhield - een macht die streed met de poeder in haar glas, en won.
  
  Maar hij wist dat het geen zin had, haar verder te ondervragen, dat het misschien zelfs het weinige dat hij tot dusver had bereikt teniet zou doen.
  
  'Rustig maar, Bloesem, rustig maar,' zei hij zacht. 'Laten we het een poosje helemaal vergeten ...'
  
  
  
  Ze wilde die nacht bij hem blijven, maar hij weigerde - beleefd, teder, maar vastberaden. Het was het beste, gaf ze onwillig toe, erg discreet in hun ontmoetingen te zijn. En ze herhaalde haar belofte dat ze hem zou bellen zodra ze van Pio hoorde. Toen ze vertrok noemde ze hem Nick, en ze scheen geheel voor zijn charmes te zijn bezweken.
  
  Hij was benieuwd. Hij kleedde zich uit en bracht een vol uur door met de Yoga-oefeningen die bedoeld waren om zijn lichaam in perfecte conditie te houden. Toen nam hij een warme douche, bakte een biefstuk en dacht na.
  
  Er waren verschillende sporen die hij kon volgen, maar op het ogenblik was zijn beste aanwijzing Bloesem - en de pusher. Als daar niets uit kwam, had hij altijd dr.Twin nog. Dr.Twin. Dr.T.Wong Tsjen. Van de Oriënt lm- en Export Maatschappij. De man met de zachte, hypnotische stem, en een aan drugs verslaafde dochter.
  
  Nick sliep die nacht goed.
  
  Woensdag verstreek. Hij hoorde niets van Bloesem. Er kwam geen boodschap van degenen die de obscene foto's hadden genomen. Het verbaasde hem niet. Hij was enigszins bezorgd over het uitblijven van nieuws van Bloesem en wenste dat hij de tijd had om haar in het oog te houden. En dat hij het Jade Gebouw kon doorzoeken. En haar huis. Maar hij had andere dingen te doen, en een er van was voor de professor te blijven spelen tot hij een gedaanteverwisseling moest ondergaan.
  
  Donderdagochtend was hij al vroeg in het leslokaal. Bloesem ook. Ze lachte hem stralend toe en zei: 'Goedemorgen, dr.Haig. Ik ben Tweelingbloesem. Het spijt me dat ik uw eerste les gemist heb. Het zal niet weer, gebeuren.' Toen keek ze snel om zich heen en toen ze weer sprak klonk haar stem zacht. 'Hij heeft vanochtend gebeld. Fisherman's Wharf, morgenavond om acht uur. Een beattent, de Dirty Spoon. Zie ik je daarvoor nog alleen?'
  
  Hij schudde zijn hoofd. 'Beter van niet. Daarna. Vergeet niet, ik zoek daar geen contact met je. Ik ontmoet je, zeg een uur nadat jij weggaat, in je huis.' Hij lachte een tikje grimmig. 'En probeer alle schuifpanelen goed te barricaderen, wil je? Ik heb rust nodig om met je kuur te beginnen.'
  
  Haar glimlach veranderde van aard, werd enigszins spottend. Ze scheen haar zelfverzekerdheid hervonden te hebben. 'En hoe ben je van plan dat te doen? Zet je me op een stoel en praat je het me uit mijn hoofd?'
  
  'Helemaal niet. Het is een kwestie van het herconditioneren van bepaalde reflexen. Er zijn verschillende technieken mogelijk - een er van is hypnotisme. Heb je dat ooit geprobeerd?' Hij wierp haar de vraag snel maar schijnbaar nonchalant toe, en hij zag dat ze even opschrok eer ze haar hoofd schudde.
  
  'Nee,' zei ze met een dun stemmetje, en zweeg toen ze stemmen in de gang hoorde.
  
  Toen de eerste groep studenten binnenkwam, waren Nick en Bloesem druk in gesprek over Filosofie.
  
  Het lokaal stroomde snel vol. Nick nam zijn beste docentenhouding aan en sprak hen met vuur toe, alsof zijn aanvankelijke koele ontvangst was vergeten.
  
  En om de een of andere reden hing het antagonisme niet meer zo zwaar in de lucht. Nadrukkelijk maar subtiel schiep hij voor zichzelf het imago van een radicaal-politiek filosoof; berekenend, behendig introduceerde hij buitensporige voorstellingen en buitenissige ideeën. Aan het eind van het uur werd er druk met handen naar hem gewapperd, die van Bloesem inbegrepen.
  
  Ze stelde opmerkelijk intelligente vragen, zo intelligent dat Tad Bogan schaterlachte en brulde: 'God, meid! Je bent er vandaag wel bij!'
  
  Bloesem glimlachte bescheiden. Nick keek haar aan en dacht: Dat mag ook wel, nadat je mijn band met aantekeningen hebt afgeluisterd. Ik hoop dat je er iets aan hebt.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Om kwart voor acht, vrijdagavond, parkeerde Nick zijn huurauto op honderd meter van het neonlicht van de Dirty Spoon, de nieuwste en meest populaire tent voor gebaarde jongens en verward harige meisjes en de lieden die van hen profiteerden. De wagen die hij had uitgekozen zag er onopvallend uit maar had een sterke motor, precies de combinatie die hij nodig had.
  
  Hij stapte uit en drentelde om het blok, terwijl hij zich een idioot voelde en hard zijn best deed zich bij de rol aan te passen. Het was niet makkelijk. Hij droeg een zwarte trui met rolkraag en een witte spijkerbroek met zulke smalle pijpen dat ze als een maillot aan zijn benen kleefden; zijn blote voeten staken in sandalen en de onderkant van zijn gezicht was bedekt met een dunne valse baard. Hij had van een pruik afgezien, maar zijn haar zat in de war en hij had een gouden ring in een oor. Alles bij elkaar leek hij volstrekt niet op zichzelf. Ten overvloede had hij Cannabis Indica-essence over de trui gespoten zodat hij stonk als een gewoonteroker van marihuana. Nu had hij nog bongo-drums nodig om het volmaakt te maken.
  
  In plaats daarvan had hij de Luger, Wilhelmina, in een knusse holster op zijn heup onder de ruime trui. Hugo lag enkele centimeters boven zijn rechterpols in zijn schede.
  
  En Pierre nestelde, met enkele familieleden, in een zak in zijn broeksband.
  
  Nick sloeg een hoek om en zag de Lancia. Hij was blij dat ze hem vanavond gebruikte - het zou de zaken makkelijker maken.
  
  Hij keerde terug op zijn schreden en dook in de tent die er uitzag alsof hij spontaan was ontstaan en er weinig van terecht had gebracht. De rest van de klanten zag er nog erger uit, maar zij - en hij - pasten in de gore tent. De bar was groezelig en stonk, evenals de mensen er in. Aanvankelijk zag hij haar niet in de rokerige ruimte. Alle klanten zagen er vreemd uit. Toen zag hij haar opvallende gezicht in een merkwaardige omlijsting. Ze zat enkele tafeltjes van de deur, alleen, en haar kapsel was gedaan in een wilde Cleopatra-coupe met lange pony op haar voorhoofd. Ze had een geruite sjaal om haar schouders en haar middenrif was bloot boven een korte, witte plooirok. Witte make-up stak scherp af bij het donkere, glanzende haar en haar voetjes waren gestoken in hoge, zwarte laarzen die tot over de knie reikten. Ze was in symfonie in zwart en wit, een ziek uitziend meisje, zoals bijna alle anderen. Er heerste kabaal in de tent en een gebaarde dichter probeerde zijn verzen te lezen boven het geluid van een paar banjo's en een gitaar uit. Er liepen een paar jongens met een voorschoot rond die er uitzagen of ze kelners konden zijn en een magere vrouw die zich gedroeg als gastvrouw, maar ze hadden het te druk met hun vrienden om Nick ook maar te zien. Hij vond een plaatsje op een houten bank en keek om zich heen. Behalve Bloesem zag hij drie gezichten die hij uit zijn klas herkende.
  
  Hij keek weer in haar richting terwijl hij een grof gerolde sigaret uit zijn zak haalde en opstak. Zij keek om zich heen, zoekend, gejaagd, misschien op zoek naar Pio, misschien naar de Nick Haig die, daar was hij zeker van, ze nooit zou herkennen.
  
  Terwijl hij keek, kwam een jongeman met een jongensgezicht en de ogen van een oude man naar haar toe en ging op de bank naast haar zitten. Ze begroette hem, en terwijl ze dat deed, flitsten haar ogen door de zaal. Pio? Misschien. Eén ogenblik was Nick benieuwd of ze het teken inderdaad zou geven.
  
  Toen gaf ze het. Door de dikke rook zag hij dat ze haar hand naar haar voorhoofd bracht om haar haar naar achteren te strijken.
  
  Bloesem had haar contact gelegd.
  
  Nick wachtte een paar minuten en deed alsof hij een kelner probeerde te roepen, maar uit een ooghoek hield hij Bloesem en haar vriend in de gaten. De jongeman, donker en Mexicaans, luisterde naar Bloesem en deed erg zijn best niet in de groezelige ruimte rond te kijken. Hij zei iets, kort en scherp. Bloesem sprak weer. De jongeman fronste en keek op naar twee gespierde mannen in corduroy en leer die aan een naburig tafeltje zaten. Hij haalde zijn schouders tegen hen op. Ze keken terug. Bloesem zei weer iets en begon op te staan.
  
  Dat was voldoende voor Nick. Hij stond al en was halverwege de deur eer Pio ook opstond, en hij was al lang buiten eer zij bij de deur waren. Maar zijn sloffende, lange passen leken niet gehaast, en ook nu keek niemand naar hem toen hij passeerde.
  
  Op straat liep hij naar zijn huurauto met de glijdende passen die zo nonchalant leken maar soepele snelheid inhielden. Pas toen hij bij zijn auto was, kwamen Bloesem en de jongeman uit de Dirty Spoon. Nick gleed achter het stuur en zakte ver onderuit, terwijl hij toekeek. Bloesem keek aarzelend om zich heen, gaf toen haar metgezel een arm. De twee liepen langzaam naar de Lancia. Even later kwamen de twee gespierde mannen in leer en corduroy naar buiten en bleven bestudeerd nonchalant op het trottoir staan praten. Het was Nick duidelijk dat ze wachtten om te zien of iemand Bloesem en haar vriend zou volgen.
  
  Ze zouden teleurgesteld worden.
  
  Hij reed achteruit de zijstraat in, reed een blok vooruit, sloeg twee keer snel rechtsaf en zag de Lancia een paar honderd meter voor zich uit op een parkeerplaats staan. Bloesem en haar vriend stapten in. Hij reed langs hen, wendde zijn gebaarde gezicht af voor het geval het hen bekend voorkwam, en reed iets onder de maximumsnelheid verder tot ze hem had gepasseerd. Een half blok achter haar rijdend zag hij haar linksaf slaan, en nu was hij er wel bijna zeker van dat ze op weg was naar haar huis.
  
  Mooi zo! Ze reed snel maar niet te snel. En er was een kortere route.
  
  Nick reed rechtdoor en sloeg drie straten verder linksaf. Hij verhoogde zijn snelheid. De straten waren smal maar er was weinig verkeer, er waren niet veel stoplichten. Bloesem zou als een gek moeten rijden om hem voor te blijven.
  
  De huurauto reageerde voortreffelijk op zijn manoeuvres.
  
  
  
  Het huis op Telegraph Hill was donker; de Lancia was er nog niet. Nick reed er snel omheen en parkeerde zijn auto ruim een blok verder. De Lancia was er nog steeds niet toen hij het huis weer bereikte, en een snelle maar doordringende blik op de straat onthulde geen slenteraars die hem wellicht opwachtten. Hij gleed als een schaduw door het tuintje, al zijn zintuigen gespitst.
  
  Maar er wachtte niemand op hem. Nog niet.
  
  Het was kinderspel om de voordeur open te krijgen. Hij deed hem geruisloos weer achter zich op slot, bleef twee minuten in de vestibule staan om zijn oren en zesde zintuig te laten melden dat hij alleen in het huis was. Toen liep hij regelrecht naar de trap en ging naar Bloesems slaapkamer boven. Zijn lantaren speelde door de kamer; zijn vingertoppen streken over de muren.
  
  Aanvankelijk kon hij niets vinden. Hij hoorde de minuten bijna wegtikken. Bloesem en haar vriend konden hier elk ogenblik zijn. Waarom waren ze er trouwens nog niet? Hij wilde ze nog niet hier hebben, maar vroeg zich toch af waar ze zo lang bleven.
  
  En toen, achter het zijden kamerscherm, vond hij een deel van de muur dat veel minder solide scheen dan de rest. Daarna was het een kwestie van seconden eer het paneel opzij schoof en het licht in een kleine kamer viel. Hij zag slechts de kale tafel en stoel en de zware dossierkast bij de tafel; en toen brulde de Lancia buiten en kwam grommend tot stilstand langs de stoep voor het huis. Hij vloekte zacht en trok aan de laden van de kast. De sloten waren als van een bankkluis.
  
  
  
  Er klonken voetstappen op het tuinpad.
  
  Nick stapte snel uit de vreemde kleine kamer en duwde het paneel weer op zijn plaats. Beneden hielden de voetstappen voor de buitendeur op en Bloesems merkwaardig geaccentueerde stem zei iets en hij hoorde het geluid van een sleutel.
  
  Nick. sloop door haar kamer en wierp zich geruisloos de trap af. Hij wist waar hij moest zijn, anders zouden ze hem betrapt hebben.
  
  Hij dook in de kleine klerenkast onder de trap en trok de deur op een kier achter zich dicht. De voordeur ging open en het licht floepte aan. De jongeman kwam achter Bloesem binnen en deed de deur achter zich dicht.
  
  Bloesem lachte. 'Dommerd? Waar ben je bang voor? Hij is maar een man. Trouwens, hij komt pas over een uur. Tsjin Foe en Lin zijn er dan al lang. Kalm maar, Pio. Ze zullen heus wel voor hem zorgen.'
  
  'Ja. Misschien. Maar ik zou wel eens willen weten waarom je hem niet kon aanwijzen. Dan wijs ik hem aan Pete en Marco, veel beter. Waarom heb je hem niet gezien?'
  
  'Hoe kon dat nou? Misschien was hij vermomd als de gastvrouw. Misschien was hij er helemaal niet, had hij besloten niet te komen. Of misschien had hij iemand in zijn plaats gestuurd. Een rechercheur, bijvoorbeeld.'
  
  'Pffft! Smerissen! Dios, dan zit ik voor het blok. Ik zeg je, deze hele zaak is krankzinnig. Het staat me helemaal niet aan. Als die smeris hier komt?'
  
  Bloesem lachte. 'Wat dan nog? De politie heeft niks tegen ons. Jij hebt geen straflijst; ik helemaal niet. En hier zullen ze niets vinden - we stoppen dat pakje van jou in de geheime kamer tot ze weg zijn. Als ze komen. Wat jou betreft, je bent gewoon mijn vriend, nietwaar? Ik kan zoveel bezoek ontvangen als ik maar wil.'
  
  Ze waren nu in de zitkamer en glazen rinkelden. 'Goddomme, het staat me toch niet aan. Het was al fout om daar met jou weg te gaan. Stel dat die professor daar was, niet een smeris, dan heeft hij misschien door dat ik met jou ben meegegaan om hem op te wachten.'
  
  'Oh, schei nou uit, Pio. Hier - drink, doe es wat opgewekter. Ik heb hem verteld dat ik samen met jou zou weggaan en jou zou afschudden zo gauw je het spul overhandigd had. Kom nou, kom naast me zitten en drink nog wat. We gaan het volgende doen ...' Haar stem Werd zachter en Nick duwde de kastdeur voorzichtig open.
  
  'Als Tsjin Foe en Lin hier komen,' zei Bloesem, 'verdwijnen jullie uit het gezicht. Als hij komt laat ik die prekerige schoolmeester binnen en geef hem een krachtig drankje, om zijn weerstand te verminderen. Dan praten we. Ik vertel hem een verhaaltje. Zeg dat ik informatie heb om aan de juiste autoriteiten door te geven, en ik vraag of hij me alsjeblieft wil helpen. Ik zal het erg oprecht spelen. Als hij van Verdovende Middelen of de FBI is, kun je er zeker van zijn dat ik hem me zijn legitimatiebewijs laat zien eer de avond afgelopen is. Dan komen jullie tevoorschijn, alle drie. Tegen die tijd ligt hij op zijn knieën te kwijlen, dus dan is het een koud kunstje. En als het blijkt dat hij gewoon een goeddoenerige square is, gaan we verder met de foto's.'
  
  'Hoe bedoel je, foto's?'
  
  'Laat maar. Dat is jouw zaak niet. Maar dit wel ...'
  
  Er volgde een korte stilte, toen een zucht, toen weer stilte. Nick bedacht dat Bloesems stem zijn Chinese charme had verloren en nu duidelijk scherp en beatnik klonk. Toen dacht hij aan iets anders en tastte in de zak in zijn broeksband onder de trui en haalde drie dingetjes tevoorschijn. Het ene was een stompje potlood, dan kwam een notitie-blokje en vervolgens een kleine ronde metalen bol die Pepito werd genoemd - een neefje van Pierre.
  
  Hij krabbelde snel een briefje, terwijl hij luisterde naar de zachte geluiden die uit de zitkamer klonken. 'Schat... lekkere schat. Aaahh! Maar er is geen tijd voor, Bloesem. Straks komen mensen.'
  
  'Even maar, Pio, even maar,' fluisterde Bloesem. 'Daar hebben we wel tijd voor. Dichterbij ... Meer. Laat me je voelen.' Weer stilte, afgezien van hun hijgende ademhaling. 'Ah, ja ... ja ... ja ... toe ... ja!' Beiden snakten naar adem.
  
  Nick gleed uit zijn schuilplaats en sloop naar de deur van de zitkamer. Bloesem en Pio lagen nu op de lage, met zijde beklede bank te kronkelen en hun handen waren verborgen in de plooien van eikaars kleren. Op dit moment waren ze zich van niets anders bewust dan hun plotseling opwellende dierlijke lust. Nick haalde diep adem en draaide aan Pepito. In zekere zin was het jammer dat hij het op deze manier moest doen, maar nu er visite kwam, had hij geen andere keus. Hij bukte zich, rolde het metalen bolletje ver de kamer in en zag dat het onder de bank bleef liggen. Bloesem en Pio hadden het te druk om het op te merken. Zó druk dat ze hem niet eens langs de open deur zagen schieten en een briefje halverwege onder de voordeur schuiven. Het briefje luidde: 'Wat is er gebeurd, Bloesem? Ben hier volgens afspraak gekomen - geen antwoord. Bel me alsjeblieft zo snel mogelijk. J.N.H.'
  
  Hij liep op zijn tenen terug naar de zitkamer. Pio zat te gapen.
  
  'Dat liefdesdrankje van jou is te sterk, Bloesem, meid. Ik word er slaperig van. Hé! Schatje! Wattisser, slaap je al?'
  
  'Pio ...' Bloesem gaapte machtig en viel terug op de bank.
  
