Carter Nick : другие произведения.

The Vulcan Disaster

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  NC 101
  
  
  
  
  
  Wapensmokkel Syndicaat
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: The Vulcan Disaster
  
  No 1976 by Universal-Award House, Inc.
  
  No 1982 Nederlandse uitgave Tiebosch Uitgeversmij. bv Amsterdam
  
  Vertaling: Jacob Bigge
  
  ISBN 90 6278 610 3
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  Aktie-Pockets Amsterdam.
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Die dag heette het nog Saigon. Maar niet lang meer. Binnen dertig uur zou de stad niet alleen nieuwe leiders krijgen, maar ook een nieuwe naam - Ho Tsji Minhstad - en het zou barstensvol komen te zitten met een heleboel nieuwe dingen: nieuwe troepen, nieuwe gevangenen, nieuwe gezichten die het verkeer regelden. En, wellicht het meest opmerkelijke van alles, een heleboel nieuwe zwarte pyjama's. De vrouwen van de stad waren eraan begonnen toen we uit Saigon wegtrokken. De nieuwe mode voor de aanstaande, nieuwe overheersers. Hoe dan ook, het was nog steeds Saigon en het was een duivelsoord. Ik kon nauwelijks wachten om er weg te komen.
  
  Maar werk komt in mijn beroep op de eerste plaats en ik kon niet weg voor het erop zat. Het verstandigste om dan te doen is maar de kanonnen van de Vietcong te negeren die verderop de weg aan het kapot bombarderen waren, of het verspreide M-16 vuur in de straten en de paniekgeluiden onder het hotelraam. Op nog geen vijfentwintig kilometer afstand waren vier vijandelijke divisies gerapporteerd. Ik had zelfs freelance fotografen en reporters om een rit naar de ambassade zien schooieren en dat zijn toch meestal de laatste ratten die het zinkende schip verlaten. Maar ik? Ik had nog iets in orde te maken en dat was dat.
  
  Dus laat die wapenkonvooien, vol angstige mensen, maar voorbij je raam ronken. Laat de vluchtelingen maar langs de hoteldeur trekken, hun miserabele bezittingen meeslepend en spitsroeden lopend tussen gewapende leiderloze tienertroepen die door de straten zwierven en Amerikanen en rijke Vietnamezen aanhielden voor sigaretten. Het ging me allemaal niet aan. Slechts één man in Saigon ging me aan.
  
  Dus ik zat, met over elkaar geslagen benen en de rug naar de muur, in de grote, pluche stoel op Walter Corbins kamer, op de derde verdieping van het hotel Grand-Bretagne en keek naar het meisje, tegenover me in de kamer, dat langzaam uit haar kleren stapte.
  
  Als je wilt, zou je de opwinding buiten de schuld kunnen geven, dat geen van ons zijn onverdeelde aandacht bij het gebeuren hield. Maar we hadden allebei een betere reden. Ik hield één oog op de gespannen Luger die ik ontspannen en schietklaar in mijn rechterhand hield.
  
  Dit waren dan de hoofdrolspelers in het kleine scenariootje dat ik had bedacht; slechts één van de spelers ontbrak nog. Het pistool heette Wilhelmina. Het meisje, naar eigen zeggen, Helene. De 9 mm kogel in de kamer was naamloos, maar degene die hem moest ontvangen niet. Die heette Walter Corbin en op het moment dat hij door die deur de kamer binnenstapte, zou ik hem doden.
  
  Het meisje? Nauwelijks meer dan versiering, bleef ik mezelf voorhouden. Corbins meisje. Ze noemde zichzelf Helene Van Khanh, maar in het dossier had zij als Fuong vermeld gestaan. Ze had me verteld dat ze de voorkeur gaf aan de Franse stijl van leven. Maar dat was vóór de Vietcongs tekenen van overwinning hadden gegeven. Nu, dat wist ik zeker, had ze zich bedacht. Ze zou een veel betere kans krijgen om in leven te blijven, als ze alles vergat over haar keurige maniertjes en keurige smaakjes die ze had opgepikt op het Lycée Marie Curie en in haar gelukskoffer op zoek ging naar een paar van die anonieme, nu al alomtegenwoordige, zwarte broeken. Tenzij Walter er natuurlijk in slaagde haar het land uit te smokkelen voor het hele zootje in elkaar donderde.
  