  'Hee, lieverdje ...!' Pio viel op haar.
  
  Pepito's sterke slaapgas had gewerkt.
  
  Met ingehouden adem deed Nick de kamerdeur dicht. Nu kon hij zijn onderzoek afronden, als hij geluk had. Eerst ging hij naar de keuken, deed de achterdeur open en keek naar buiten. Er was een verwaarloosd tuintje dat naar een steeg liep en er was niemand in de buurt. Mooi zo. Hij liet de deur open staan en rende terug naar de vestibule en draafde de trap naar Bloesems slaapkamer op. Zijn vingers en potloodlantaren zochten naar het schuifpaneel toen hij buiten de auto hoorde. Hij stopte. Stilte. Een portier knalde. De auto reed weg. Voetstappen naderden het huis.
  
  Godverdomme! dacht hij woest, en rende de trap weer af. Hij smeet de kamerdeur open en plukte Pio, met openstaande gulp, van de slapende Bloesem; en toen rinkelde de bel twee keer scherp.
  
  Pio viel over Nicks schouder als een zak meel. Gelukkig was hij licht, maar hij was een onhandige last. Nick hees hem op en draafde naar de achterdeur. De bel klonk weer.
  
  Nick rende door de keuken. Er werd aan de voordeur gerammeld. Toen was hij buiten, deed de deur zo zacht mogelijk dicht, greep Pio vast, en rende als een haas met een schildpad op zijn rug door het haveloze achtertuintje naar de steeg.
  
  En rende pardoes tegen een enorme man aan die net drentelend de hoek omsloeg.
  
  Ze vielen neer in een verwarde hoop, Pio bovenop Nick en Nick bovenop de onwelkome onbekende. De man kwekte en zijn glazige ogen staarden Nick aan.
  
  Nick staarde terug. Dit was geen onbekende. Hij had die man eerder gezien, in Bloesems slaapkamer. Hij sloeg, nog half verdoofd en buiten adem, toe en de zijkant van zijn hand kwam hard neer op de gespannen keel.
  
  Zijn slag scheen terug te ketsen; de man sloeg naar hem met een enorme hand en stak zijn andere hand in zijn jasje. Nick gooide Pio opzij en maakte een snelle polsbeweging. Hugo gleed in zijn hand en zonk diep weg in de vlezige nek - en maakte een zijwaartse vore toen de man begon te gillen.
  
  De gil verliet zijn keel niet. Nick stak Hugo in de schede, terwijl het lijk neerviel. Pio lag weer op zijn schouders nog eer de stervende gestalte stil lag.
  
  Nick rende. Pio was een belasting, een molensteen, maar zonder hem zou de avond een total loss zijn. Nou ja, bijna. Bloesem had een paar behulpzame hints verklapt. Hij struikelde en bleef even staan om Pio op te hijsen. Zag een ouder echtpaar op de avondwandeling naderen dat hem bevreemd aankeek.
  
  'Dronken sloeber,' zei Nick bitter tegen Pio. 'Waarom moet ik jou altijd naar huis sjouwen? Zwerver! Ik zou je hier moeten achterlaten.' In plaats daarvan trok hij Pio's arm over zijn schouder en strompelde met hem weg. Het echtpaar keek hem na en klakte met de tong.
  
  Nick sloeg een hoek om, weg van zijn geparkeerde auto, en luisterde naar eventuele geluiden van een achtervolging. Dat was het dan wat het achterlaten van slimme briefjes betreft, dacht hij zuur En bovendien laat ik nog een lijk als visitekaartje liggen.
  
  Dr. Haig, mijn vriend, het is gebeurd met je.
  
  Maar voor zover hij kon zien, zat niemand hem achterna. Misschien waren Zij er zo aan gewend Bloesem in die toestand te zien dat ze het nog niet door hadden.
  
  Pio begon zwaar te worden. Nick liet hem op een donkere oprit vallen en rende terug naar zijn auto. Als ze naar hem op zoek waren zou hij geen schijn van kans hebben met dat gewicht op zijn nek.
  
  Hij stoof de hoek om en begon normaal te lopen toen hij de plek naderde waar hij had geparkeerd. Er was niemand in de buurt van de auto. Maar een blok voor zich uit zag hij licht uit Bloesems openstaande deur vallen, en de man die door haar tuintje rende had zijn vingers in zijn mond gestoken om doordringend te fluiten, zoals Nick hoorde toen hij achter het stuur schoof. Hij reed achteruit, schakelde in vooruit, en sloeg de hoek om in de richting van Pio. Toen hoorde hij de kreet.
  
  Maar ze waren te laat. Hij was gestopt, had Pio op de achterbank gesmeten, en was weer weggereden voor hij de banden achter zich hoorde gillen.
  
  Hij sloeg een zijstraat in en zigzagde heuvelafwaarts. Gedurende de eerste paar minuten hoorde hij hen achter zich. Toen maakte hij een scherpe, bedrieglijke bocht heuvelopwaarts, gaf gas, keerde weer, en schudde hen af.
  
  
  
  
  
  'Het leven is hard, Pio, ouwe vriend,' zei Nick meelevend. 'En laten we het onder ogen zien - het zal er niet beter op worden. Maar doe het rustig aan. Neem er de tijd voor. Rust wat uit. Dat ga ik ook doen. Wees niet bang, ik heb geen last van die lekkende kraan. Ik slaap door alles heen. Jij ook, hoop ik.'
  
  Hij schopte zijn sandalen onder het praten uit en kleedde zich uit tot op zijn ondergoed. Pio bewoog zijn hoofd en gromde. Zijn jongensachtige gezicht was bleek en gespannen. En vochtig.
  
  'En als ik gil?' gromde hij. 'Als er mensen komen, wat zeg je dan?'
  
  'Oh, maak je daar maar niet druk over,' zei Nick opgewekt. 'De muren in zulke oude gebouwen zijn dik. En ik geloof niet dat iemand erg verbaasd zal zijn als hij 's-avonds hoort gillen. Dat zal hier wel vrij vaak gebeuren.' Hij ging op het bed liggen. Het was een haveloze hotelkamer, maar ideaal voor zijn bedoelingen. Daar had hij zich van overtuigd toen hij hem de vorige dag had gehuurd en het stuk slang had verborgen dat nu van de kraan naar een punt boven Pio's hoofd leidde.
  
  Pio was spiernaakt, afgezien van de touwen waarmee hij op de vloer werd gehouden, zijn armen aan een radiatorbuis gebonden en zijn benen vastgemaakt aan een van de ijzeren poten van het oude maar stevige bed. Rond zijn hoofd zat een soort klamp die ook aan de radiator was bevestigd, een eenvoudig maar doeltreffend apparaatje dat Nick in zijn garage had vervaardigd. Pio's hoofd werd er bijna geheel door stil gehouden.
  
  'Welterusten,' zei Nick opgewekt. 'Laat me weten wanneer je zo ver bent dat je me kunt vertellen waar je het spul vandaan krijgt. Ik heb alle tijd.' Hij wist niet zeker hoeveel tijd hij had, maar in elk geval meer dan Pio. Hij kon trouwens best een tukje gebruiken.
  
  'Val dood,' zei Pio grof.
  
  'Geen schijn van kans,' zei Nick. Hij wierp een laatste blik op wat hij voor Pio had versierd en zag dat alles goed liep. Toen draaide hij het licht uit en ging op het bed liggen en keek in de duisternis van de kamer en overdacht zijn volgende zet. Na een poosje gaf hij dat op; het zou voornamelijk afhangen van wat Pio te vertellen had. En Pio was nog niet zo ver.
  
  Plop ... plop ... plop ... plop. Het ritmische geluid klonk hard in de stille donkere kamer.
  
  De minuten gingen over in een uur. Twee uur. Nick dommelde.
  
  Pio kronkelde zich en kreunde. Hij begon in zichzelf te mompelen. Nick liet hem mompelen. De woorden waren smerige vloeken, waar hij niets aan had, behalve als bewijs dat Pio langzaam begon af te knappen.
  
  Er ging nog een uur voorbij. Af en toe stilte, gekreun, obscene vloeken. Toen begon Pio op een zingzegtoon te tellen: 'Een en twee en drie en vier en vijf en zes en zeven en acht en negen en tien en nog eens een en twee en drie en vier ...' Tien minuten gingen het door, toen een zucht, en stilte.
  
  Nick stond geruisloos op en liep behoedzaam door het donker naar de gebarsten wastafel. Nadrukkelijk veranderde hij het ritme van de lekkende kraan zodat de druppels langzamer kwamen, onregelmatig en onvoorspelbaar. Maar onverbiddelijk. Hij luisterde naar het nieuwe geluid. Plop ... plip ... plop-plop.
  
  Plip.
  
  Pio kreunde toen de druppels op zijn voorhoofd vielen. Plop, plop.
  
  De Chinese watermarteling, a la Carter.
  
  Pio gilde met dunne stem. Weer, schriller nu.
  
  'Zal ik je mond dicht plakken?' vroeg Nick behulpzaam. 'Of misschien kan ik hem dichtnaaien tot je aan praten toe bent.'
  
  'Draai dat kelere ding uit. Draai het uit! Ik ken de naam van de vent waar ik het van krijg niet eens - kan je niks vertellen, rotschoft. Schei uit, schei uit, schei uit...!' Zijn stem werd steeds scheller.
  
  'Ik naai je mond dicht,' zei Nick waarschuwend. 'Is erg pijnlijk. En je krijgt er waarschijnlijk een vervelende ontsteking van. Tenminste, zoals ik het van plan ben te doen.'
  
  Hij trok de la van het nachtkastje open en haalde er iets uit. Een schaar knipte vals in de duisternis. Pio zoog zijn adem in. Het water drupte voort.
  
  Nick trok plotseling aan het lichtkoord en de kamer werd helder verlicht. Met een snelle sprong stond hij naast Pio. Pio knipperde in het onverwachte licht, richtte zijn blik tenslotte op Nick, en jammerde als een bang dier.
  
  Huge kwam omlaag naar zijn trillende lippen, stevig door Nick vastgehouden. In zijn rechterhand had Nick een dikke naald met een grove nylondraad.
  
  'Daar houdt het druppen niet mee op, dat snap je,' zei Nick nonchalant. 'Alleen maak ik je mond er mee dicht, tot je klaar bent om te praten.'
  
  'Nee, nee, nee, nee, nee!' fluisterde Pio met wilde ogen. 'Niet doen - niet doen!'
  
  'Blijf dan rustig liggen, als een lieve jongen. Nog één kik van jou en ...' Hugo's scherpe punt prikte diep in Pio's bovenlip.
  
  Pio zoog zijn adem in en deed zijn ogen dicht.
  
  'Maar ik zeg je niks,' fluisterde hij.
  
  'Dan blijf je hier liggen tot het laatste oordeel,' zei Nick rustig. 'Ik zal eten, slapen, drinken, doen wat ik moet doen. Jij niet. Niemand komt hier. Niemand zal je vinden. Oh, ik zal je af en toe iets te eten geven, maak je maar geen zorgen. Net genoeg om je in leven te houden en daar in je eigen stront te liggen tot je een gat in je hoofd hebt van het druppende water. Veel plezier.'
  
  Hij draaide het licht weer plotseling uit.
  
  Het water drupte voort.
  
  Pio hield het nog twee uur uit. Toen begon hij onverstaanbaar te mompelen. Tenslotte werd het gemompel woorden.
  
  'Schei uit, schei uit, hou er nou mee op. Laat me los!'
  
  Nick zei niets. Zelfs zijn ademhaling was onhoorbaar. 'Luister, wil je? Luister!'
  
  Nick luisterde maar zei niets.
  
  'Hé! Hé! Ben je daar? Waar ben je, schoft?'
  
  Nick zweeg.
  
  'Oh, Christus, oh Christus, oh Christusohchristusoh-chris ...!' Pio begon te snikken.
  
  Nick liet hem huilen. En toen de mompelende geluiden weer begonnen waren het de klanken van iemand op de rand van de waanzin.
  
  Hij trok aan het lichtkoord.
  
  'Klaar, Pio?' vroeg hij kil.
  
  Pio's ogen waren brandende gaten in zijn geteisterde gezicht. Hij keek Nick aan alsof hij hem nooit eerder had gezien. Het duurde een lang moment eer er begrip in de ogen flakkerde.
  
  'Ik zal het zeggen,' kraste hij. 'Draai die kraan dicht, dan zal ik het zeggen.'
  
  'Nee. Andersom, Pio. Eerst zeg jij het, dan doe ik de kraan dicht. Snel dus. Volledig, maar snel.'
  
  'Oh, God, jij ...!' Angst, woede, haat, wanhoop zaten elkaar na in Pio's ogen. Zijn lichaam kronkelde en zijn hoofd werd strak tegen de klamp gedrukt. Toen hij sprak uitte hij een reeks Mexicaanse scheldwoorden die zo ongelooflijk smerig waren dat Nick er van knipperde.
  
  'Het is nog niet zo ver, hè, Pio?' zei hij bedroefd, en zijn hand ging naar het lichtkoord. Pio's hele lichaam krampte samen.
  
  'Ik zal het zeggen, heus! Luister naar me. Luister ...'
  
  Pio was zo ver. Zijn woorden braken naar buiten als vloeibaar vuil uit een gebarsten riool.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Nick liet hem liggen waar hij lag. In het koele licht van de vroege ochtend liep hij op zijn tenen langs de dommelende baliebediende in het goedkope hotel, stapte naar zijn huurauto en reed enkele blokken naar een rustige straat in de binnenstad waar hij de wagen parkeerde en achterliet. Maar eerst bracht hij enkele veranderingen aan in zijn uiterlijk, passend bij een man wiens ongebruikte kamer in het Palace Hotel op enige afstand wachtte. Daarna belde hij de politie in een telefooncel. Binnen een uur zouden ze een verdwaasde pusher, ene Pio, in het hotel oppikken en ze zouden de instrumenten van zijn illegale handel op hem aantreffen. Nick had er geen idee van wat hij hen over de watermarteling zou vertellen, en het kon hem ook niet schelen. Hij had een nieuw spoor om te volgen, een spoor dat hem - verrassend genoeg - vele kilometers van San Francisco met zijn China-town zou voeren.
  
  Arnold Argo. Tumbleweed Casino-Hotel, Las Vegas.
  
  Nick bracht een uur door in de andere hotelkamer die hij had gehuurd terwijl hij zijn voorbereidingen voor Pio trof. De Palace had een luxueuze douche, en hij maakte er overvloedig gebruik van. Na snel ontbeten en schone kleren aangetrokken te hebben, ging hij naar de garage van de Palace en vroeg om zijn eigen auto die op zijn per radio gedane verzoek door de man van de Redactie van de Mark Hopkins naar dit hotel was gebracht. In de wagen zou hij alles vinden wat hij nodig had voor zijn nieuwe camouflage-identiteit.
  
  Jimmy 'The Horse' Genelli, voorheen uit Chicago en de staatsgevangenis.
  
  Om een aantal redenen, die hem op dat moment allen goed voorkwamen, had Nick besloten zijn nieuwe identiteit pas aan te nemen als hij de stad een stuk achter zich had gelaten. Genelli zou ergens onderweg worden geboren, bij voorkeur en route van het zuiden of westen naar Vegas, in plaats van het oosten van Frisco.
  
  Daarom werd hij gezien en herkend toen hij uit de garage van de Palace kwam en zich in het verkeer voegde. Het had niet mogen gebeuren; de wetten van de kansberekening waren er tegen. Maar het gebeurde.
  
  Nick was moe maar opgewekt achter het stuur gaan zitten van zijn bijzondere auto; een zilveren straal die niet helemaal leek op de twaalfcilinder Lamborghini 350GT die hij was, maar waar hij alle kracht uit kon halen die je maar van een ding op vier wielen mocht verwachten.
  
  Toen hij voor een stoplicht moest wachten, stapte een zekere Toe Jing uit een drugstore en bleef staan om verbaasd naar hem te kijken. Nick zag hem niet; zou hem ook niet hebben herkend. Maar deze man had hem van achteren neergeslagen in Bloesems slaapkamer; deze man kende hem.
  
  Het licht versprong. Nick trok op.
  
  Toe Jings verbijsterde blik nam de soepele lijnen van de zilveren snelheidsduivel op en las snel het nummerbord. Nick reed, zich van niets bewust, verder, nog steeds gapend na zijn verstoorde nacht.
  
  De niet-helemaal-Lamborghini was een zilveren straal die door de ochtend flitste, gracieus als een panter maar oneindig veel sneller, door de San Joaquin Vallei op weg naar Bakersfield.
  
  Onder het rijden sprak Nick. 'Boodschap voor Hawk,' zei hij in het kleine, ultragevoelige microfoontje dat verborgen zat tussen de glimmende knoppen en wijzers op het dashboard. 'Bestemming: Tumbleweed, Las Vegas. Hoteleigenaar Arnold Argo. Zie wat je over hem te weten kunt komen. Pio de Pratende Pusher zegt dat hij zijn drugs van hem krijgt. Zegt dat hij de baas is van een nationaal drug-syndicaat dat zich specialiseert in het leveren van dope die op universiteiten wordt verhandeld. Misschien zijn er ook andere kopers, dacht hij, maar hij weet het niet zeker.' Nick zweeg even om een sigaret op te steken en terug te denken aan Pio's verhaal. In zijn achteruitkijkspiegel zag hij dat hij niet werd gevolgd; daar was hij heel zeker van. Niet dat iemand hem had zien vertrekken. Dacht hij.
  
  'In elk geval,' vervolgde hij, 'had Pio opdracht van Argo om alleen aan studenten te verkopen, en goedkoop. Hij heeft me een lijst gegeven van de prijzen waar hij voor moet verkopen, en die liggen ver onder de zwarte-markt-prijzen van dit soort spul. Hij heeft Argo een keer gevraagd waarom hij de prijzen niet kon opdrijven. Zei dat Argo woedend werd en dreigde Pio te laten mollen als hij ooit hoorde dat hij het deed.
  
  'Pio krijgt betaald naar de hoeveelheden die hij verkoopt, niet naar de prijs. Hij had het idee dat Argo op dezelfde basis werkt voor degeen die hem levert. Maar hij weet niet waar het spul oorspronkelijk vandaan komt. Hij denkt Mexico. Hij zelf krijgt het rechtstreeks van Argo, net als de andere pushers, volgens hem. Beweert dat hij een keer een pusher uit New York heeft herkend, en vorige week zag hij een knaap die volgens hem van High City in South Carolina kwam. Herinner je je de rel in High City? Hawk wel, dat weet ik. Zegt ook dat hij recentelijk, de laatste drie weken, driemaal zo veel spul heeft gekregen als normaal. En verkocht ook. Ik heb de voorraad gezien die hij deze week had gekregen. Ik heb het meeste door de gootsteen gespoeld, maar het was genoeg om een paard mee te smoren.'
  