  En dat zou niet zo gemakkelijk zijn. Om dat te doen, moest hij mij doden. En daar is een heleboel doodslag voor nodig.
  
  Het meisje keek nu mij aan, haar volle lippen in een glimlach vertrokken die me vertelde dat ze steeds meer opgewonden raakte door wat ze deed. Ze vouwde haar Franse jasje op en legde het keurig op het kastje naast het bed. Nu was er een heleboel van haar te zien in die verpletterend nauwsluitende jurk, die als om haar lichaam gegoten zat. De bovenkant ervan was laag uitgesneden en gunde me een ruime blik op blote schouders en nog een heleboel bruin eronder. De borsten onder die dunne stof waren groot en tussen haar lichaam en mij zat niets anders meer dan het omhullende keurslijfje. En stukje bij beetje liet ze me het zien. Ze zette zich licht op het bed en haalde diep adem, waardoor ik nog meer van haar te zien kreeg. 'Waarom ontspan je je niet, Mr. Carter?' vroeg ze.
  
  'Ik ben ontspannen,' zei ik en keek haar scherp in de ogen. Maar ik wist, dat zij wist dat ik het niet was. Niet meer, sinds het moment dat zij mijn naam had genoemd. Het dossier had sterk benadrukt, dat zij helemaal niets over me wist, behalve het feit -overduidelijk gemaakt door mijn daden - dat ik iemand was die het minder goed voor had met Walter Corbin.
  
  'Dus ga door en maak je nummer af,' zei ik temerig.
  
  'Misschien vind ik het nog leuk. Maar als je klaar bent, dood ik hem toch.'
  
  Dat zou ik inderdaad doen, dacht ik, terwijl ik zag hoe ze de dure Italiaanse schoenen uittrok en haar lange, prachtige gevormde benen strekte. Ze had geen kousen aan en het gebroken wit van haar teennagellak blonk op als parels op die prachtige, bruine huid.
  
  'Kleed je je ooit wel eens Vietnamees?' vroeg ik, het wapen naar mijn andere hand overbrengend. 'Je zou er erg leuk uitzien in een ao dai.' Of er uit, dacht ik, terwijl ik nogmaals naar haar benen keek. Toen ik weer opkeek, ving ik haar blik op, spottend en vol zelfvertrouwen.
  
  Ze ging weer staan en een hand bewoog zich naar de rits opzij. Ik spitste mijn oren naar de deur. Wat was dat voor een geluid op de gang?
  
  De ogen, donker en vloeibaar, bleven op mij gericht met een zoekende, vrijpostige uitdrukking. Een slanke en welgevormde hand hield de jurk tegen haar boezem, terwijl de andere heel langzaam de rits over de hele lengte naar beneden trok. Ik zag een flits van naakte huid bij haar dij. Ze voelde de koele lucht op haar lichaam. Haar ogen stonden iets onscherp en ze begon moeilijker adem te halen. Haar kleine, roze tong schoot langs haar al vochtige lippen. De linkerhand, waarvan de gelakte nagels schitterden, hield de jurk tegen haar borsten en dat was alles wat ze tegen haar naakte vlees hield.
  
  Ze haalde diep adem en stapte eruit. Ze liet de jurk in zachte plooien rond haar voeten vallen en nam de klassieke pose aan: een voet plat op de grond en de andere omhoog, op de tenen. Nu was het tijd voor mij om eens diep adem te halen.
  
  Ik kreeg een snelle, maar ruime, blik op een soort lichaam dat je niet alle dagen ziet. Helemaal diep goudbruin, met zachte borsten waarop de donkere tepels vrijpostig naar voren priemden, met volle heupen onder een smalle taille, met lange benen, even glad als ivoor, slank en welgevormd en met dat punt waar zij samenkwamen een flits krullend, sensueel zwart haar ...
  
  Toen hoorde ik het geluid dat zij hoorde. Een licht fluiten aan het einde van de gang; voetstappen die dichterbij kwamen, steeds dichterbij.
  
  Ik kwam razendsnel overeind. Het pistool in de aanslag. En toen ik op haar af dook, was seks wel het laatste dat ik in gedachten had. Mijn vrije hand, die onder betere omstandigheden misschien tot strelen was overgegaan, strekte zich naar haar mond. Ik had misschien een seconde om haar tot zwijgen te brengen. En ik was een seconde te laat.
  
  'Walter,' gilde ze. 'Walter, ga weg! Ik... ' En toen had ik haar op het bed, vastgepind door de pistoolhand terwijl mijn andere hand een kussen over haar hoofd trok. Maar hij had het gehoord. En nu klonken de voetstappen twee keer zo luid en ze bewogen zich weg van me door de gang, met een enorme snelheid.
  
  'Jezus,' mompelde ik. En toen zei ik nog een aantal andere dingen. Ik haalde het kussen van haar gezicht weg, net lang genoeg om haar de blik van walging op mijn smoel te laten zien. Toen zwaaide ik Wilhelmina met een geoefende beweging tegen haar slaap aan, net op de juiste plek en net met de juiste hoeveelheid kracht. Ze ging uit als een nachtkaars.
  
  Mooi, dacht ik. In ieder geval doe ik één ding goed. Ik was al door de kamer heen en de deur uit voor ik een volgende blik op dat goudkleurige lichaam had gekregen. Ik beloofde mezelf haar op zekere dag eens gedag te zeggen.
  
  Naar één kant was de gang leeg. Naar de andere kant zag ik alleen maar een lange man met grijs haar, die in een starre, militaire houding voor de lift stond. Over één oog had hij een zwarte lap en toen hij zich naar me omdraaide, zag ik dat hij zijn linkerarm miste.
  
  'Is hier iemand langs gekomen?' vroeg ik. Ik had Wilhelmina weggeborgen, maar ik zag er wellicht nog steeds uit als iemand die niet van flauwe kul gediend is.
  
  'Nou ... nou, ja,' zei de man. Het accent kon ik niet thuisbrengen. 'Daar doorheen.' Hij wees op een deur die naar het trappenhuis leidde.
  
  'Bedankt,' zei ik. Ik stopte niet voor een gesprek. Zo snel ik kon ging ik op die deur af. Ik kon het me niet veroorloven dit ook nog te verpesten. Heel waarschijnlijk zou ik nooit meer een volgende kans op hem krijgen. Binnen een paar uur - dat werd duidelijk aan elke blik die ik uit het raam had geworpen - zouden de Vietcong-troepen, in strijd geharde soldaten en opgewonden door de overwinning, de stad binnenrollen. En Corbin zou dan verdwijnen in dat woud van soldaten als een houtwurm in een vermolmde blokhut. En bij zich had hij een rol microfilm die ik nog niet voor de helft van Saigon versjacherd zou hebben als ik eenmaal wist wat er op stond. Dat rolletje film had al het leven gekost van twee mensen en het zou nu mij mijn nek kosten, dacht ik, als het eenmaal in handen was gevallen van de Vietcong.
  
  Ik hield me heel stil toen ik mijn hoofd door de deur stak. Maar binnenin me floot er iets heel lang en laag, als ik dacht aan de reacties op Dupont Circle in Washington. Mijn baas, David Hawk - directeur en operatiechef van AXE, het VS-agentschap voor speciale spionagediensten - wilde geen Killmaster-missers. Mij in Saigon krijgen op een tijdstip dat alle helikopters nodig waren om de Amerikanen eruit te krijgen, had de regering een klein fortuintje gekost. Erger nog: om de weg voor mij vrij te maken, had Hawk telefoontjes moeten plegen met mensen die hij verafschuwde.
  
  Dus toen ik mijn hoofd door de deur stak, zo voorzichtig als ik kon met al die haast die ik had, huiverde ik. En angst voor Walter Corbin was nauwelijks de reden.
  
  Corbin was een heel stuk groter dan de dossiers me hadden doen geloven. Toen hij toesprong, werd ik getroffen door meer dan honderd kilo. Zijn woeste sprong zou een zwaargewicht worstelaar eer aan hebben gedaan. Mijn hoofd werd er bijna afgescheurd.
  
  Zijn zware schouders ramden me midscheeps, dreunden me uit mijn evenwicht en sloegen me door de deur heen, en hals over kop naar beneden langs de smalle trap die zich onder me uitstrekte. Alles wat ik nog kon doen, was mijn hand uitsteken en zijn kraag vastgrijpen, net boven zijn stropdas, en me vast blijven houden. Als ik langs die trap naar beneden moest, dacht ik, dan ging hij in ieder geval met me mee.
  