  Nick zweeg verder. Er was niet veel meer. Pio had heftig ontkend iets meer dan een vluchtige kennis van Cissy Melford geweest te zijn; zei dat hij niet eens had geweten dat ze in hetzelfde huis als Bloesem woonde. Hij wist dat er een geheim kamertje in Bloesems huis was, maar hij had het nooit gezien en wist niet wat zich er in bevond. Hij had Bloesem, heel toevallig, leren kennen in een van de tenten bij Fisherman's Wharf. Ze had hem geil gemaakt, en vice versa, maar behalve dat ze aan seks verslaafd was, wist hij niets van haar. Nick had hem genadeloos aan de tand gevoeld, maar hij wist dat Pio alles wat hij wist had verteld.
  
  'Nog één ding,' zei hij, het zich herinnerend. 'Argo zei hem altijd naar welke tent hij moest gaan. En Tweeling-bloesem zou daar altijd zijn. Hij zei dat hij haar nooit opbelde om te zeggen waar hij zou zijn. Dat is het verhaal, alles wat ik heb.'
  
  Er klonk gefluit uit de radio.
  
  'Christus, jongen, da's een heleboel. Denk je dat het goed is om zo naar Vegas te gaan? Ziet er naar uit dat je spoor bij Bloesem ligt.'
  
  Nick zweeg even. Hij had het zichzelf ook afgevraagd. 'Misschien niet,' zei hij tenslotte. 'Maar na mijn laatste ontmoeting met haar en haar gele vrienden zullen ze elke deur die ik probeer binnen te gaan dubbel vergrendelen en bewaken. Haar huis, de O.I.E. Maatschappij, waarschijnlijk zelfs het Jade Gebouw. Luister - stuur een boodschap met hoogste voorrang naar Hawk in Washington. Vraag hem - smeek hem - me wat hulp in San Francisco te bezorgen. Laat die huizen doorzoeken, als je kunt. Ik moet op die Argo-toestand af - het is tot nu toe mijn beste schakel met de drugverkoop aan de studenten. Ga maar na: een pusher die in Berkeley werkt, een pusher uit New York, een pusher uit High City, die allemaal goedkope drugs van Argo krijgen. Oh, ja! Nog iets. Pio bevestigt dat hij zijn handel altijd op vrijdag doet. Opdracht van Argo, zonder nadere uitleg. Maar ik neem aan dat ze getimed waren op die rellen in de weekends.'
  
  Ditmaal was het stil aan de andere kant. Toen: 'Ik bel Hawk meteen. Maar ook als hij toehapt, zal het tijd kosten om mensen van hun opdrachten af te halen. We zijn de FBI niet, weet je. We hebben geen onbeperkte ...'
  
  'Dat weet ik, dat weet ik! Persoonlijk heb ik ook maar drie handen.'
  
  'Okay, rustig maar. Maar - je had het over die pushers. Ik vermoed dat je het te druk hebt gehad om naar het nieuws te luisteren. Het is zaterdag, weet je wel? De dag na vrijdag. Zet je andere radio aan als wij klaar zijn. Een studentenbijeenkomst in Des Moines is gisteravond op oorlog uitgelopen. Een mars twee uur geleden in Lexington. Acht doden. Een sit-in in Savannah, nu een lig-in - ze liggen in hun bloed. Dat is alles, tot nu toe. Maar AXE heeft het behoorlijk druk. Oh, nog iets. Geen moeilijkheden in Los Angeles of San Francisco. Maar luister eens zodra je de tijd hebt. Dan zul je wel zien waarom Hawk geen mannetjes over heeft.'
  
  Nick begreep het al. En toen hij uitschakelde en de echte autoradio aanzette, begreep hij het zelfs nog beter.
  
  Hij vloekte zacht en reed verder. Onwillekeurig verhoogde hij zijn snelheid. Hoe eerder hij die Argo-toestand had afgehandeld, hoe beter het zou zijn. En hij zou het in Vegas alleen moeten opknappen, evenals in San Francisco. Niet dat hij het erg vond; hij werkte graag alleen. En hij was er zeker van dat hij op het goede spoor was, dat hij niet in Des Moines of Lexington of New York of High City moest zijn. Maar voor de eerste keer in vele maanden, misschien wel in jaren, vroeg hij zich af of hij niet te veel hooi op zijn vork had genomen.
  
  Hij flitste langs Bakersfield en stopte buiten het plaatsje om koffie te drinken. Toen verliet hij U.S. Route 99 en sloeg oostelijk af op de 466 om de lange, ronde afbuiging door het woestijngebied te volgen die hem door Barstow zou voeren naar de grens van Nevada. Daar ergens zou hij zijn koers wijzigen en zich vermommen.
  
  Dacht hij. En wat hij dacht was dat achter alles wat hij te weten was gekomen, geruggensteund door Hawks - en zijn eigen - opvattingen, iets aanzienlijk meer sinisters school dan alleen maar winst voor het syndicaat. Argo kon winst maken uit verkoop van dure drugs. Maar hij verkoos dat niet te doen. Zijn winst kwam elders vandaan. Uit zijn eigen drugbron. En er was nog iets anders. Iets zo vaag'en nevelachtig dat hij het niet juist had geacht het aan de AXE-man in de radiokamer door te geven. Pio zelf was aarzelend, vaag, oprecht verward geweest. Daar was hij zeker van. Pio had gezegd: 'Ik weet het niet-man, ik weet het niet. Maar er is iets speciaals aan dat spul, iets anders dan de gewone heroïne en marihuana. Ik weet niet wat het is. Maar ik mag ze onder geen voorwaarde iets anders geven, en ik moet je zeggen, man, het doet ze iets, zoiets heb ik nog nooit gezien.'
  
  De Lamborghini reed een soepele 130 km/u.
  
  Iets speciaals aan dat spul. Nou, reken maar. En iets speciaals aan de organisatie. Zoals een kwaadaardig plan om de morele structuur van de jeugd in het land te ondermijnen. Misschien nog wel erger. Wat was er precies aan de hand, wat kon er uit tevoorschijn komen? Nick dacht er over na. Corruptie, door middel van drugs en nog iets anders, van eerlijke protestmarsen en demonstraties. Politiële acties. Vervolgens, federale tussenkomst. Represailles van de regering tegen protesterende jeugd. Het Amerikaanse volk verbijsterd, de regering in de war, de buitenwereld verontwaardigd. De V.S. verzwakt en zijn politiek in diskrediet. Het hele beeld was er een van opzettelijke verstoring.
  
  Door wie?
  
  Er kon logischerwijze slechts één macht achter een zo listig complot steken. Slechts één.
  
  Misschien kon die macht zelf niet worden tegengehouden. Maar er bestond tenminste een kans om de verbinding tussen de macht en het destructieve werk dat ze in dit land uitvoerden, door te snijden.
  
  De helikopter zag Nick juist toen hij de staatsgrens passeerde.
  
  Hij vloog dertig meter boven hem en ging toen langzamer vliegen en bleef hangen tot hij er weer onder reed.
  
  Nick keek op. In de korte tijd dat hij zijn speciale Lamborghini nu had, was hij er aan gewend geraakt dat onbekenden bleven staan om er verbaasd naar te staren. Maar het was de eerste keer dat de piloot van een helikopter belangstelling toonde. Het beviel hem volstrekt niet.
  
  De kap was omlaag en toen hij opkeek zag hij de man naast de piloot. De man, wiens gezicht overschaduwd werd door een grote stofbril met gele glazen, gebaarde gebiedend en wees toen. De helikopter daalde opeens ongeveer vijftien meter en de man boog zich ver naar buiten en gebaarde.
  
  Ze wilden dat hij zou stoppen.
  
  Nick wilde het niet. Hun helikopter had geen kentekens en hun gezichten stonden hem niet aan.
  
  Nicks voet kwam licht neer op het gaspedaal. De snelheidsmeter sprong wild op naar de 150. Hij wist wat de Lamborghini kon presteren. Nu kreeg hij de kans het te bewijzen.
  
  Het landschap schoot ter weerszijden aan hem voorbij.
  
  De helikopter begon snel op te vliegen. Even later klonk het geluid van een krachtig geweer. Nick zag de spetters van de kogels vóór hem op de weg inslaan. Toen had hij het beschadigde wegdek gepasseerd en ver achter zich gelaten. Hij reed nu ruim 180. De helikopter vloog nog steeds voor hem uit.
  
  Nick draaide zijn nek en keek op.
  
  De man had geen krachtig geweer - het was een sub-machinegeweer.
  
  De helikopter bleef bij hem, iets vóór hem uit.
  
  Nick trapte op de rem. De auto slingerde even, ging langzamer rijden.
  
  De helikopter vloog door en begon te cirkelen om te gaan landen. De weg was verlaten, afgezien van de zilveren straal en het ding dat daar boven de grond hing.
  
  Nick trapte abrupt het gaspedaal is. De krachtige Lamborghini stoof naar voren en binnen enkele seconden flitste de snelheidsmeter omhoog en de wind sloeg in zijn gezicht; de hangende helikopter bevond zich opeens anderhalve kilometer achter hem.
  
  Hij kende het type. Het kon ongeveer tweehonderdveertig kilometer halen.
  
  De Lamborghini werd geacht tweehonderdzeventig te halen.
  
  We zullen gauw genoeg zien of de fabrikant een leugenaar is, dacht Nick grimmig. Hij drukte het gaspedaal in. De helikopter raasde kwaad achter hem aan.
  
  
  
  Hij hoorde de schoten kraken toen hij het gaspedaal tot de vloer indrukte, even gas terugnam, en de versnelling in de vijfde stand schakelde.
  
  Een rij zandplukjes vlogen langs de weg op, weggevreten door de gestage stroom machinegeweerkogels.
  
  Nick trok even aan het stuur en schoof naar de vuurlijn toe, er op rekenend dat de schutter te veel zou corrigeren. Hij had gelijk. De andere kant van de weg barstte uit in zandplofjes. Toen was de wagen er langs en flitste als kwik over de middenstreep van het betonnen lint.
  
  Nick keek om. Het machinegeweer zweeg nu en de helikopter, glinsterend in het scherpe zonlicht, viel langzaam terug.
  
  Gelukkig, dacht Nick. Die knaap was een vrij goed schutter, maar hij had de zon in zijn ogen gehad. En de fabrikant van de Lamborghini was geen leugenaar.
  
  Zijn hand ging naar de hendel van de supercharger.
  
  De Lamborghini schoot naar voren als een pijl uit de boog. Gelukkig ook dat er zo weinig verkeer was.
  
  Nick hield zijn snelheid aan tot de helikopter een vlekje in de verte was en hij zich al een stuk in de semiwoestijn bevond. Toen nam hij even gas terug en keek uit naar zijwegen met kleine bosjes lage bomen. Er waren er niet veel; maar de helikopter was nog steeds niet meer dan een kleine glinstering in de lucht toen hij precies vond wat hij zocht, iets dat zelfs nog beter was dan hij had gehoopt. Het was een smalle weg die scherp naar het noorden wees, en ongeveer anderhalve kilometer na de afslag stond een bosje bomen langs de weg.
  
  Hij sloeg flitsend af, remde snel, en stuurde de Lamborghini in de harde berm tot hij onder de bomen tot stilstand kwam. Toen sprong hij snel uit de wagen en deed iets aan de zilveren huid. Iets waar de fabrikant ongelovig van geknipperd zou hebben. Zelfs de experts van AXE hadden hun wenkbrauwen opgetrokken toen Nick het hen had voorgelegd. Maar ze hadden de instructies opgevolgd.
  
  Het kostte Nick ongeveer twee minuten om de huid af te pellen, op te rollen en in zijn vakje in de passagiersstoel te schuiven. Het bolde op door de contouren van voor- en achterkant, maar paste keurig in het diepe vak. Toen deed hij de kap dicht en bekeek de wagen van buiten. Zonder de nauwsluitende plastic huid was de wagen donkerblauw met zwarte kap, met enigszins gewijzigde voor- en achterkant, niet langer de flitsende zilveren straal die zo makkelijk door de helikopter was opgepikt.
  
  Nick dook in de bagageruimte en haalde Genelli's spullen tevoorschijn. Dit was een goed moment om zich te veranderen. Hij werd goed afgedekt van de hoofdweg en af en toe hoorde hij een auto voorbij suizen. Als iemand zou afslaan en in zijn richting komen, zou hij het onmiddellijk horen. Nu hoorde hij ook het geratel van de helikopter en hij keek onwillekeurig omhoog. Een netwerk van droge bladeren en takken bevond zich tussen hem en de lucht, zodat hij niets dan kleine stukjes blauw kon zien.
  
  Hij stapte weer in de auto en draaide de knop om waardoor de nummerborden van Genelli's rijbewijs uit Chicago voordraaiden. Terwijl hij zich uitkleedde en zich begon op te maken, hoorde hij de helikopter naderbij komen ... steeds meer naderbij. Hij werkte snel. Het geluid nam af. Toen hij gereed was om verder te gaan, was het in de woestijnlucht verdwenen.
  
  Jimmy 'The Horse' Genelli - opgeblazen, bleek gezicht met enigszins gedeukte neus en een dun snorretje; kromme schouders, hangbuik; opvallende, dure kleren, breedgerande hoed, puntschoenen - koerste naar het noorden om Las Vegas links te laten liggen en terug te keren uit een andere koers dan vanaf San Francisco.
  
  
  
  De zon was reeds enige tijd onder toen hij bij het vliegveld kwam en de Lamborghini parkeerde. Hij dronk een paar borrels aan de bar, slenterde toen naar een observatiepunt. Na enkele minuten nonchalant rondkijken, zag hij de helikopter links op het veld staan. Hij kwam in de verleiding er navraag naar te doen, maar besloot het te laten. Niemand kon hem er veel over vertellen dat hij niet al wist. Hij was van San Francisco komen aanvliegen met twee Chinezen aan boord, en dat was alles wat hij te weten had kunnen komen zonder de aandacht te trekken. Hij liep terug naar zijn auto. Even later reed hij voor bij het Sands Hotel en werd naar een kamer begeleid die die ochtend telegrafisch vanuit Chicago voor de heer J.Genelli was gereserveerd, voor het geval iemand zou proberen een bediende voor informatie om te kopen.
  
  Terwijl hij het register tekende, liet hij zich ontvallen dat een vriend zijn auto voor hem gereden en op het vliegveld geparkeerd had.
  
  Toen liep hij naar de eetzaal en bestelde een uitgebreide maaltijd. Zijn gedrag was zorgvuldig berekend; een dun laagje beschaving over een dikke laag ruwheid, een zachte stem met een vage toets van dreiging, een open gulheid met fooien die opvallend en toch niet te was.
  
  Daarna ging hij de stad in. Hij was er op gebrand naar de Tumbleweed te gaan, maar daar was het nog te vroeg voor. Daarom gaf hij zijn geld uit aan de speeltafels achter de schitterend verlichte gevels en schuifelde van de ene tent naar de andere. Hij koos ze zorgvuldig, deed zijn keuze op basis van vorige bezoeken aan Las Vegas en tips van collega-agenten. Elk van de casino's die hij koos bood net iets meer dan alleen maar gokken. En in elk er van zag hij kans zijn naam te laten vallen, een dik pak geld te tonen, en te laten doorschemeren dat hij in de stad was voor iets anders dan het rollen van de dobbelstenen, het draaien van het rad, het geflits van snelle kaarten.
  
  En tenslotte zei iemand: 'Ja, nou, als je echt wat actie wil zien, moet je in de Tumbleweed wezen. Alle soorten actie. En ik bedoel alle soorten. Oh, ziet er allemaal legaal uit, hoor, als je snapt wat ik bedoel? Die Argo is slim. Slim en rijk.' De stem daalde. 'Als je interesse hebt, boven hebben we een goed spelletje. Grote inzetten. Veel groter dan dit gesappel. Speciaal amusement er bij. Als jij het geld hebt, hebben wij het spel.'
  
  Nick trok een belanstellende wenkbrauw op. 'Ja? Weet je wat, een volgende keer, ja? Ik blijf hier nog een poosje. Eerst eens kijken wat de Tumbleweed te bieden heeft. Zien of die Argo echt heeft wat ik zoek.'
  
  Hij ging weg.
  
  De Tumbleweed was een verzameling flitsende lichten die elkaar in steeds veranderende patronen nazaten.
  
  'HOLLYWOOD IN THE TUMBLEWEED!' las Nick, 'TOP AMUSEMENT! talloze sterren! muziek! magie! kleurrijk!'
  
  Nick ging naar binnen. Er hingen foto's van de optredende sterren in de rokerige entreevestibule, maar er stonden mensen voor, en de enige die hij zag was Marco de Magiër, eer een glimmende jongeman naar hem toe kwam met een glimlach op het gezicht. Nick trok een groot bankbiljet uit zijn portefeuille en vroeg kortaf om een tafel aan het podium, waar dat podium verdomme ook mocht zijn zodat hij een paar neutjes kon innemen eer hij tot actie overging; en ik bedoel echte actie, jongen.
  
  Pareltje glimlachte begrijpend, stak het biljet in zijn zak, ging Nick voor naar een grote, schemerige zaal vol mensen, tafels, de reuk van drank en het geluid van de Watoesi. De mensen wipten van tafel naar tafel en namen de geringe vloerruimte in beslag, en de glimmende jongeman raakte iets op Nick voor terwijl hij zich een weg door de chaos baande.
  
  Nick keek in de schemering naar hem uit, stapte opzij om een kelner met een blad met drankjes te ontwijken, stapte haastig weer terug omdat iemand een stoel achteruit schoof, en dreunde zijwaarts op tegen de jonge vrouw die probeerde bij de deur te komen.
  
  'Sorry, sorry,' mompelde Nick en keek haar vol in het gezicht.
  
  Hij was niet op zijn hoede. Het was te onverwacht.
  
  Zijn glimp van herkenning was gering, snel onder controle, maar toch onmiskenbaar.
  
  En het meisje zag het. Er was een vreemde blik in haar ogen, alsof ze probeerde te besluiten of ze hem wel of niet kende, misschien onder geheel andere omstandigheden had ontmoet.
  
  Dat had ze inderdaad. Vele keren. Laatstelijk in het Mark Hopkins Hotel in San Francisco.
  
  Nick kreunde binnensmonds. Van alle plaatsen, van alle mensen!
  
  Chelsea Chase.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  De slanke man in het onberispelijke sjantoengpak, tikte met zijn prachtig gemanicuurde vingers op het tafelblad en keek, door een ondoorzichtige bril, naar de drie mannen tegenover hem. Zijn stem was zacht maar duidelijk, beheerst.
  
  'Het is uiteraard betreurenswaardig,' zei hij, 'maar we hebben steeds geweten dat zich iets dergelijks kon voordoen. Het lag voor de hand dat er een onderzoek zou worden ingesteld; we verwachtten het.' Hij lachte kort en droog. 'Het schijnt dat ik me aan onderschatting heb schuldig gemaakt, of misschien aan een fout in de tactiek. Doet er niet toe. Indien men een fout begaat, herstelt men hem. Ten antwoord op uw vraag, kameraad Tsjang, de pusher, is niet gevonden. Tenminste niet door ons, maar voor zover ik heb kunnen nagaan ook niet door anderen.' Geen van zijn toehoorders veranderde van gezichtsuitdrukking. Maar de dikke man in het streepjespak keek op.
  