  Ik kwam vijf treden lager pijnlijk op mijn schouder neer en rolde me op. Instinkt alleen redde me. Ik had mijn nek moeten breken. Maar ik trok mijn hoofd in en concentreerde me erop Walter Corbin over me heen te laten tuimelen met zijn hoofd vooruit, in de hoop dat hij de muur van de smalle trap zou raken met al zijn gewicht erachter.
  
  Ik ging een aantal keren over de kop. Bij de derde koprol maakte ik me plat tegen de trap, met mijn handen onder me om mijn val te breken. En ik zag Corbin uit die hechte bal komen die hij was geworden, tegen de muur caramboleren en weer op me af komen, alsof er niets was gebeurd.
  
  Hij begon met een linkse die als een kogel langs mijn hoofd schoot. Ik voelde de brute kracht erin, ook al miste hij me. Er zat staal in die arm. En, dacht ik, ik kon beter maar niet al te dicht bij hem in de buurt komen. Ik maakte een schijnbeweging met een linkse en raakte hem toen met een rechtse directe op de adamsappel. Toen stapte ik achteruit naar de volgende trap om wat ruimte te krijgen om te manoeuvreren.
  
  Het was niet voldoende. Corbin was uit puur staal gemaakt. Met een blik van koude woede op zijn grove gelaatstrekken keek hij op en haalde toen weer naar me uit. Ik deed een stap opzij en gaf een korte, scherpe stoot op zijn nieren. Het was een goede, harde stoot, met een heleboel kracht erin. Ik stond dicht genoeg bij hem toen de klap aankwam en het was een soort stoot waardoor ieder ander een week met een wandelstok moet lopen en bloed pist. Maar het deed hem nauwelijks voorover buigen. De adem kwam zwaar en fluitend naar buiten door de wijd uitstaande neusvleugels. Zijn blik vertelde me dat hij pijn had, dat zeker, maar hij zwaaide alweer met een mokerhamer n?ar me, net toen ik Wilhelmina greep die onder mijn arm zat weggestopt.
  
  Hij was snel voor een grote man, te snel. Tollend verdween het wapen over mijn schouder en kwam een paar trappen lager kletterend neer. Met een linkse, waar Rocky Marciano trots op kon zijn, raakte hij me precies boven mijn hart.
  
  Ik ben nooit eerder zo hard geraakt en even had hij me. De kracht verdween plotseling uit mijn benen toen hij alle lucht uit me sloeg. Ik zakte in elkaar en tuimelde de volgende trap af. Ditmaal had ik niet de tegenwoordigheid van geest om mij op te rollen en me maar te laten vallen. Er was een scherpe pijn in mijn achterhoofd en het laatste dat ik zag, was Corbin die naar voren kwam, zich klaarmakend om boven op me te springen en op me neer te komen met zijn honderd kilo gewicht erachteraan...
  
  En toen schudde iets me wakker.
  
  Een betonnen trappenhuis is een akoestische verschrikking. Het versterkt de lage tonen en dempt de hoge. Je zou het niet leuk vinden om daar een groot Frans MAB P15 pistool te horen, met een kamer voor 9 mm parabellum patronen. Ik hoorde het wel en ik wil nooit meer zo iets horen ... tenzij ik me weer in een soortgelijke situatie bevind; nog een week daarna bleef ik overgevoelig voor harde geluiden. De P15 heeft het grootste magazijn van welk handwapen ter wereld ook - vijftien patronen - en ik hoorde alle vijftien boven me, achter Corbins ongedekte rug opklinken. Ik dacht dat het schieten nooit meer zou ophouden.
  
  Geloof me maar op mijn woord. Het is niet leuk wat er met een mens gebeurt als alle vijftien kogels hem boven zijn kruis raken.
  
  Walter Corbin viel gewoon uit elkaar. De eerste kogel, dacht ik later, was waarschijnlijk al voldoende geweest om hem te doden. Die trof hem pal in de rug bij zijn middel en vernielde voldoende vitale delen om het zaakje te klaren. Maar Corbin was een grote man, groot genoeg om tijd nodig te hebben om te vallen. En toen zijn lichaam langzaam boven me ineenzakte, zag ik de volgende acht kogels door hem heen ploegen, bot en ingewanden meenemend. Drie sneden door zijn middel haalden hem open alsof iemand een vis schoonmaakte. Een volgende scheurde door zijn nekwervels, het hoofd schokte op en zijn keel opende zich in een fontein van bloed. Toen een volgende serie schoten en Corbins hoofd spatte uit elkaar alsof het een rotte pompoen was. Het gezicht verdween gewoon. De parabellum maakt een verrekt groot gat aan de voorkant als hij er van achteren op zo'n korte afstand wordt in gepompt.
  