  'Dan moeten we dus aannemen, lijkt me, dat die Pio gepraat heeft.'
  
  'Dat moeten we inderdaad aannemen,' zei de man met de donkere bril. 'Want anders zou die Haig, of hoe hij ook heet, niet zo bliksemsnel naar Las Vegas zijn vertrokken.'
  
  'Zo ongelooflijk snel.'
  
  'Om in lucht op te gaan,' zei Streepjespak nadenkend. 'Een sluwe man, dunkt me. Hoeveel wist die pusher? Wat heeft hij kunnen vertellen?'
  
  De slanke man haalde zijn schouders op. 'Lage prijzen. Verkoop aan studenten. Las Vegas. Argo. Maar niet meer dan Argo, daar kunt u zeker van zijn. Argo zelf is een heel voorzichtig man, een harde man, ons soort man. Oneindig beter bestand tegen ondervragingen dan een beest als Pio. Het is buitengewoon onfortuinlijk dat we gedwongen zijn met deze zwijnen van Amerikanen te werken - oh, natuurlijk, hij is Mexicaan, maar wat maakt dat voor verschil? -met deze plaatselijke gangsters, maar er komt een punt waar we geen andere keuze hebben dan van die elementen gebruik te maken. We kunnen de universiteitscampussen en koffieshops niet volstoppen met Chinese gezichten.'
  
  'Natuurlijk niet, natuurlijk niet. Dat begrijpen we.' De dikke man knikte. 'Maar wat het onmiddellijke probleem betreft: als deze man tot Argo doordringt?'
  
  'Ik hoop dat hij dat doet,' zei de gebrilde man. 'Dat is onze enige hoop om hem te vinden. Argo is gewaarschuwd hem te verwachten; Argo is op zijn hoede voor hem. En hij kan zijn voorraad elk moment verplaatsen.'
  
  'Mooi zo,' zei de lange, magere man met het noord-Chinese accent. 'En als de man contact zoekt, laat Argo hem natuurlijk liquideren.'
  
  De kleine man schudde zijn hoofd. 'Nee, generaal. Niet meteen. Blijkbaar weet de man iets, al is het maar wat de pusher hem verteld heeft. Maar we moeten alles te weten komen wat hij weet. We moeten er achter komen wie hij is en voor wie hij werkt. En we moeten er precies achter komen welke informatie hij aan anderen heeft doorgegeven. Dan zullen we ons, zo nodig, een poosje terugtrekken en onze operatiebasis wijzigen. Ik kan u verzekeren dat er nergens iets gevonden zal worden dat op ons wijst. Onze schuilplaatsen zijn praktisch onneembaar. Het essentiële punt is nu de man in de val te laten lopen en hem aan het praten te krijgen.'
  
  De vierde man, donker, met bruine ogen, glimlachte sardonisch. 'Dat hebt u al eens geprobeerd, is het niet, kameraad? En ik heb begrepen dat het u niet gelukt is.'
  
  De donkere glazen keken hem strak aan. 'Inderdaad. Ik was er toen van overtuigd dat hij werkelijk een onnozele universiteitsprofessor was en dat we de foto's op de gebruikelijke manier zouden kunnen gebruiken. Nu is het me duidelijk dat hij een bijzonder ervaren agent is, eentje die geconditioneerd is om een verhoor van de meest doordringende aard te weerstaan. Waarheidsserum had geen uitwerking. Er was geen reden hem te verdenken, zelfs niet toen hij belangstelling voor de pusher toonde. Het was heel goed mogelijk dat een weekhartige intellectueel zou willen proberen het arme meisje te redden, misschien persoonlijk de pusher zou willen zoeken. Dus hebben we hem de pusher als lokaas aangeboden.'
  
  'Ah, juist.' De donkere man glimlachte weer. 'Hij heeft gebeten en u zit aan de haak.'
  
  De dunne mond onder de donkere bril werd samengeperst.
  
  'U bent een taalvirtuoos, kameraad Ling. Maar ik geloof dat u te ver gaat. Een dergelijk voorval is niet meer dan een vlooienbeet in het enorme totaal van onze operatie. Over het geheel genomen hebben we bevredigende resultaten geboekt.'
  
  'Precies,' zei de lange generaal. 'Beslist. Trouwens, het Centraal Comité in Peking heeft me gevraagd zijn waardering over te brengen voor het belang van uw werk. Ze weten, evenals ik, dat zich kleine tegenslagen kunnen voordoen. Maar ze zijn er bijzonder op gebrand dat u niets overkomt, kameraad, want juist u kan niet vervangen worden. U bent hart en ziel van onze operatie.'
  
  De slanke man boog gracieus het hoofd terwijl hij opstond.
  
  'Dank u, generaal. Ik voel me zeer gevleid; geëerd. En als de heren me nu naar mijn andere kantoor willen volgen, zou ik u graag wat journaalopnamen willen laten zien van de demonstraties en rellen die zich de laatste tijd op zo onbegrijpelijke wijze over dit bolwerk der democratie hebben verspreid.' Hij lachte sardonisch. 'Ik denk dat u tevreden zult zijn.'
  
  De anderen kwamen overeind.
  
  'Ik wilde dat we Las Vegas zelf konden zien,' zei de dikke man, die moeizaam opstond. 'Felle lichten, vrouwen, speeltafels, drank, nog meer vrouwen - ah!' Hij zuchtte. 'Jammer dat het niet kan. Maar die Argo - hij onderhoudt uiteraard voortdurend contact met u?'
  
  De man met de donkere bril schudde zijn hoofd. 'Uit veiligheidsoverwegingen beperken we ons contact tot het minimum. Maar u kunt er zeker van zijn dat hij het me, zodra hij benaderd wordt, laat weten.'
  
  'Nog één vraag, kameraad,' zei de donkere man die Ling heette. 'Twee, eigenlijk. Ten eerste - als Argo die man in de val moet laten lopen, hoe komt hij dan achter de waarheid waar het u niet is gelukt?'
  
  De dunne mond krulde onplezierig om. 'Er zijn momenten waarop brute Amerikaanse methodes veel beter zijn dan oosterse subtiliteit. Argo zal zien wat hij in handen krijgt en overeenkomstig handelen. Wees wat dat betreft niet bang, kameraad Ling. Hij zal succes hebben. En uw tweede vraag?'
  
  'De man zal Argo ongetwijfeld uiterst omzichtig benaderen,' zei Ling. 'En met een zorgvuldig bedacht verhaaltje. En Argo heeft de man nooit eerder gezien. Hoe moet hij hem herkennen?'
  
  De glimlach verbreedde zich. 'Het meisje, kameraad,' mompelde de zachte stem. 'Het meisje bevindt zich daar. Zij zal hem herkennen.'
  
  
  
  Nicks gedachten raasden door zijn schedel. Het was het ergste soort wonder dat ze hem zouden doorzien, maar het was gebeurd. Hij zag het groeiende begrip in de ogen die zo vaak en van zo nabij in de zijne hadden gekeken, en hij wist dat hij haar niet zo maar kon laten weglopen zodat ze zou gaan doordenken. En misschien zelfs babbelen. Waarom was ze hier?
  
  Nee, hij moest eerst met haar praten eer zij tegen anderen zou praten.
  
  'Hallo, Chelsea, kindje!' zei hij verrukt met zijn knarsende stem. 'Kom nou - je kent je ouwe vrind Jimmy toch nog wel? Jimmy "The Horse" ...'
  
  Een stem die nog meer knarste dan de zijne onderbrak hem. 'Kennen jullie elkaar?'
  
  Chelsea hield haar adem in. Nick keek naar de man die zich door de menigte naar hen toe drong en naast Chelsea ging staan. Hij was fors en gespierd onder zijn goed gesneden pak, en zijn ogen waren ijzig.
  
  'Reken maar,' zei Nick strijdlustig. 'Gaat het je wat aan?' De man legde zijn hand op Chelsea's schouder. 'Of het me wat aangaat? Ik ben de baas van deze zaak, dat gaat het me aan, en dit meisje hier werkt voor me. En ik wil niet dat ze lastig gevallen wordt. Dus ...'
  
  'Oh, je bent de baas van de tent!' zei Nick, en veranderde zijn toon. 'Dat is wat anders. Jimmy "The Horse" Genelli, uit Chicago. Aangenaam.' Hij stak zijn hand uit en pakte de onwillige klauw van de forse man.
  
  'Argo,' zei de man, en liet Nicks hand vallen. 'Arnold Argo. Maar zij kijkt nog steeds niet alsof ze je kent.'
  
  'Nou, misschien wil ze me niet kennen,' zei Nick gniffelend. 'Soms krijg ik het idee dat ze het niet in alles eens met me is. Maar we komen elkaar zo hier en daar altijd weer tegen, is het niet, kindje?'
  
  'Oh, inderdaad, inderdaad,' zei Chelsea met een zuchtje. 'Jij duikt overal op, hè, Jimmy?' En toen glimlachte ze. 'Maar ik zal wel moeten zeggen dat ik blij ben je te zien, ouwe schooier.'
  
  'Nou ken ik mijn meisje!' zei Nick blij. 'Maar wat doe je hier?'
  
  'Ik treed hier op, wat dacht je, dommerd?'
  
  Wat zou hij daarop antwoorden?
  
  'Geweldig!' zei Nick enthousiast. 'Helemaal geweldig! Zeg, als we es een borreltje pakten?' Hij keek Argo vragend aan.
  
  Argo schudde zijn hoofd. Het ijs in zijn ogen was een tikje gesmolten. 'Ik niet, bedankt,' zei hij. 'Maar nemen jullie mijn tafel, als je wilt. Dat wil zeggen, als jij wilt, Chelsea, kindje.'
  
  'Nou, eigenlijk niet,' zei ze traag. 'Ik heb het voor vanavond wel gehad en ik moet nog een laatste show doen. Ik wilde net een luchtje gaan scheppen toen ik tegen deze zwerver opliep. Dus als jij ook van frisse lucht houdt, Jimmy jochie, wil je misschien een blokje met me om.'
  
  'Ach, voor die ene keer zal het me niks doen,' zei Nick onwillig. 'Kom op.'
  
  Argo keek weifelend, maar liet hen gaan.
  
  Ze liepen langzaam voorbij de heldere lichten. Chelsea straalde in haar glimmende jurk, maar haar gezicht stond bezorgd.
  
  Toen ze de Tumbleweed achter zich hadden gelaten, zei ze: 'Ik weet niet wat je van plan bent, Nick, maar ik moest je daar uithalen. Elke zaal en kamer in die tent heeft microfoons, net als de tafels, zelfs die van Arnold. Vertel me nu - wat heeft dit allemaal te betekenen?'
  
  'Vertel jij me eerst eens iets, liefje,' zei Nick. 'Wanneer ben je in de Tumbleweed komen werken?'
  
  'Dinsdagavond. Mijn agent belde me maandag - Argo's zogenaamde zangeres had keelontsteking gekregen en hij had snel een plaatsvervangster nodig. Het was een kans voor me - de club is een goeie vitrine voor mijn nummer. Zit altijd vol talentscouts en andere Hollywood-engerlingen. En wil je me nou in godsnaam vertellen waarom je hier rondstruint als een ontsnapte boef uit Sing Sing?'
  
  Haar agent had haar maandag dus opgebeld. Dat kon makkelijk nagegaan worden. Het was nog makkelijker om na te gaan of ze inderdaad dinsdagavond was begonnen. Nicks hart voelde iets lichter.
  
  'Ik kleed me zo voor de gein,' zei hij. 'Als kind heb ik er altijd van gedroomd gangster te worden. Kende je Argo al van vroeger? Hij doet nogal eigendommelijk, dacht ik.' Chelsea keek naar hem op met een merkwaardige blik in de ogen. Tenslotte zei ze: 'Nee, ik kende hem niet van vroeger, en ja, hij ziet iets in me, en nee, tot nu toe heeft hij niets anders gedaan dan me op de schouder kloppen. Voor vijfhonderd dollar per week kan ik dat wel verdragen. En vertel me nou eens, meneer de geheim agent, of wat je ook mag zijn, waarom je het nodig vindt om je ongetwijfeld walgelijke beroep op mij uit te oefenen. Jij hebt je vermomd - ik niet. Dus als jij eens iets vertelde.'
  
  'Ik zit in de misdaad, Chelsea,' zei hij langzaam. 'Heb ik altijd al in gezeten. Vooral dope. Ik ben op zoek naar een connectie. Dat is Argo. Maar ik zou niet graag zien dat jij iets met zo'n man te maken hebt.'
  
  Chelsea bleef staan. Ze keek hem aan. 'Ik heb niets met hem te maken,' zei ze tenslotte. 'Ik heb iets met jou te maken. En jij hebt net zo min als ik iets met dope te maken. Ik haat het, ik haat het!' Hij zag dat ze bijna trilde in haar ernst. 'Vertrouw me, alsjeblieft, Nick! Vertrouw me. Misschien kan ik je helpen ... met Argo.'
  
  En hij vertrouwde haar, zo ver als hij ooit iemand zou vertrouwen.
  
  'Laten we doorlopen,' zei hij zacht, nu hij zijn besluit had genomen. Ze was misschien precies het contact dat hij nodig had.
  
  Een paar minuten later zaten ze in de geparkeerde Lamborghini en hij vertelde haar zo veel van het verhaal als ze naar zijn mening moest weten.
  
  'Kinderen!' fluisterde ze. 'Al die kinderen.' Shock en walging stonden in haar prachtige ogen te lezen. 'Mijn God, dat is monsterlijk. Je moet er een eind aan maken, Nick. Hoe kan ik je helpen? Zeg het - ik zal alles doen wat je zegt.'
  
  'Een woordje tegen hem, dat is alles. Koel en terloops, met een beetje afkeer over je ouwe vrind Jimmy Genelli. Je had niet beseft hoe diep ik de afgelopen paar jaar was gezonken. Dope nog wel! Snap je het? Ik zal je iets vertellen over Jimmy "The Horse" en hoe we elkaar hebben leren kennen, en dan nemen we je benadering van Argo door ...'
  
  
  
  De laatste show rond middernacht kwam bruisend tot een einde. Nick voelde de vibraties door de dikke muren van het kantoor van Argo, ook al kon hij het geluid niet horen.
  
  Argo keek hem vanonder dikke oogleden aan; zwijgend, berekenend. Zijn dikke vingers waren rond een forse sigaar geklemd.
  
  'Okay,' zei hij tenslotte. 'Het klopt. Ik heb een paar telefoontjes gepleegd nadat Chelsea me over je verteld had. Ze heeft niet veel met je op, wel? Ik zal je iets vertellen, Genelli. Ik ook niet. Mijn werk is gokken. Ik weet nergens anders van. Maar - ik heb contacten, en ik zie altijd graag poen. Als het een grote zaak is.'
  
  Nick haalde zijn schouders op, tegelijk met Genelli's dunne wenkbrauwen.
  
  'Hangt er van af wat je groot noemt. Ik kan tot een miljoen gaan.'
  
  Argo trok nu zijn dikke wenkbrauwen op.
  
  'Oh. En waar is dat miljoen?'
  
  'Op de bank. Het grootste gedeelte.'
  
  Argo lachte. 'Jawel. Vergeet het maar, Genelli. De knaap waar ik aan denk speelt het niet op die manier.'
  
  Nick haalde zijn schouders weer op. 'Oh. En waar is het spul? Heeft jouw vriend monsters op zak, net als ik?' Hij stak zijn hand in zijn binnenzak en haalde een nieuw biljet van $ 5000 tevoorschijn. 'Dat is er een. Ik heb er nog meer. Als je meer wilt zien, de bank gaat maandag om negen uur open. We kunnen makkelijk een overmaking laten boeken.' Hij stak het biljet weer in zijn zak. Argo's ogen volgden het peinzend.
  
  'Waar heb je dat soort geld vandaan, Genelli? je bent nooit een bollebof geweest. Anders zou ik het wel geweten hebben.'
  
  Nick lachte kort. 'Oh ja? Dan zouden ook een hoop andere mensen het geweten hebben als ik het niet goochem gespeeld had. Maar wil ik soms dat de FBI alles te weten komt? Tuurlijk, ik heb kleine operaties. Camouflage. Afleiding. Iets om voor de wolven te gooien als ze komen janken. Wat hebben al die vragen te betekenen, Argo? Vraag ik jou soms me je levensgeschiedenis te vertellen? Nee, makker, ik hou niet van lullen. Wat mij betreft is het het geld dat kletst. Niet mijn mond. Als je geïnteresseerd bent, zeg het dan. Je bewijst mij heus geen dienst.'
  
  Argo gebaarde met een vlezige hand naar hem.
  
  'Ga zitten, ga zitten. Ik zei niet dat ik niet geïnteresseerd was. In poen. Maar wat wil je precies en hoeveel?'
  
  'Wat ik kan krijgen,' zei Nick. 'Hangt er van af hoe veel er voorradig is, hoe goed het is, de prijs. Maar laten we met heroïne beginnen. Alleen maar eerste kwaliteit, om te beginnen een monster zodat ik het kan laten controleren. En ik ben erg kieskeurig. Als het monster me bevalt, wil ik een kilo of vijf om te beginnen. Denk je dat jouw jongen dat kan versieren?'
  
  Argo keek hem uitdrukkingloos aan. 'Dat kan hij wel. Dat betekent dat jij iets van rond de zevenhonderdvijftigduizend moet hebben.'
  
  'Afhankelijk van de kwaliteit,' zei Nick weer. 'En ik moet het gauw hebben. Het monster vóór maandag, zodat ik klaar ben als de bank open gaat.'
  
  Argo schoof zijn stoel achteruit. 'Wacht hier, dan ga ik opbellen.'
  
  'Bel zoveel je wilt,' zei Nick soepel, en pakte een sigaar uit Argo's doos. Argo keek geërgerd, maar zei niets toen hij naar een dikke deur in de achtermuur van zijn kantoor liep. Hij deed hem net ver genoeg open om er door te glijden, trok hem toen snel achter zich dicht.
  
  Nick leunde achterover in de grote leren stoel en keek de kamer door, hoewel hij uitsluitend in de deur was geïnteresseerd. Op schouderhoogte was een grote, ruitvormige spiegel op de deur bevestigd en hij had er zijn leven onder durven verwedden dat het een éénrichtingsraam was en waarschijnlijk niet het enige kijkgat in de kamer. Ongetwijfeld was er ook ruimte gemaakt voor een afluisteraar. Hij was druk bezig met het bekijken van zijn sigaar en het zoeken naar lucifers, toen hij de geur opsnoof. Verbrande tabak en rook. En nog iets anders. Een vaag snuifje van dat speciale luchtje was de kamer binnengedrongen toen Argo de deur had geopend en gesloten.
  
  Parfum. Muskusachtig maar aangenaam. Iets exotisch. Bijna een ademtocht van geurige wierook.
  
  Nick stak zijn sigaar op en glimlachte grimmig in zichzelf. Het was tenminste Chelsea niet in die achterkamer.
  