  Bij de vijftiende patroon hield het geluid op. De schutter had geteld, net als ik. Hij had zelfs de trekker niet voor de zestiende maal overgehaald om een klik als antwoord te krijgen. Hij was gewoon opgehouden met schieten.
  
  Toen gleed het lichaam zwaar naar mijn voeten toe. Het viel uit elkaar. Onwillekeurig stapte ik achteruit. Toen keek ik weer naar boven:
  
  Koel en onbewogen stond de man met de zwarte ooglap en de ene arm op het overloopje boven me. De dunne lippen waren vertrokken in een uitdrukking van walging. Het wapen was omhoog gericht, naar het plafond, op de manier waarop militaire schutters hun wapen houden op de schietbaan als ze op schietorders wachten. Het ene oog keek op me neer.
  
  'Hij zou je gedood hebben,' zei de diepe stem met hetzelfde ondefinieerbare accent. Toen, zijn oog nog steeds op mij gericht, stak hij het wapen onder de stomp van zijn linkerarm en haalde er vaardig het lange magazijn uit. Hij stak het weg in zijn zak en herlaadde het wapen van ergens uit zijn keurig gesneden jasje. Hij zei: 'Ik denk zo, dat je bij mij nu in het krijt staat.'
  
  'Ja,' zei ik, eindelijk uitblazend. 'Ik zal eraan denken.' Ik kwam overeind, me overal pijnlijk en bezeerd voelend, en vroeg me af waarom een gast die je het leven redde vijftien kogels in een man bleef pompen die toch al dood was. 'Ik... ' Maar toen ik opkeek, was hij verdwenen.
  
  Het kostte me een paar minuten om mezelf bij elkaar te rapen. En toen ik er min of meer zeker van was dat ik niets gebroken had, zette ik me aan de onplezierige taak Walter Corbin te doorzoeken op de missende microfilm, op het kleine rolletje film dat twee - nee, drie - levens had gekost en me om de halve wereld had gebracht, naar een stad onder beleg en uren van een volledige ineenstorting af; een stad waar ik misschien nog maar een uur had om van weg te komen.
  
  Ik kreeg behoorlijk smerige handen van het binnenste buiten halen van Corbins zakken, het controleren van de lichaamsopeningen en ik haalde zelfs zijn schoenen uit elkaar voor ik volledig tevreden was.
  
  De microfilm was verdwenen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Langzaam kwam ik overeind, op mijn gemak genietend van elk pijntje dat ik voelde. Mijn hoofd stond op springen en mijn borst voelde aan alsof iemand er een aambeeld op had laten vallen vanaf het dak van het Grand-Bretagne. Mijn rug zat vol met een geraffineerd netwerk van krampjes en spierpijnen. Zelfs mijn handen deden zeer. Walter Corbin een pak slaag willen geven - wijlen Walter Corbin dan - was zoiets geweest als een vuistgevecht willen aangaan met de Mont Blanc of zoiets.
  
  Maar de echte pijn was het besef dat het filmrolletje was verdwenen. En omdat Walter Corbin het niet bij zich had, had ik niet het flauwste idee waar ter wereld ik het moest zoeken.
  
  Het was een ongebruikelijke opdracht geweest. Net terug van een klus was ik daar aangekomen en ik had me erop voorbereid een forse uitbrander te krijgen van David Hawk, omdat ik het niet precies zo had gedaan als was bedoeld. Maar ik zag hem slechts opkijken, naar me loensen en me een ticket in een enveloppe overhandigen, terwijl hij iets mompelde door zijn smerige sigaar heen.
  
  'Neem me niet kwalijk,' zei ik. 'Ik heb u niet verstaan, meneer.'
  