  Het duurde ruim twintig minuten eer Argo terugkwam en in zijn grote zachte handen wreef. Hij ging niet zitten. 'Alles geregeld,' zei hij. 'Maar die knaap is voorzichtig -natuurlijk - en hij wil jou niet ontmoeten eer jij het spul hebt gezien en hij jouw geld heeft gezien. Als volgt. Je gaat terug naar je hotel en wacht. Over een paar uur krijg je een telefoontje dat er beneden een taxi staat te wachten. Praat niet tegen de chauffeur - hij vertelt je niks. Hij brengt je waar je zijn moet. Neem tien mille met je mee, verder niks. Geen blaffer, geen identificatie, niks. Alleen het geld. De mogelijkheid bestaat dat ze je zullen fouilleren om zich te overtuigen. Speel het dus mee, Genelli, anders gaat de zaak niet door. Okay?'
  
  'Okay,' zei Nick.
  
  De Tumbleweed was rustig toen hij vertrok. De laatste floorshow was afgelopen en slechts een paar door duwerige gasten beproefden hun geluk nog in het casino.
  
  De grotere actie vond plaats in Argo's kantoor.
  
  'En?' vroeg hij. 'Wat denk je er van?' Zijn harde blik gleed over het meisje dat in de leren stoel zat. Haar muskusachtige parfum vulde de kamer. 'Weet je zeker dat je hem nooit gezien hebt?'
  
  Bloesemtweeling schudde haar mooie hoofd. 'Ik heb hem nooit gezien. Hij lijkt helemaal niet op de man die we zoeken.' Ze kneep haar perfecte wenkbrauwen samen. 'Ik weet zo net niet of het verstandig van me was om hier te komen. Misschien gebruikt hij een vermomming - op die manier heeft hij me al eens voor de gek gehouden. Misschien kan ik hem doorzien. Ik weet het niet. Ik zou hem van heel dichtbij moeten zien. Van heel dichtbij. En dan zou hij mij herkennen. Ik kan me niet zo makkelijk vermommen. Als ik me maar vrijer kon bewegen - maar ik kan me niet in de stad laten zien, aan niemand.'
  
  'Daar had je eerder aan moeten denken,' zei Argo koud. 'Vermomming! Wat wou je - dat ik elke knaap die hier komt onderzoek of hij valse borsten of zo heeft? Deze knaap, bijvoorbeeld. Stel dat hij een gewone gast is. Wat voor reputatie zou ik dan krijgen? En nog iets. Ben je er zo zeker van dat die knaap hier persoonlijk komt? Als Pio heeft doorgeslagen en deze knaap is weg kunnen komen om het verder te vertellen, zou hij dan niet iemand anders sturen die je nog nooit gezien hebt?'
  
  'Dan kan ik alleen maar voorstellen dat je al je bezoekers nauwkeurig laat nagaan,' zei Bloesem, en haar stem klonk even koud als de zijne. 'Ik ga nu weg. Toe Jing kan me terugvliegen. En als die Genelli een echte klant blijkt te zijn, zorg er dan voor dat hij niks van het speciale spul krijgt.'
  
  'Oh, kom nou, pop, het is nu allemaal speciaal spul, dat weet je. Wat maakt het uit? Dan is het net of we een nieuwe pusher hebben. En ik geloof niet dat die Genelli de jeugdmarkt zal laten liggen. Persoonlijk geloof ik dat we hem kunnen gebruiken.'
  
  Bloesem stond gracieus op. 'Als je er maar voor zorgt dat hij jou niet gebruikt. Misschien was dat meisje Chelsea niet zo nonchalant als je dacht. Hou er een oogje op, Argo. Je wilt vast niet het lekkerste lijntje verliezen dat je ooit gehad hebt. Laat Toe Jing nu komen, zodat ik uit dit stinkhol weg kan.'
  
  
  
  Bloesem was er dus geweest.
  
  Om hem aan te wijzen?
  
  Onwaarschijnlijk. Misschien had ze argwaan gehad, maar ze had niet zeker kunnen zijn.
  
  Nick zat in het donker achter het stuur van de Lamborghini, ogenschijnlijk om iets uit het handschoenenvak te pakken eer hij ging slapen, maar in werkelijkheid opende en sloot hij een cilindervormige kluis. Hij haalde er een stapeltje nieuwe biljetten van duizend dollar uit, en toen hij ze in zijn binnenzak had gestopt, legde hij alle wapens af die hij gewoonlijk bij zich had en stopte ze in de kluis. Zijn legitimatie volgde. Toen hij een halve minuut later uit zijn auto stapte - zo grondig afgesloten als een bankkluis - was hij een man zonder identiteit, ongemerkt, afgezien van de minuscule AXE-tatoeage op de binnenkant van zijn elleboog en ongewapend op de kleren die hij droeg na.
  
  Hij ging terug naar zijn kamer om te wachten, verlangde er naar bij Chelsea te zijn, maar wist dat het niet kon, dat hij zelfs geen contact met haar moest zoeken; en hij hoopte, met een knauwend gevoel van bezorgdheid, dat hij haar niet in gevaar had gebracht.
  
  
  
  Arnold Argo beëindigde zijn bedekte telefoongesprek met San Francisco en legde de hoorn neer. Gedurende enige tijd bleef hij, diep in gedachten verzonken, achter zijn bureau zitten.
  
  Hij kon niet verliezen. Wie die Genelli ook bleek te zijn,
  
  Argo kon niet verliezen. Bloesem had gelijk gehad wat Chelsea betrof. Daar zou hij voor zorgen. Wat de rest betrof, de voornaamste valstrik was al gespannen.
  
  Hij deed de lichten in het kantoor uit en ging naar boven. Maar niet naar zijn eigen kamer.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Om kwart voor zes precies zette de taxi Nick af op het vliegveld. Hij had nauwelijks tijd genoeg om op te merken dat de helikopter was verdwenen toen de man met de zware, donkere stofbril hem naar het vliegtuig wenkte.
  
  Het was een privé-vliegtuig, een vierpersoons Cessna, en zij waren de enigen die aan boord gingen. Nog geen drie kwartier na het vertrek begon het vliegtuig langzaam in het vroege ochtendlicht te cirkelen en te dalen naar de woestijnbodem. Nick keek bedekt naar de piloot. De man sprak alleen in grommende lettergrepen, en de onnodige stofbril vormde een redelijk doeltreffende vermomming. Maar Nick herkende hem toch als de man die hem in de Tumbleweed met zo'n parelende glimlach had verwelkomd.
  
  Het besef was niet geruststellend. Het deed hem bedenken dat hij misschien niet in Las Vegas werd terug verwacht waar hij de man zou kunnen identificeren. Of dachten ze werkelijk dat hij om de tuin zou worden geleid door een norse stem en een stofbril?
  
  De piloot zette de motor af en sprak over zijn schouder. 'Doe de deur open en stap uit,' zei hij uitdrukkingloos. Nick deed wat hem gezegd werd, en voelde zich naakt en kwetsbaar zonder zijn gebruikelijke verzameling lievelingswapens. Drie minuten later, op enkele meters van de Cessna staande, hoorde hij opeens het gejammer van de starter. Het vliegtuig begon te taxiën. Christus! dacht Nick. De schoft laat me hier achter. Ongetwijfeld komen er gieren om mijn botten te ...
  
  De machine kwam ongeveer vijfhonderd meter verder tot stilstand.
  
  Nick stond alleen.
  
  Saliebosjes, onkruid, cacteeën, het kale zand van de schijnbaar eindeloze woestijn. Blauwgrijze heuvels in het zuiden en westen en noorden, en een zachte glooiing in het oosten. Verder niets. Geen teken van leven, afgezien van het wachtende vliegtuig. Een volslagen en op de dood lijkende stilte.
  
  En toen hoorde hij het, het geluid van een zwoegende motor ergens ver in het westen. De langzaam voortkruipende vlek werd een Landrover die uit het gezicht verdween en weer opdook, verdween en weer verscheen, terwijl hij over de glooiende woestijnbodem reed.
  
  Nick keek er naar en wachtte af.
  
  De Landrover stopte op een paar meter van hem. Er stapten twee mannen uit die lang en stevig gebouwd waren en merkwaardig gekleed waren in gevlekte overalls met cowboyhoeden en zwarte halsdoeken voor hun gezicht. Ze kwamen zwijgend op hem af, beiden met een pistool op hem gericht. Nick deed zijn handen omhoog zonder iets te zeggen.
  
  Ze fouilleerden hem zwijgend, de man met de handschoenen aan hield zijn pistool dreigend op hem gericht, terwijl de ander hem snel maar grondig betastte. Ze roken allebei naar verschaald zweet en een melange van andere onaangename zaken.
  
  De man zonder handschoenen ontdekte het geld, het biljet van vijfduizend en de vijf nieuwe biljetten van duizend, en stopte het in zijn overall.
  
  'Hee, wacht even begon Nick, en de man met de handschoenen bracht zijn pistool een paar centimeter dichterbij.
  
  'Stil!' zei hij. Hij zei het in het Mexicaans, maar zijn accent was niet Mexicaans. En de 'ogen tussen de rand van de hoed en de halsdoek waren, evenals bij de man die hem fouilleerde, scheve ogen in de gelig olijfkleurige huid.
  
  Nick zweeg. De fouilleerder was klaar en gromde. De andere man stapte achteruit naar de Landrover en kwam terug met een aktetas. Hij gaf hem aan Nick. De sleutel stak in het slot.
  
  'Kijk nu, onderzoek later in hotel,' zei hij, het Spaans zorgvuldig maar zonder melodie uitsprekend. 'Vanavond word je opgebeld.'
  
  Nick deed de tas open en keek snel naar de inhoud. Hij snoof. Hield een snuifje onder zijn neus.
  
  Onversneden. Maar zat er iets anders in? Het was in elk geval eerste kwaliteit. Klassespul. Te goed voor een parvenu als Genelli... om te houden.
  
  Hij knikte. 'Okay,' zei hij, en deed de tas op slot. 'Wie ...?'
  
  'Dat is alles, señor,' zei de stem met het vreemde accent kwiek, en de twee mannen draaiden zich abrupt om en stapten in de Landrover.
  
  Zwartjurk, dacht Nick in zichzelf, terwijl hij hen nakeek. En een van zijn medegangsters.
  
  De gedachte was enorm opwekkend. Het bewees ongetwijfeld het verband tussen Las Vegas en San Francisco waar hij naar op zoek was geweest. En het wees er ook op dat de gezamenlijke operatie geleid werd door betrekkelijk weinig mensen, anders hadden ze de boeven uit San Francisco niet nodig gehad in de woestijn van Nevada. Tenzij er andere redenen waren waarom ze zich hier bevonden in plaats van in Frisco ...
  
  Het geluid van het vertrek van de Landrover werd overstemd toen de piloot van de Cessna zijn eigen machine gas gaf en het vliegtuig langzaam naar Nick taxiede. De piloot wenkte hem aan boord.
  
  De terugreis verliep zonder incidenten of woorden. Nick zag de woestijn onder hen doorglijden, keek uit naar bakens, ook al wist hij dat ze van weinig waarde zouden zijn. De Landrover was hen vanuit het westen genaderd, en dat was het enige dat hij wist. Hij was nog steeds niet nader gekomen tot de plek waar de drugs opgeslagen waren. Of wel?
  
  Hij keek naar de man met de stofbril die hij Pareltje had genoemd. Kennelijk genoot hij het vertrouwen van Argo, tot op zekere hoogte tenminste. De stuurknuppel aan hem ontrukken, misschien? Kon hij doen. En dan? De machine besturen en tegelijk informatie aan hem onttrekken? Nauwelijks. Beter om te wachten. Wachten tot ze landden. Geen bulten onder het vliegpak van Pareltje, voor zover hij kon zien. Een snelle Commandogreep van achteren moest voldoende zijn; dan druk overbrengen.
  
  Dus wachtte hij.
  
  De machine landde en taxiede over een verlaten stuk van het vliegveld van Las Vegas.
  
  Geweldig! dacht Nick en spande zijn spieren voor de aanval.
  
  Het moest op dat moment geweest zijn dat Pareltje de enige knop bediende die Nick niet had gezien omdat hij zich onder Pareltje's voet bevond.
  
  'Geen geintjes, makker,' hoorde hij Pareltje zeggen, en toen werd hij met verblindende hardheid in zijn maag geraakt door iets - hij kwam er nooit achter wat het precies was - zodat hij zich bijna levenloos voelde.
  
  Toen de mist optrok en de pijn een doffe verschrikking was in plaats van een folterend mes in zijn maag, besefte hij dat het vliegtuig was gestopt en Pareltje hem uit de open deur duwde.
  
  Hij viel zwaar op het platform neer. De aktetas viel naast hem neer, en achter hem gromde de motor van de Cessna. Hij draaide zich om en zag het vliegtuig wegtaxiën naar de startbaan om opnieuw op te stijgen.
  
  Hij vervloekte zichzelf bitter en raapte de aktetas op. En hij strompelde als een dronkenman over het vliegveld terwijl hij de adem in zijn lege longen zoog en vroeg zich af waarmee hij in godsnaam was geraakt.
  
  Ze namen geen enkel risico, de verdomde schoften; geen enkel. En het plotselinge waarschuwende, prikkelende gevoel in zijn nek vertelde hem dat ze hun laatste kaart nog niet hadden uitgespeeld.
  
  De drie mannen kwamen op hem af terwijl hij langs de rand van het veld liep op zoek naar een uitgang. Er was geen uitgang; de dichtstbijzijnde uitweg was de grote wachtkamer, en ze hadden hem bereikt lang voordat hij daar was. Een van hen was gekleed in hoed en uniform van de staatspolitie; hij bleef staan met zijn hand op de kolf van zijn pistool; er was er een in een gewoon pak die van de FBI had kunnen zijn en hem de aktetas afnam; en de derde droeg een open sporthemd, spijkerbroek en witte sportschoenen, en snierde openlijk tegen hem terwijl hij Nick de handboeien aan deed.
  
  'Wat is dat verdomme?' vroeg Nick.
  
  De man in het pak, die van de FBI had kunnen zijn, zei streng: 'Ministerie van Financiën,' en liet een kaart zien. 'Kom rustig mee, Genelli. Je staat onder arrest.'
  
  'Onder arrest? Op wat voor beschuldiging? Waar is jullie bevelschrift?'
  
  Spijkerbroek grijnsde als een wolf en duwde hem naar voren.
  
  'Doet dat er wat toe?' zei hij. 'Schiet op!'
  
  Nick struikelde voorwaarts. De geüniformeerde agent voegde zich achter hem, iets terzijde van Spijkerbroek. De FBI-man, als hij dat al was, liep met een hand in zijn zak, de aktetas in de andere hand. De drie voerden hem mee naar een parkeerplaats aan de andere kant van het havengebouw en duwden hem in een ongemerkte auto.
  
  'Zeg, luister nou es even ...' zei Nick, toen Spijkerbroek naast hem ging zitten en de agent achter het stuur schoof. 'Ik heb recht om ...'
  
  'Jij hebt recht! Jij hebt geen recht,' zei Spijkerbroek spottend. 'Ik zal je eens alles vertellen over het recht dat je niet hebt. Ik, Sharkey. Luitenant van de recherche Sharkey, van de politie van Las Vegas. Hee, geef die tas es, Duncan. Meneer Duncan, pardon. Ik geef je deze vogel zodra ik hem geboekt heb en wat vragen gesteld. Ik bel je op kantoor, okay?'
  
  'Okay,' zei de man die Duncan was genoemd, en hij zette de aktetas aan de voeten van Spijkerbroek. 'Maar pas op met het bewijsmateriaal, ja?'
  
  'Schei uit,' zei Spijkerbroek kortaf. 'Bel jij het hoofdkwartier, of zal ik het doen?'
  
  'Mijn afdeling,' zei de man. 'Ik bel. En ik zie jou in het Federale Gebouw, Genelli, zodra de luitenant klaar met je is.'
  
  Hij glimlachte dun en smeet het portier dicht.
  
  'Op weg, agent,' zei Spijkerbroek. 'Het bureau, en snel wat.'
  
  'Goed, meneer.'
  
  'Wat heeft dat te betekenen, het bureau?' knarste Nick. 'Wat dacht je dat je me maken kon?'
  
  Spijkerbroek lachte. 'Niet wat ik je maken kan, maar het spul dat je bij je hebt, makker. Want wat heb je daar in zitten - overhemden en scheercrème?' Hij schopte tegen de aktetas en lachte weer.
  
  Nick zweeg. Hij had niet veel zin iets te zeggen. Ze hadden hem mooi te pakken.
  
  Hij maakte de inventaris op 'terwijl de weg onder hen door schoot en naar Vegas bracht. Eén agent, vrijwel zeker echt. Eén rechercheur in burger, waarschijnlijk echt, maar even waarschijnlijk omgekocht. Eén man van Financiën, Afdeling Verdovende Middelen, ter versiering - en zo onecht als maar kon.
  
  En ene Nicholas J. Huntington Carter, alias Jimmy 'The Horse' Genelli, op weg naar de gevangenis. Het was keurig geregeld.
  
  Met de groeten van Arnold Argo.
  
  Hij, Carter, zat in last. En Chelsea hoogstwaarschijnlijk ook. Tenslotte had ze, op een zeer indirecte en subtiele manier, garant voor hem gestaan. Maar misschien had Argo, beducht op moeilijkheden, haar subtiliteit regelrecht doorzien.
  
  De wagen sloeg in de stad de richting naar de Mexicaanse wijk in.
  
  Politiebureau? dacht Nick. Misschien. Zo ja, dan kon het gunstig of ongunstig zijn. Gunstig, omdat hij dan een betere kans had er levend uit te komen. Ongunstig omdat zijn enige uitweg misschien zou zijn via officiële kanalen bevrijd te worden, en dan zou hij zich moeten blootgeven en dan zouden Argo en de hele troep onderduiken. Ontvluchten, dan. Uit de auto springen en weg rennen.
  
  Nee ... Deze Sharkey, Spijkerbroek, was een schakel in de hele onsmakelijke keten. Beproef de schakel. Beproef Sharkey. Dan ...
  
  De auto stopte voor het politiebureau. 'Moet ik u helpen hem binnen te brengen?' vroeg de agent.
  
  Luitenant Spijkerbroek Sharkey snoof spottend.
  
  'Deze schooier? Jezus, nee. Ik kan een half dozijn van die lullen met één hand aan en dan ben ik nog niet moe.'
  
  'Allemaal met handboeien?' vroeg Nick sarcastisch. Sharkey trok hem ruw uit de auto en stompte met een vuist in zijn rug. 'Een leukerd,' zei hij. 'Een komiek. We zullen zien of we een acteur van hem kunnen maken.'
  
  De geüniformeerde sergeant aan de balie keek op toen ze binnen kwamen. 'Wie is dat?'
  
  'Oh, een landloper,' zei Sharkey. 'Is de kapitein er?'
  
  'Pas na de lunch.'
  
  'Mooi zo. Ik ben in de douchekamer. Maar help me eerst even.'
  
  De sergeant ging voor Nick staan en hielp terwijl Sharkey de handboeien af deed, Nicks armen op zijn rug draaide, en de boeien weer om zijn polsen sloot.
  
  'Da's beter,' zei Sharkey, en stompte Nick in de rug. 'Opschieten, zak.'
  
  De sergeant keek hen hoofdschuddend na.
  
  Ze passeerden twee rechercheurs in burger die de trap op kwamen toen ze naar de kelder liepen. Een van hen keek Nick een tikje triest aan.
  
  'De Moordenaar gaat er weer tegenaan,' zei hij zacht tegen zijn collega. 'Ik ben benieuwd wat hij deze keer zal doen om het bloed van de muren te halen.'
  
  De kamer was ongeveer vier bij vijf meter, geheel betegeld, afgezien van het plafond en de cementvloer. Er waren twee open douches, een rij kastjes, een paar wasbakken, een enkele stoel. Geen ramen. Eén deur, waar ze door binnen waren gekomen. Luitenant Sharkey deed de deur op slot, stak de sleutel in zijn zak, en stopte de aktetas in een van de kastjes. Toen haalde hij een ploertendoder tevoorschijn. Hij zette zijn voet op de stoel en keek Nick aan, terwijl hij de ploertendoder losjes heen en weer liet zwaaien.
  
  'Wel, wel, wel,' zei hij. 'Dat is een mooie poet, lekkertje. Zal je een aardige cent gekost hebben. Maar je hebt nog wel wat poen over, hè? Hè?' In een plotselinge beweging schopte hij de stoel opzij en zwaaide zijn voet omhoog. Nick zag hem aankomen, maar het enige wat hij kon doen was zijn maag in te trekken en zijn lichaam zijwaarts te wentelen. De gemene trap die voor zijn liezen was bedoeld, raakte zijn dijbeen en zijn lichaam schoot naar achteren. Hij richtte zich bitter vloekend op, en hijgde zwaarder dan nodig was.
  
  'Niet slecht,' zei Sharkey oordeelkundig. 'Niet slecht voor een ouwe vent. Maar misschien heb je de volgende keer niet zo'n mazzel. Begrijp me goed, ik maak geen handeltje met je, Genelli. Je doet me één aanbod. Je hoogste bod. Je krijgt geen tweede kans.'
  
  'Bod?' hijgde Nick. 'Wat koop ik er voor?'
  
  Sharkey zwaaide met de ploertendoder. 'Je leven, misschien,' zei hij. 'De laatste vent die ik hier heb ondervraagd heeft zich in zijn cel opgehangen. Maar ik zal je een geheimpje verklappen. Als ze een lijkschouwing hadden verricht, zouden ze ontdekt hebben dat al zijn organen gescheurd waren. Het is de moeite waard om mee te werken, Genelli. Doe me een bod!'
  
  De ploertendoder kwam wild omlaag en raakte Nick in de nieren. Nick sloeg, naar adem snakkend, dubbel, en dit keer was zijn pijn niet gesimuleerd.
  
  'Schoft, schoft!' hijgde hij. 'Heb geen geld hier. Fouilleer me maar. Lamborghini bij de Sands geparkeerd. Mijn auto. Tienduizend in dashboard, afgesloten. Breng me er heen - ik zal het je laten zien. Eerlijk!'
  
  Sharkey lachte. 'Eerlijk, zegt-ie! Misschien. Misschien. We zullen zien. Misschien gaan we een ritje maken, wij met ons tweeën. Maar eerst...!'
  
  Hij bewoog weer bliksemsnel, en liet de ploertendoder op de zijkant van Nicks hoofd neerkomen met een deskundigheid waardoor werd vermeden dat Nick bewusteloos raakte terwijl de grootst mogelijke pijn werd veroorzaakt. Snel, woest, raakte hij hem nog twee keer op de nieren. Nick viel op de grond en kreunde, maar niet half zo gedemoraliseerd als Sharkey dacht.
  
  'Ik ga je pijn doen,' zong Sharkey. 'Ik ga je pijn doen. Een Lamborghini, hè? Die kan ik zonder jou ook wel vinden. Maar je moet een babbeltje maken en als je te langzaam babbelt, gaat het pijn doen, makker. Je gaat me een paar dingen vertellen die een paar van mijn vriendjes willen weten. Wie je werkelijk bent, waarom je naar Las Vegas bent gekomen. Wie hier verder van je zaken op de hoogte is. Dat soort dingetjes. Als de antwoorden me goed lijken, nou, dan doe ik je misschien maar een klein beetje pijn. Zodat je maar een paar weken in het ziekenhuis hoeft te blijven om af te koelen. Een speciaal ziekenhuis, natuurlijk. Een heel rustig plekje.' Hij gniffelde. 'Denk er eerst maar even over na. Dan praat je. Snel!'
  
  Nick rustte, verzamelde zijn krachten. Tenslotte krabbelde hij overeind en deinsde behoedzaam terug van Sharkey.
  
  'Er valt niks te vertellen,' hijgde hij. 'Ik ben wat ik ben en jij weet wat ik ben. Boek me in Jezusnaam. Breng me voor de rechter. Tegen hem zal ik praten.'
  
  Sharkey gooide zijn hoofd in zijn nek en brulde van het lachen.
  
  'Nog steeds de komiek, wat? Misschien weet je het nog niet, jongen? Er is iets behalve dit hij zwaaide losjes met de ploertendoder - 'om je aan het praten te krijgen. En niet tegen een rechter. Tegen mij. Weet je nog, het meisje, Genelli? Denk aan het meisje! Misschien kan zij ook wat babbelen. Of misschien bespaar je haar dat liever. Nou?' Nick keek leeg. 'Meisje? Welk meisje? Geen enkel meisje heeft iets met mij te maken, Sharkey.'
  
  Sharkey's lach was breed en vals. 'Ik kan het ze niet kwalijk nemen. Maar misschien wil jij wel iets met ze te maken hebben, Genelli. Misschien wil zelfs jij niet dat een lief kutje pijn gedaan wordt. Net zoveel pijn als ik jou ga doen!'
  
  
  
  Chelsea gaapte slaperig. Een uur slaap na haar laatste show, en toen moest die gekke Arnold Argo haar uit bed komen roepen voor een vroeg ochtend ritje naar zijn ranch. Als hij niet haar baas was geweest voor vijfhonderd dollar per week zou ze hem een klap op zijn bolle mond hebben gegeven. Maar ze werkte voor hem, en dus ... Tuurlijk, de buitenlucht was fijn. Maar op dit uur van de dag, mijn God! En om de slechtst mogelijke reden. Om die verdomde zon te zien opgaan. Zonsopgang! Ze had bijna de hele weg zitten slapen.
  
  Ze schonk zich nog een kop koffie in, wachtte tot hij terug zou komen van de telefoon. Het was hier wel druk in de vroege ochtend. Eerst de Landrover die kort nadat zij en Argo waren gearriveerd kwam aanrijden. Argo was naar buiten gegaan om hem op te vangen en de twee mannen die uitstapten hadden hem iets gegeven dat hem plezier scheen te doen. Toen waren ze naar de achterkant van het huis gelopen en de slaapbarak of zo binnen gegaan. En enige tijd later was het kleine vliegtuig geland en Argo was opnieuw tevreden geweest. Nu het telefoongesprek. En dat alles vóór het ontbijt.
  
  Ze dronk haar koffie en vroeg zich af of het iets met Nick had te maken. Ze wilde, wanhopig graag, geloven dat dat niet het geval was. Als Argo alleen maar amoureus wilde doen, was dat één ding. Ze kon hem op afstand houden. Maar...
  
  De twee mannen uit de Landrover. Ze had slechts een glimp van hen opgevangen, maar hun uiterlijk had haar niet aangestaan. Iets Chinees hadden ze. En de twee anderen, de ranchhulpjes. Ze leken Mexicaans, maar ze zagen er vals, hard uit. En Argo zelf scheen iets van zijn uiterlijke charme te hebben verloren, alsof zijn werkelijke hardheid nu begon door te komen.
  
  Chelsea begon zich steeds onbehaaglijker te voelen.
  
  Argo kwam terug in de zitkamer, wreef zich in de handen en zag er nog meer tevreden uit dan tevoren.
  
  Argo was tevreden; tevreden over zichzelf. Sharkey was de jongen om de antwoorden los te krijgen. Als Genelli goed zat, kon het geen kwaad hem een beetje hardhandig aan te pakken. Misschien was het tenslotte beter hem zo bang te maken dat hij vertrok. Argo's eigen bazen betaalden hem goed genoeg - een heleboel! - zonder dat hij bijverdiensten nodig had. Leverden hem het spul en betaalden hem ook nog! Christus, die verdomde Chinezen zorgden er niet alleen voor dat hij het spul kreeg, ze gooiden zelfs een hele nieuwe markt voor hem open - de beste scholen van het land! Het enige wat hij hoefde te doen was de pushers vinden, en God wist dat dat makkelijk genoeg was. Wat kon het hem schelen dat de Chinezen junkies van studenten en professoren wilden maken? Hij ging helemaal met ze mee.
  
  En als Genelli een bedrieger bleek te zijn, een regeringsman die zich vermomd had, zou hij gauw genoeg doorslaan na wat ze hadden versierd. Sharkey zou het Argo meteen laten weten als Genelli kans zag zich los te kletsen. En dan - het spul laten verdwijnen, met een schone lei beginnen, een onschuldig gezicht zetten, de Chinezen waarschuwen dat ze onder moesten duiken, en rustig gaan leven van de vette bonus tot ze gereed waren om opnieuw te beginnen. Heel keurig en mooi en eenvoudig.
  
  Hij ging naast Chelsea zitten en schonk een kop koffie in. 'Zo, kindje,' zei hij. 'Straks gaan we paard rijden en laat ik je alles zien. Maar nu moeten we eerst wat babbelen, goed?'
  
  'Goed,' zei Chelsea gapend. Er was vandaag iets aan Argo dat haar volstrekt niet beviel. 'Kan ik misschien eerst wat slapen voor we op excursie gaan?'
  
  'Misschien,' zei Argo. 'Eerst moeten we praten. Over je vriend Genelli. Hij heeft me een nogal raar voorstel gedaan. Zo raar, dat ik eerst een heleboel meer over hem wil weten. Vertel jij het me eens, Chelsea, kindje. Vertel me alles wat je weet.'
  
  Chelsea sperde haar ogen open. Dus had het inderdaad met Nick te maken. Angst borrelde in haar op. Maar haar gezicht vertoonde slechts beleefde verbazing en een toets van verveeldheid.
  
  'Ik heb je alles al verteld,' zei ze. 'Hij is gewoon een klein gangstertje.'
  
  'Tja, en ik geloof dat je me misschien niet alles verteld hebt,' zei Argo vriendelijk, en toen hij haar hand in de zijne nam, was zijn aanraking als van staal. 'Niet helemaal alles, engel.' Hij moest er zeker van zijn, om een beetje met deze meid te kunnen stoeien. 'Vertel het me dus maar allemaal, Chelsea m'n schatje.' Zijn greep op haar hand werd steviger.
  
  
  
  Luitenant Sharkey lachte nog steeds terwijl hij zijn voet optilde om naar Carters hoofd te trappen.
  
  Maar ditmaal was Nick sneller, er op voorbereid. Hij liet zich op zijn knieën vallen terwijl hij zijn lichaam zo draaide dat zijn rug naar Sharkey werd gekeerd; en hij dook in elkaar als een krab en zijn geboeide handen schoten veel sneller dan de klauwen van een krab uit en grepen Sharkey's enkel. Hij greep hem stevig vast en draaide. Sharkey brulde en viel hard op de grond.
  
  Nick schopte met beide voeten naar zijn hoofd en hoorde een bevredigende dreun. Toen rolde hij verder, liet Sharkey's enkel los en hurkte boven zijn gebonden polsen. Hij keek naar de versufte Sharkey terwijl hij zijn armen zo wijd mogelijk spande, zijn ellebogen spreidde, waarbij hij zijn spierbanden bijna voelde scheuren, en hij drukte zijn handen langs zijn in elkaar gedoken lichaam en drong zijn achterwerk door de boog die door zijn armen werd gevormd. Opnieuw rolde hij door, ditmaal met de knieën stram tegen elkaar en in elkaar gedoken - en toen stond hij op zijn voeten met zijn geboeide handen voor zijn lichaam.
  
  Sharkey was ook overeind gekomen en vloekte.
  
  Nick bewoog zich met de gratie en snelheid van een jaguar. Zijn rechterbeen schoot uit en raakte de andere man hard in de liezen. En toen Sharkey dubbel gevouwen en met zijn handen voor de pijnlijke plek geslagen achteruit struikelde, sprong Nick op hem af met zijn armen hoog geheven in een gespierde strop die over Sharkey's schouders viel en zijn armen als in een stalen greep tegen zijn lichaam drukte. Nick kneep. Zijn knie kwam hard omhoog en raakte Sharkey bijzonder pijnlijk. Toen ramde hij met zijn hoofd onder Sharkey's kin, smeet hem tegen de betegelde muur en sloeg zijn hoofd er keer op keer tegen aan tot Sharkey gilde met een gorgelend geluid dat er op wees dat hij bijna te ver heen was om nog van nut te kunnen zijn. Nick hield abrupt op. Maar hij bleef hem vastklemmen.
  
  'Jouw beurt, Sharkey,' zei Nick fel. 'Nu is het jouw beurt. Zeg op. Wat heeft dat te betekenen met het meisje? Waar verbergt Argo zijn spul? Wat doe jij voor hem? En probeer niet te liegen, slijmbal. Vertel me niet dat je het niet weet. Vertel op en zeg de waarheid!' Zijn sterke armen knepen weer en zijn hoofd ramde Sharkey's luchtpijp. Maar niet zo hard dat de man niet meer kon praten nadat zijn hoofd nog een paar keer tegen de harde tegels was geslagen.
  
  Zoals alle bullebakken was Sharkey een lafaard. Hij begon te kletsen.
  
  'Je bent van de FBI,' hijgde hij. 'Waarom heb je dat niet meteen gezegd? Dan hadden we samen kunnen werken ...!'
  
  'We werken nu samen, schoft,' zei Nick grimmig. 'Op mijn manier. En verder, Sharkey? Wat kun je me nog meer vertellen?'
  
  Er was niet veel meer. Alleen de plaats waar Argo's ranch zich bevond, waar hij met het meisje was. Nog een dreun tegen de muur. Hij haalde de sleutel van de handboeien uit een zak. Een laatste, genadeloze aframmeling zodat ex-luitenant Sharkey gedurende lange, lange tijd tegen niemand iets zou kunnen zeggen.
  
  Nick liet hem achter in een plas bloed. Levend. Maar nog maar net.
  
  Nick waste zich in een van de wasbakken en knapte zich op. Sharkey zou sterven als er niet snel hulp voor hem kwam, maar daar trok Killmaster zich niets van aan. Hij had andere dingen aan zijn hoofd. Hoe hij hier weg moest komen, bijvoorbeeld.
  
  Het beste was, besloot hij, brutaal de deur uit te lopen. De sergeant achter de balie kon maar één conclusie trekken - Sharkey's slachtoffer had betaald. Dus liep hij nonchalant de doucheruimte uit en deed de deur achter zich op slot. De gok lukte.
  
  De rechercheur in burger die hij onderweg passeerde, keek zonder belangstelling naar hem. De sergeant achter de balie keek verbaasd op, en schudde het hoofd.
  
  'Man!' zei hij. 'Heb jij mazzel!'
  
  Nick glimlachte. 'Een kleine vergissing,' zei hij. 'Alles is opgehelderd.'
  
  Hij liep het gebouw uit als een man zonder enige zorg. Na een paar blokken begon hij sneller te lopen. Toen begon hij te rennen. En tenslotte remde hij af, pakte een taxi en liet zich naar het Sands Hotel brengen.
  
  De Lamborghini stond er nog op het parkeerterrein.
  
  'Hee!' zei de parkeerwacht. 'Er was gisteravond laat een knaap die uw auto wilde bekijken, weet u dat? Probeerde me om te kopen om hem er in te laten. Wat zegt u me daar van? God, wat er in deze stad niet al gebeurt!'
  
  Nick gaf hem een ruime fooi, reed toen snel weg.
  
  Toen hij de stad een half uur achter zich had gelaten, stopte hij even en ontdeed zich van Genelli's vermomming. Hij had er meer dan genoeg van, en het werd tijd zichzelf te worden. Er was niets aangeraakt in de Lamborghini, dankzij - nam hij aan - de parkeerwacht. Wilhelmina, Hugo en Pierre bevonden zich weer op hun plaats. Op zijn lichaam. En de geheime bergplaatsen in dashboard en vloer bevatten nog steeds de dingen die er moesten zijn.
  
  Hij reed verder. Stopte nogmaals bij een verveloos benzinestation in de woestijn en belde naar de Tumbleweed, waarbij hij zich legitimeerde als luitenant Sharkey. Een verveelde stem zei hem dat Argo er niet was, het was onbekend waar hij zich bevond. Juffrouw Chase was er ook niet. Wist niet waar ze was.
  
  Nick reed weer verder, voerde een snel radiogesprek, eer hij op maximumsnelheid ging rijden. Er moest gemeld worden dat de ene Jimmy 'The Horse' Genelli, drughandelaar, was doodgeschoten tijdens een ontluchtingspoging na een grimmige overval op de dappere luitenant Sharkey ... Dat was het minste dat AXE voor hem kon doen.
  
  Hij deed de kap open en de zon brandde op hem neer. De Lamborghini stoof pijlsnel naar het zuidwesten, langs de plek waar de Cessna was geland en op weg naar de blauwe heuvels en de ranch van Argo.
  
  
  
  Argo's gezicht vlamde waar Chelsea's open hand hem had geslagen en zijn donkere ogen smeulden.
  
  'Probeer dat nog één keer, meid,' snauwde hij, 'en dan zal ik je echt pijn doen. Je verbergt iets voor me ...'
  
  'Loop naar de hel!' vloog ze op, en ze sprong woedend overeind. 'Nou begin ik je door te krijgen, Argo. Die hele toestand met Genelli - dat is maar een truc van je, hè? Een excuus om mij te pakken te krijgen en aan me te zitten! Val maar dood. Ik ga hier weg, al zou ik helemaal terug moeten lopen ...'
  
  Ditmaal was het Argo's hand die door de lucht sneed en Chelsea's wang trof. Haar hoofd schoot opzij en ze snakte naar adem.
  
  'Pas op wat je zegt, slet,' gromde hij. 'Nog zo'n opmerking van jou - ja, wat moet jij, verdomme?'
  
  De deur was geopend en op de drempel stond een man met een flauw, maar parelend glimlachje.
  
  'Het spijt me je op zo'n gênant moment te moeten storen,' zei hij, niet langer grommend maar even parelend als zijn glimlach. 'Ik dacht dat je wel geïnteresseerd zou zijn in een radiobericht van Las Vegas. Over je vriendje luitenant Sharkey.'
  
  'Ja? Wat is er met hem?' snauwde Argo.
  
  'Ze hebben hem in de kelder van een politiebureau gevonden, tot moes geslagen, bijna dood. Alle staten zijn gealarmeerd om uit te kijken naar ene Jimmy Genelli, verdacht van handel in drugs, die hem blijkbaar verrot geslagen heeft en toen ontvlucht is.'
  
  Chelsea was een actrice, maar ze kon het verbaasde 'Nee!' dat haar ontviel niet tegenhouden. Argo keek haar snel aan.
  
  'Mooie vriendjes heb jij, kindje,' zei hij zacht. 'Genelli, de kleine gangster, moordenaar van een politieman. En Sharkey is een harde. Wie zou ooit gedacht hebben dat een aftandse figuur als Genelli hem een pak slaag had kunnen geven? Misschien heeft Genelli verborgen talenten, hè?' Zijn blik gleed naar de deur. 'Okay, Juan. Smeer 'm en laat de jongens met het inpakken beginnen. Je weet maar nooit.'
  
  'Okay,' zei Juan. 'Reken maar. Moet ik opbellen?'
  
  'Dat doe ik zelf direct,' zei Argo. 'Smeer 'm nou.'
  
  Toen de deur dicht was, keerde hij zich weer tot Chelsea. 'Ik vermoed dat je wel weet dat een echte misdadiger het zo niet doet,' zei hij op gesprekstoon. 'Hij gaat naar de gevangenis of hij koopt zich er uit. Dus vertel me nou over Genelli, slet!' Zijn open hand zwaaide uit en hij raakte haar hard tegen haar gezicht en toen aan de andere kant. Ze struikelde en viel.
  
  'Schoft,' fluisterde ze. 'Rottige, slijmerige, ellendige schoft.' Er stonden tranen in haar ogen en er kwam bloed uit haar neus en ze begreep dat het nog veel erger zou worden. 'Smerige hoerenzoon, hoop stront, vuilnisbak!' Het was niet het soort taal dat ze gewoonlijk gebruikte, maar nu wel, met gevoel. En het werd gevolgd door nog obscenere woorden - woorden waar ze de betekenis nauwelijks van kende maar die haar zelf vuil en gemeen in de oren klonken. Argo ook. Hij trok haar vlammend van woede overeind en sloeg haar met de rug van zijn hand in het gezicht.
  
  'Varkensreet!' zei Chelsea.
  
  Ditmaal brulde Argo en balde zijn vuist. Ze zag het aankomen en liet zich vol in het gezicht raken, en in de seconde eer ze buiten westen raakte, begreep ze dat ze succes had gehad.
  
  Ze zou een hele poos tegen niemand iets zeggen.
  
  De deur ging weer open.
  
  'Wel, wel,' zei Juan, en zijn glimlach verbreedde zich. 'Ik zie dat je charmes tekort zijn geschoten. Belangstelling voor het laatste radionieuws? Ze hebben Genelli te pakken gekregen, hij verzette zich, en is doodgeschoten.'
  
  Argo draaide zich om en keek hem aan. 'Doodgeschoten,' herhaalde hij verbaasd. 'Dus hij was geen - Jezus!'
  
  'En nu?' vroeg Juan.
  
  'Ik moet nadenken,' zei Argo. 'Haal haar hier weg. Breng haar naar mijn kamer en gooi haar op mijn bed. Ik moet nadenken.'
  
  
  
  De zon stond hoog en heet aan de hemel en de Lamborghini was een pijl die door de woestijn suisde. Er was geen dekking; niets om de auto en de bestuurder te maskeren; geen kans van versterkingen van de AXE-mannen die her en der over het land waren verspreid. Alleen Carter. Maar zo werkte hij het liefst.
  
  Het zou niet makkelijk worden, zeker niet nu hij rekening met Chelsea moest houden en de Lamborghini niet bepaald onzichtbaar was; niettemin had hij geen andere keuze.
  
  Ver voor zich uit zag hij de zon op een zilveren vleugel schampen. Toen op iets anders, waarschijnlijk een auto. Toen op een laag dak - nee, twee daken. Boerderij en schuur of stal. Toen nog een voertuig, een Landrover.
  
  Hij remde iets af om de kap op te zetten en het grootste van de twee geheime vakken in de Lamborghini open te maken. Hij legde de inhoud op de bank naast zich en gaf weer gas, koerste recht op de plek af waar de zon op de Cessna, de grote geparkeerde auto, de Landrover, en de daken glinsterde.
  
  De Lamborghini vrat de kilometers op, scheurde ze in meters, voerde Nick langs het vliegtuig en de weg op langs de auto's, bracht hem gierend bij een grote veranda en een deur ging open en er verscheen een man met een wapen in zijn handen. Een submachinegeweer, opgeheven - maar aarzelend.
  
  Nick aarzelde niet. Wat hij moest doen kon gevaarlijk voor Chelsea zijn, maar - God helpe hem! - dat was de minste van zijn overwegingen. De contactgranaat vloog uit zijn vingers nog eer de wagen tot stilstand kwam, en hij zag de man ontploffen in flarden die door de lucht vlogen in een afschuwelijke melange met stukjes muur. De veranda zakte in elkaar, en iemand brulde ergens boven het splinterend geluid uit. Nick gaf gas en richtte tegelijkertijd de rookfakkel. De tuit braakte een dikke wolk uit die het huis omspoelde, en eer de rook zijn gezichtsveld geheel bestreek, trok hij de Lamborghini in een snelle cirkel rond het huis. Binnen enkele seconden was het hele huis omringd door een rookwolk, en de wilde schoten die er doorheen braken, vlogen in het wilde weg.
  
  Hij stopte naast de geparkeerde Landrover en gleed op zijn buik door de rook, een granaat in elke zak en Wilhelmina in zijn hand. Het huis was stil, wachtte af. Hij kroop langzaam en behoedzaam; hij luisterde, al zijn zenuwen gespannen op de geluiden in en rond het huis.
  
  In zijn buurt, buiten, klonken voetstappen. Bijna even geruisloos als zijn eigen sluipgang, maar niet helemaal. Hij hoorde ze. Twee personen. Een die van links voor hem uit naderde, de ander van rechts. Heel, heel behoedzaam. Ze waren nu zo dichtbij dat hij hun verschaalde lichamen kon ruiken, bijna de trillingen van hun voetstappen kon voelen. Nabij genoeg.
  
  Hij liet zich plat vallen en hief Wilhelmina hoog op. De Luger blafte twee keer naar links en riep een gorgelende kreet op; Nick rolde om toen een kogel van rechts langs zijn oor floot, en schoot nogmaals. Ditmaal leverde één schot een gegrom en een bons op. Hij wachtte weer. Trok een granaat uit zijn zak en wierp hem in de richting van het met rook omkolkte gat waar de deur was geweest. Toen kwam hij overeind en rende langs de zijkant van het huis, met zijn vingers op zoek naar een raam, en hij hoorde kreten en vuursalvo's die niets raakten. Toen vonden zijn tastende vingers een raam, dat open stond in de van rook vervulde ochtendlucht, en zijn lichaam gleed naar binnen.
  
  In de rokerige schemering zag hij een lichaam op het bed. Een vrouwenlichaam. Maar hij had geen tijd het te onderzoeken. Argo's stem brulde: 'Achterom, idioten! Lazer op en besluip hem van achteren - waar wachten jullie verdomme op? Smeer 'm!'
  
  Nick sloop naar de deur. Zag Argo in de gang staan, met een pistool gebaren. Twee mannen die met machinegeweren weg renden. Een derde die met bleek gezicht bleef staan, de parelende glimlach weggedraaid.
  
  Killmaster wierp zijn laatste granaat en hij had goed gemikt. Hij had een vlietende gedachte dat het jammer was dat hij Argo nooit zou kunnen ondervragen, en toen een tweede vlietende gedachte dat dat ook eigenlijk niet nodig was.
  
  De ontploffing scheurde de gang aan flarden. Muren stortten in, ramen versplinterden; de deur van de slaapkamer vloog uit zijn scharnieren en raakte Nick.
  
  Gegil. Vallend puin. Opstijgende stofwolken. Toen stilte. Stilte, afgezien van de vallende kalkbrokken en lekkende vlammen.
  
  Nick schoof de deur opzij en onderzocht snel het huis. Zeven man die op een afschuwelijke manier aan hup einde waren gekomen, Arnold Argo inbegrepen. Een gesloten kluis en, buiten, een afgesloten en stille schuur die nader onderzoek verdiende.
  
  En binnen, op het bed, bewoog Chelsea zich en kreunde.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  De slanke man spreidde zijn delicate handen en schudde zijn hoofd.
  
  'Het spijt me, heren,' zei hij. 'Ik ben bang dat ik geen antwoord voor u heb. Genelli was misschien onze man, en misschien ook niet. Ik geloof wel dat we mogen aannemen dat hij dood is. Maar ik weet niet waarom we niets van Argo hebben gehoord. En ik kan ook niet verklaren waarom ik hem niet kan bereiken. Ik kan alleen maar de meest waarschijnlijke verklaring opperen - dat hij zelf uit voorzorg met het materiaal is ondergedoken tot dit incident is afgelopen. Wat uw suggestie betreft, kameraad Ling, ik geloof niet dat het verstandig zou zijn Toe Jing en Lie Tsjang met de helikopter terug te sturen. Als er moeilijkheden op de ranch zouden zijn - wat ik overigens geneigd ben te betwijfelen - is een rondwiekende helikopter natuurlijk onmiddellijk verdacht. Nee, kameraden. We kunnen alleen maar afwachten. En ik kan u verzekeren dat we hier absoluut veilig zijn. We hebben ons verscholen; alles is verborgen. We hoeven niet ongerust te zijn. Kom, vrienden! Het is etenstijd. Laat ons eten, wijn drinken, ons laven. En nog grotere dingen beramen.' Zijn stem vibreerde kwiek, maar de ogen achter de dikke donkere glazen waren bezorgd samengeknepen.
  
  De dikke man kwam stommelend overeind.
  
  'Ja, we moeten eten,' zei hij. 'Maar vergeet niet dat Peking op u rekent, dr.Twin.'
  
  De slanke figuur boog.
  
  'Die gedachte is mij een steun,' zei Bloesems vader.
  
  -
  
  Het was reeds lang donker toen de Lamborghini, met Nick aan het stuur en Chelsea met een opgezwollen gezicht aan zijn zijde, afremde voor de lichten van San Francisco. De autoradio murmelde zacht, geruststellend. Er waren nog geen meldingen van wat Carter in de woestijn van Nevada had achtergelaten - een laaiend vuur dat ranch en schuur, Cessna en geparkeerde auto's verteerde. Hij had de boerderij grondig doorzocht eer de lekkende vlammen vat kregen. In een muurkluis had hij ruim tweehonderdduizend dollar in contanten gevonden en een lijst in code die naar zijn overtuiging een lijst van pushers en plaatsen moest zijn. En uit de afgesloten schuur had hij een grote kist met illegale drugs gesleept. Maar hij had de wapens en munitie laten liggen om meer brandstof voor het vuur te leveren.
  
  De keten was vrijwel gesloten. Bijkomstige bewijzen, ja, maar onmiskenbaar. Een of twee schakels waren nog wat duister, maar ze waren er. Obscene foto's. Een zachte, hypnotische stem. Dr. Martin Siddley Winters, zo geliefd bij zijn studenten maar zo bijzonder dood ...
  
  Chelsea gaapte, en kreunde plotseling. Haar hand ging naar haar pijnlijke gezicht.
  
  'Godverdomme,' zei ze. 'Ik geloof niet dat ik erg veel op heb met dat werk van jou, Carter, hoe waardevol het ook mag zijn. Gaan we nog rusten, of hoe zit het?'
  
  'Of hoe zit het,' zei Nick. 'Jij gaat rusten. Ik moet nog een boodschap doen.'
  
  Hij zette haar af bij het Mark Hopkins Hotel en ging verder.
  
  Misschien had hij het verkeerde doelwit gekozen voor zijn laatste slag, maar een ingeving zei hem dat er slechts één plek over was waar hij heen moest.
  
  
  
  Het huis op Telegraph Hill was stil en donker.
  
  Nick sloop er in het donker heen, zelf ook donker en geruisloos in een zwart hemd, zwarte broek en schoenen met zachte zolen. Zijn bewegingen waren opzettelijk langzaam, en zelfs toen hij zich recht tegenover Bloesems elegante huisje bevond, deed hij niet onmiddellijk een zet.
  
  Het duurde even eer hij er absoluut zeker van was dat het huis door slechts één man werd bewaakt - aan de buitenkant, tenminste - en toen hij het patroon van het langzame heen en weer stappen van de man had doorgrond, voegde hij zich naar het patroon ... werd een tweede schaduw in het zachte maanlicht. Een dodelijke schaduw.
  
  Hugo gleed geruisloos in zijn hand. Nick verhaastte zijn passen. En sprong. Zijn linkerarm werd om de keel van de man geslagen en met zijn rechterhand duwde hij Hugo als een vleespin door de nek. Er klonk een zacht, borrelend geluid, een plotselinge spanning in het lichaam, toen was het een dood gewicht.
  
  Nick liet het lichaam op de grond zakken naast het huis, een extra plek duister in de nacht.
  
  De voor- en achterdeur hadden nieuwe sloten gekregen sinds zijn laatste bezoek. Zonder de Speciale Slotenprikker had het hem aanzienlijke moeite gekost. Zelfs nu duurde het ruim drie minuten eer hij de achterdeur open had en weer achter zich dicht kon trekken.
  
  Hij sloop steels door het huis, uitziend naar tekenen van gezelschap en de zijdeur waar, volgens Bloesem, Cissy
  
  Melford gebruik van had gemaakt. Er was geen gezelschap, maar hij vond de kleine zijdeur makkelijk - ook al had hij hem van de buitenkant niet gezien. Alweer een geheime Chinese ingang, nam hij aan, terwijl hij een achtertrap opging naar Cissy's gedeelte van het huis.
  
  Het was verrassend klein en volslagen leeg.
  
  Zijn potloodlantaren tastte de muren van vloer tot plafond af en dook diep in de kasten; maar hij kon geen spoor van een verbinding met Bloesems kamers ontdekken. Hij was er zeker van dat die er moest zijn - dat, of een afdeling tussen Bloesems slaapkamer en deze andere kamers - maar ondanks zijn volharding ontging het hem. En hij kon niet meer tijd verknoeien.
  
  Hij sloop terug en tastte zich voorzichtig een weg door de vestibule, de trap op naar Bloesems kamer. Hij hoorde haar zachte ademhaling, rook haar geur. Een bleke straal maanlicht viel op het grote bed en onthulde dat ze in het midden lag, haar pikzwarte haar op het zijden kussen gespreid en haar verrukkelijke lichaam half bedekt door het laken zodat haar prachtige borsten zichtbaar waren als verleidelijke vruchten. Maar ditmaal kwam Carter niet in de verleiding. Hij sloop naar het bed en keek op haar neer, snoof de geur op die een melange was van muskusachtige parfum, wierook, en opium en hij luisterde naar haar ademhaling. Ze sliep werkelijk, en diep.
  
  Hij haalde de rol plakband uit zijn zak en sneed met twee snelle flitsen van Hugo's scherpe lemmet twee lengten af. Toen trok hij het laken weg en bond polsen en enkels stevig vast. Ze bleef slapen, al veranderde het ritme van haar ademhaling, en hij begreep dat ze spoedig wakker zou worden.
  
  Mooi zo. Dan konden ze praten. Intussen had hij nog iets te doen.
  
  Hij verschoof het kamerscherm zodat hij haar in het oog kon houden terwijl hij bezig was, en toen betastte hij de muur tot het paneel opzij schoof. Toen stapte hij in de kale kleine kamer en liet de zaklantaren rondspelen. Opnieuw viel het licht op raamloze, deurloze muren, op een tafel en stoel en een zware stalen dossierkast. Er moest ergens nog een deur zijn, nog een verborgen, glijdend paneel, of tenminste een valluik of zo. Maar hoe hij ook zocht, hij kon niets vinden, en tenslotte gaf hij het op en richtte zijn aandacht op de dossierkast.
  
  Alle laden werden met één slot afgesloten, en het weerstreefde hem bijna tien minuten lang. Toen gaf het de strijd op. Hij trok de laden een voor een, snel en geruisloos, open, terwijl hij Bloesems zuchtende ademhaling in de kamer achter zich hoorde; en hij wist niets van het ingewikkelde alarmsein dat in werking was getreden toen hij het slot forceerde.
  
  De laden onthulden een camera, een aantal negatieven van man en vrouw die in hoogst compromitterende houding in elkaar gestrengeld lagen, een kleine hoeveelheid drugs, een injectiespuit, een bandrecorder, en een stapeltje geluidsbanden. Een wit voorwerp ving zijn blik toen hij zich bukte om de bandrecorder te bekijken en hij liet er zijn licht op vallen. Een kaartje. Een aantal kaartjes, tegen de zijkant van de la gedrukt alsof ze er bij toeval zo waren gevallen. Nick trok er een uit.
  
  Het was het visitekaartje van de Oriënt lm- en Export Maatschappij.
  
  Wel, wel, wel.
  
  En toen zag hij dat er een draad van de bandrecorder door de achterkant van de kast naar de muur liep, en een tweede draad die door een klein gat in de voorkant beneden liep en via de vloer en de muur bij een kleine luidspreker hoog boven de geheime deur eindigde.
  
  Hij drukte de knop in en de lege spoel op de bandrecorder begon te draaien. Nee - hij was niet leeg. Een los stuk van de band fladderde op toen de spoel ronddraaide. Hij zette het apparaat stil. Er waren geen lege banden, daarom nam hij een volle band uit een doosje en duwde het eind van de losse band zorgvuldig onder het eind van de andere band. Toen spoelde hij het apparaat door en zette het aan.
  
  Een zachte, vriendelijke, dwingende stem fluisterde in de slaapkamer. Niet Bloesems stem - de warme, sympathieke klanken van een mannenstem murmelden uit de luidspreker in de kamer. Nick keek naar de slaapkamer terwijl hij luisterde, en zag dat Bloesem zich een stukje omdraaide in het bed. Maar haar ogen waren nog gesloten. - als u wakker wordt, dr.Winters,' zei de stem. 'Uw studenten houden van u, luisteren naar u. Bloesem zal er voor zorgen dat ze van u blijven houden. Bloesem zal ook van u blijven houden. U zult haar helpen bij alles wat ze van u vraagt. Ze zal u zeggen wat u moet zeggen, en u zult het zeggen, dr.Winters. U zult mijn stem vergeten, maar u zult zich de instructies herinneren. U zult zich ook herinneren dat wij weten en het bewijs kunnen leveren dat u nog altijd communist bent en dat zullen we ook doen als u niet meewerkt. Denk er ook aan dat wij de foto's hebben die u alleen al kunnen ruïneren. Onthoud deze dingen, dr.Winters. Maar vergeet dat u een stem hebt gehoord. Onthoud de angst. Onthoud dat u moet meewerken. Ga nu slapen en word dan wakker. Slaap nu ... slaap nu ... slaap ...' Dr.Twins stem vervaagde.
  
  Bloesem giechelde. Nick zette de bandrecorder af en zag haar gaan zitten. Ze glimlachte tegen hem.
  
  'Zo heb je Winters dus te pakken gekregen,' zei Nick vlak.
  
  'Seks, chantage, hypnotisme, nog meer chantage. Maar op de een of andere manier is hij er achter gekomen, hè?' Bloesem lachte nu hardop en zwaaide haar welgevormde benen over de rand van het bed.
  
  'Op de een of andere manier,' zei ze. 'Twee en twee is vier, dat goocheme mannetje. Ik geloof dat hij er zich over verbaasde dat hij zo waanzinnig amoureus werd na een paar ietsepietserige borreltjes.' Haar lach veranderde weer in gegiechel. 'Hij was een onhandige idioot. Niet zoals jij, jij brok seks. God! Jij was geweldig. Ik had die stomme idioten wel kunnen vermoorden toen ze te vroeg kwamen binnen stormen.' Haar gezicht werd donker. 'Net toen ik zo'n plezier aan je beleefde. Zo veel meer dan aan Martin Siddley, zo veel meer dan aan Pio. Maar ze begonnen natuurlijk bang te worden. Ze waren er zeker van dat Verdovende Middelen of de FBI een van hun mensen in Martins plaats zou schuiven. Dat dacht ik ook, maar ik was er niet helemaal zeker van. Waarom maak je me nou niet los, dan kunnen we verder gaan met wat we aan het doen waren toen we zo ruw onderbroken werden.' Ze keek hem verleidelijk aan en maakte een obsceen gebaar met haar geopende dijen.
  
  'Misschien wel, ja,' zei Nick, terwijl hij walgde van de aanblik. 'Maar vertel me eerst eens iets.' De laboratoriumproeven van het spul dat hij bij Argo had gevonden zouden het antwoord waarschijnlijk leveren, maar hij had een griezelig gevoel dat hij niet in de buurt zou zijn om de resultaten te vernemen. En hij wilde het bepaald weten. 'Vertel me eens waarom dat spul zo speciaal is. Hoe komt het dat die studenten allemaal tegelijk wild worden, alsof het volgens schema gaat?'
  
  Haar lach was een corruptie van kinderlijke verrukking. 'Ja, het is nogal speciaal, hè? Net LSD, maar veel, veel sterker. Oh, woest, man, woest! Ze raken er helemaal van door het dolle heen. En weet je? Het heeft een ingebouwde klok! Het sluimert min of meer in het gestel, en als het dan los komt - hallo! En dan hoeft maar één jongen een fles te gooien, één jongen die wild wordt en gaat schreeuwen, één jongen die "Vrede!" roept en dan wordt de hele massa wild!' Ze gniffelde vergenoegd en kronkelde zich op het bed.
  
  'En jij vindt het prachtig,' zei Nick afstandelijk, terwijl hij Wilhelmina uit de holster liet glijden.
  
  Hij wist dat Bloesems wilde lach niet alleen door drugs werd veroorzaakt. Ze voelde zich veilig. Vol zelfvertrouwen. En er kwam een tocht door de open deur van haar kamer die er tevoren niet was geweest. 'En je wilde zelf helemaal niet zo graag aan de kuur, wel?'
  
  'Ben je gek?' gilde ze, elk spoor van oosterse subtiliteit verdwenen. 'Voor jou die kicks opgeven? Zelfs voor jou niet, knapperd! Ik denk er niet aan.'
  
  'En Winters? Hij moest jullie propagandist worden, is het niet? Om die studenten politiek te corrumperen?'
  
  'Bah.' Ze keek verachtelijk. 'Hij was de eerste maar. Als deze zaak op gang komt, krijgen we er een heleboel zoals hij. Er zitten een massa rooie rakkertjes op die campussen van jullie. Het enige wat ze nodig hebben is iemand als ik om ze een duwtje te geven. En voor je het weet - maar in zekere zin was het jammer van hem. Hij had iets meer gegist dan ik had gedacht. Hij kwam hier op een dag vroeg, en toen ik thuiskwam met de Lancia, kwam hij net naar beneden uit de slaapkamer, wat zeg je daar van? En pas later kwam ik er achter dat hij de bandopname had. Maar dat deed er niet toe - we hebben hem toch te pakken gekregen.'
  
  'Inderdaad,' zei Nick, en luisterde naar het zachte kraken
  
  van de trap. Natuurlijk had ze er geen bezwaar tegen te praten. Ze wist dat haar woorden niet verder zouden komen en ze genoot van het verbale spel dat ze zich voorheen had moeten ontzeggen. 'Heel slim, de hele zaak. Eerst drugs, daarna propaganda. Maar dr.Martin Siddley Winters kwam er achter dat het meer was dan seks en vieze foto's en aanbiddende studenten, daarom stopte hij zijn tas vol met een monster van de drugs, waarschijnlijk met de foto's, en zeker met de band die hij had gepakt toen hij jou hoorde aankomen. En een visitekaartje, dat verraadde de hele zooi.'
  
  'Niet de hele zooi.' Een ogenblik keek ze enigszins onzeker. 'Natuurlijk wist hij niet ...'
  
  'De hele zooi,' zei Nick onverbiddelijk. 'Hij wist het niet, maar toch heeft hij ons de tip gegeven. Over jou, over jullie foto's, over jullie drugs, over jullie Chinese gangsters, over jullie pusher, over de tussenpersoon Argo die er op het ogenblik als een gebakken schol bij ligt in zijn uitgebrande ranch. Het is met hem afgelopen, Bloesem. Met jou ook. En met je pappa Twin, je eigen leverancier.' Ze lag doodstil in het bleke maanlicht.
  
  'Maar je - je hebt Argo niet eens gezien,' fluisterde ze. 'Ik wist dat je terug zou komen omdat je - omdat je - maar wat bedoel je? Wat is er met Argo gebeurd?' Maar er was geen tijd meer om te praten.
  
  Het pistool blafte uit de deuropening en Nick schoot terug, drie schoten snel achter elkaar, en toen dook hij in elkaar en draaide zich om teneinde op te vangen wat er, naar hij wist, van achteren zou komen. De schaduw rechts van hem viel met een kreet neer bij de slaapkamerdeur maar bleef schieten, en Bloesems stem klonk op in een schaterlach toen twee mannen door het nu geopende paneel aan de andere kant van de kleine kamer stormden en op Nick vuurden.
  
  Hij tolde en ontweek en dook weg en vuurde. Heet lood beet diep in zijn schouder en schramde zijn wang terwijl de kogels van twee kanten op hem afvlogen. Eén man was gevallen en lag stil op enkele decimeters afstand; een tweede, die bij de deur, schoot nog steeds, evenals de andere man in het kamertje.
  
  Nick danste heen en weer, vloekte, vuurde. Hij zat in het kruisvuur gevangen als een vlinder. Hij dook opnieuw weg en schoot, voelde een kogel aan zijn buik plukken. Bloesems wilde lach veranderde opeens in een afschuwelijke gil, en toen hij onwillekeurig omkeek, zag hij haar van het bed vallen en hard op de grond neerkomen, terwijl haar gebonden handen het gat in haar hoofd probeerden te pakken en toen terug vielen. De donderslag trof zijn hoofd en hij bleef stil liggen.
  
  En opnieuw zweefde hij dicht aan de oppervlakte van bewustzijn om weer terug te vallen en door een zee van pijn te zwemmen.
  
  Stemmen. Een geur. Steeds stemmen en een geur.
  
  Zijn geest kwam weer boven, maar hij hield zijn ogen gesloten. Hij voelde het kleverige bloed op zijn gezicht en borst en schouders, rook de scherpe geur er van. Ditmaal was er iets anders - geen wierook, geen medicijnen, geen parfum. Een riool.
  
  Toen klonken de stemmen, zwevend, wegebbend, terugkerend, vervagend, harder wordend, afzakkend. Hij dwong zich tot bewustzijn te komen, zijn ogen dicht te houden, te luisteren, in leven te blijven.
  
  'Nee! Geen uitstel,' zei een van de stemmen. 'Hij moet verdwijnen, en wij ook.'
  
  'Maar het merkteken van AXE!' zei een andere stem. 'De tatoeage op de elleboog - dat betekent dat we met AXE te maken hebben en dat er anderen zijn zoals hij. Breng hem bij, dokter! Breng hem bij! Lie Tsjang en ik zullen hem ondervragen
  
  'Er is geen tijd meer voor ondervraging, snap je dat dan niet? De Commissaris wacht. De Generaal wacht. Zijn adjudant wacht. We komen allemaal in gevaar als we aarzelen. Duivels! Dacht je dat ze hier kwamen met die moeilijke illegale paspoorten om zich in een pakhuis in San Francisco te laten afmaken? We moeten die man onmiddellijk kwijt en dan bij elkaar komen om een snelle hergroepering voor te bereiden.'
  
  'Maar als deze man van AXE is ...'
  
  'AXE zij duizendmaal vervloekt, en jullie idioten ook omdat jullie die tatoeage niet eerder opgemerkt hebben! Ik zeg je dat het te laat voor ondervraging is en dat we ons nu van deze man moeten ontdoen! Hij is zo ver heen dat ik hem toch niet meer bij kan brengen.'
  
  Dr.Twin, dacht Nick vaag, had een hoop van zijn gebruikelijke aplomb verloren.
  
  In zijn pijn en duizeligheid waagde Nick het één oog een stukje open te doen. Hij zag drie mannen. Een van hen was dr.Twin en hij zag er geteisterd uit. Hij kende de andere twee niet van naam, maar had hen eerder gezien. Een van hen tilde een valluik op terwijl de derde, met zijn handen aan zijn verbonden hoofd geslagen, toekeek en er erg slecht uitzag.
  
  De gore stank van een open riool drong Nicks neusgaten binnen als de lucht van een reusachtige wc. Maar het ritme van zijn ademhaling veranderde niet. Innerlijk worstelde hij om de beheersing over zichzelf terug te krijgen, worstelde hij voor zijn leven, voor bewustzijn en voor kracht.
  
  Hij werd ruw vastgegrepen. Even later voelde hij zich door het gapende gat glijden dat naar het stadsriool voerde. Hij was voldoende bij bewustzijn om te beseffen dat hij zich waarschijnlijk in een kelder van de Oriënt Import en Export Maatschappij bevond en dat hij nog maar één kans had om in leven te blijven, en toen duwden de handen zijn lichaam omlaag in een kolkende, stinkende stroom vuil.
  
  Hij haalde diep adem en deed zijn mond dicht.
  
  Handen duwden op zijn hoofd. Eén minuut, twee minuten, langer. Hij voelde zich langzaam sterven. Hij liet zijn lichaam onder gaan ... dieper, dieper, dieper...
  
  Er klonk een gedempte bons en het was donker.
  
  Hij telde, wachtte, voelde dat zijn hoofd op het punt van barsten stond. Maar hij moest hen tijd geven om weg te komen.
  
  Er ging nog een minuut voorbij...
  
  Toen hij tenslotte zijn hoofd boven het stinkende water stak en de smerige, bedorven lucht inademde, besefte hij dat hij nog nooit zo dicht bij de dood was geweest. Hij zou alsnog kunnen sterven; waarschijnlijk zou het ook gebeuren.
  
  Maar hij moest nog één afspraak nakomen.
  
  Hij stak een pijnlijke arm uit en tastte naar de onderkant van het valluik. Zijn andere hand gleed over zijn lichaam om te zien of ze hem iets hadden afgenomen.
  
  En hij was tevreden.
  
  
  
  De slanke, delikaat gebouwde man in het onberispelijke sjantoengpak zat aan het hoofd van de tafel en keek zijn metgezellen door zijn donkere bril aan. Er waren nu vijf mannen; de drie uit Peking en twee andere, beiden gewond, van wie de een ernstig.
  
  'Dit soort dingen kan gebeuren, heren,' zei dr.Twin.
  
  'Maar het onmiddellijke gevaar is nu bezworen. De man was een agent van AXE en hij is verwijderd. Er kunnen anderen komen. Dan zijn wij weg. De Maatschappij blijft tijdens mijn afwezigheid legaal functioneren, en ik zal de operatie van Argo opschorten en hem weer aan het werk zetten als de tijd rijp is.
  
  'Dit alles betekent slechts een kort oponthoud. Natuurlijk heb ik ook een verlies geleden ...' Zijn stem brak, en hij zweeg even. 'Maar,' vervolgde hij toen hij zich had hersteld, 'onze eerste zorg is hier te verdwijnen zonder een spoor achter te laten. Toe Jing zal u met de auto naar de helikopter brengen waarmee u naar de plaats van vertrek gevlogen wordt. We hebben niets verloren, heren. Niets. Nou ja, nauwelijks iets.'
  
  De kameraden bogen hun hoofden. Het was de dikke man die, bijna met eerbied, sprak.
  
  'U heeft onze sympathie, beste kameraad,' zei hij, 'wat het verlies van uw mooie dochter betreft. Maar ze heeft ons goed gediend, onze zaak versterkt. We zijn bijzonder onder de indruk van uw loyaliteit en efficiency. En het stemt ons uiterst tevreden dat u zich van de agent van AXE hebt ontdaan, want hij lijkt ons de man te zijn die ons in het verleden zo'n hoop last bezorgd heeft. Dat obstakel ...'
  
  Hij zweeg plotseling maar zijn mond bleef geopend. Zijn ogen sperden zich langzaam en zijn gezicht was een verbijsterd masker.
  
  De andere mannen volgden zijn blik. Toe Jing en dr. Twin wilden opstaan. De hand van de Generaal vloog naar de kolf van zijn revolver. Ze staarden, bevroren in een tableau van half overeind gekomen mannen met uitpuilende ogen.
  
  De deur van de kamer was geruisloos open gegaan. En daar doemde de monsterlijke figuur op van iets dat meer op een groot beest dan een man leek. Slijm, vuil, bloed en uitwerpselen overdekten de figuur. De kleren waren gescheurd en bevuild, het haar was verward en smerig, en de ogen waren wild en bloeddoorlopen.
  
  Gedurende een fractie van een seconde stond Nick Carter daar in de deuropening, die hij geheel vulde, met gespreide benen, de armen losjes langs zijn zijden. Hij keek hen aan. 'Boe!' zei hij, en struikelde.
  
  Ze zagen het bolletje niet, het kleine, glimmende metalen bolletje in zijn rechterhand, en evenmin zagen ze de geringe draaiende beweging die hij er aan gaf eer hij het liet vallen. Noch zagen ze hoe diep hij adem haalde eer hij op de grond viel. Terwille van de bevrediging die het hem gaf moest hij iets van die adem gebruiken om zijn laatste boodschap over te brengen.
  
  'De groeten van Argo uit de hel,' zei hij tussen zijn op elkaar geklemde tanden. 'Hij verwacht jullie.' En toen hield hij zijn adem weer in en bleef als een dode in de deuropening liggen.
  
  'Lieve God!' zei Twin met groen en glimmend gezicht. 'Kameraad! Blasfemie!' zei Ling scherp, en tastte plotseling naar zijn keel.
  
  De Generaal stond abrupt op, wankelde, en viel neer. Het duurde ongeveer vijftien seconden eer de anderen neervielen en stierven.
  
  Pierre, het dodelijke gasbolletje, had, hoe nat en kleverig hij ook was, zijn gebruikelijke dodelijke taak met zijn gebruikelijke snelheid opgeknapt.
  
  Nick krabbelde overeind en deed de deur dicht achter de vader van Bloesem en zijn superieuren uit Peking.
  
  En toen, uitgeput, bloedend en stinkend als een beerput, tastte hij zich een weg door de donkere gangen van de Oriënt Import en Export Maatschappij naar de frisse avondluchtlucht.
  
  
  
  'Nick, liefste!' fluisterde Chelsea.
  
  'Engeltje,' zei Nick. 'Au! Nee, vergeet dat au. Doe het nog eens. Dichterbij, schat. Dichterbij, daar ...'
  
  In de twee weken die hij in het ziekenhuis had doorgebracht om op te knappen, was veel gebeurd. Drugs waren geanalyseerd, banden waren afgeluisterd, het hele verhaal van Pekings verraderlijke drugs-en-propaganda complot was ontrold ... pushers waren gearresteerd, studenten werden aan de kuur onderworpen, de O.I.E. Maatschappij werd van zolder tot kelder doorzocht.
  
  Maar nu deed niets er toe, hoe belangrijk de zaak ook was. Wat er nu toe deed was de warmte van het bed en de nabijheid van twee liefhebbende lichamen.
  
  'Hou je van me?' murmelde Chelsea.
  
  'Ik hou van je,' fluisterde Nick.
  
  Het was rein en het was prachtig.
  
  Ze lagen in eikaars armen en lieten het genot langzaam en verrukkelijk opklimmen. En toen ging het niet langzaam meer, maar uitgelaten van opwinding, en de tijd verloor alle betekenis in de golvingen van hun ritmische dans.
  
  De duisternis sloop de kamer bovenin het Mark Hopkins Hotel binnen. De stilte werd slechts verbroken door zachte zuchten; en het ijs in de champagnekoeler smolt. De hele wereld was geconcentreerd in dat ene warme, zachte, weelderige bed.
  
  Zo kwam het Nick tenminste voor terwijl hij opgetogen met Chelsea worstelde. Hij bedreef de liefde zoals hij hem bedrijven moest, na alle kwaadaardigheid, en zij betekende opwinding en comfort en geluk, dit alles verpakt in een prachtig, waarlijk vrouwelijk wezen.
  
  Een sensueel, seksueel wezen ... Hun lichamen bewogen zich in één energiek ritme.
  
  Nicks zintuigen trilden opeens en zijn geest scheen weg te drijven op een warme zee. Chelsea's vingers begroeven zich in zijn rug en ze deinden samen op en neer, verrukt, sprakeloos vervoerd. Samen voelden ze de wereld exploderen in een enorme uitbarsting van hartstocht.
  
  Ze lagen gedurende enkele minuten als uitgeputte gladiatoren naast elkaar. Toen zuchtte Chelsea en wendde zich tot hem. Haar lippen liefkoosden zijn gezicht; haar armen gleden luchtig om hem heen.
  
  'Meer,' fluisterde ze. 'Meer, eer de scheidsrechter op zijn fluitje blaast.'
  
  'Er is geen fluitje,' zei Nick slaperig. 'De wereld mag zonder mijn tussenkomst ontploffen. Geen telefoontjes, geen onderbrekingen, niks. Jij en ik samen voor de komende drie weken.'
  
  'Meen je het?' vroeg Chelsea twijfelend. 'En hoe zit het met die wekker die meestal ongeveer op dit moment afgaat?'
  
  Nick glimlachte in het donker en drukte haar dicht tegen zich aan.
  
  'Die heb ik afgezet,' zei hij.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  De vredesbeweging van de studenten was allesbehalve vreedzaam. Plotseling was de goed georganiseerde demonstratie ontaard in een tomeloze golf van terreur. Auto's werden omvergegooid en in brand gestoken, meisjes werden het slachtoffer van wrede en sadistische orgieën. En terwijl de natie verlamd wordt door paniek, verschijnt Nick Carter ten tonele in de rol van docent. Wat hij zijn studenten onderwijst staat in geen enkel studieboek. En wat hij van hen leert bezorgt hem koude rillingen!
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"