  'Saigon,' zei hij. 'Ik dacht dat we nog wat tijd hadden, maar het ziet er niet naar uit dat de stad het nog lang houdt. Je hebt... ' Hij blikte op zijn horloge, draaide toen zijn pols om op de kalender op het bandje te kijken, 'verrek, je hebt in het geheel geen tijd. Je kunt maar beter beginnen.'
  
  'Maar... ' zei ik, naar hem kijkend.
  
  Hij keek naar me op en er stond meer dan alleen maar geïrriteerdheid in zijn ogen. Vandaag stond hij onder hevige druk. 'Goed. Ik ga naar Saigon. Wat ga ik daar doen?'
  
  'Man die Walter Corbin heet. Dat vliegticket is naar de kust. Daar staat een contact uit San Francisco op je te wachten en die geeft je een kijkje in de dossiers over Walter Corbin. Of in ieder geval zoveel over hem als je nodig hebt. Dan stap je over op het volgende vliegtuig. Je hoeft hem alleen maar te identificeren, te elimineren en je komt terug met wat hij bij zich heeft.'
  
  'Wat heeft hij... ' begon ik. Hawk ging verder met die gebarsten rokersstem van hem.
  
  'Rol mikrofilm. Saigon valt. Erger nog is dat Corbin de film aflevert aan mensen van wie we vermoeden dat hij er voor werkt, is dat de Vietcong hem onderschept en je te vlug af is.' Hij snoof. 'Verdomme, Corbin is heel goed in staat om de mensen voor wie hij werkt te verraden en zijn eigen onderhandelingen met de Vietcong te beginnen.
  
  Hij vertelde me in ieder gaval iets. Corbin was een dubbelagent, een kleine zelfstandige, een man met wie je op een één-op-één basis onderhandelde. Hij was niet één van die toegewijde agenten en hij was ook niet een van die per uur te huur grappenmakers. Middelmatig zwaar geschut. Ik vroeg me af of ik hem misschien onder een andere naam kende.
  
  'Wat staat er op die film?'
  
  Hij schonk me een volgende, verveelde blik. 'Pak hem alleen en breng het mee terug. Laat hem niet ontsnappen.'
  
  Ik rolde mijn ogen ten hemel en zuchtte. Goed, het was weer een van die dagen.
  
  En hier zat ik dus. Corbin was dood. De rol was verdwenen. De Vietcong stond voor de stad. En ik had nergens ter wereld een aanknopingspunt. En omdat ik niet wist naar welke informatie ik op zoek was, zat ik behoorlijk in de narigheid.
  
  Een lichte duizeling deed me tegen de muur van het trappenhuis leunen. Denk na, Carter. Denk na. Ik kwam weer overeind. Het meisje. Pak het meisje. Carter, voor ze er vandoor gaat. Ze zal nu wel onderhand zijn bijgekomen van dat klapje dat je haar tegen de slaap hebt gegeven. Het kost haar maar een paar minuten om wat kleren aan te schieten en dan verdwijnt ze met vliegend vaandel naar de boulevard en je ziet haar nooit meer terug. En God helpe je, als ze besluit andere kleren aan te trekken en als inheemse gekleed te gaan.
  
  Ik vergat de pijnen en pijntjes en snelde naar de derde verdieping van het trappenhuis. Ik maakte behoorlijk tempo op het moment dat ik de deur bereikte, maar ditmaal nam ik de tijd om die deur open te maken en naar beide kanten te kijken voor ik de gang binnen stormde. Een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen.
  
  Eerst links. Dan rechts. En ... maar daar kwam ze de deur uit en liep de andere kant op. Mijn hand ging automatisch naar Wilhelmina, maar ik hoefde niet lang na te denken over hoe veel de lieftallige Fuong me zou vertellen met een 9 mm kogel in haar rug en ik besloot dus maar het Olympische record op de vijftig meter te verbeteren.
  
  Ze keek achterom, zag me en begon te rennen; heel lenig in die klepperende, rubberen slippers die ze nu aan had. Haar benen waren mooi en los in die zwarte pyjama en ik kreeg haar pas te pakken toen ze bijna bij de deur van de volgende luchtgang was. Met een vliegende sliding haalde ik haar neer.
  
  Ze was dezelfde boskat als eerder. Je hebt een paar dingen waar brute kracht goed voor is en ik kreeg haar in bedwang, zo goed en zo kwaad als het ging.
  
  'Wa-walter,' zei ze. 'Is hij...'
  
  'Ja,' zei ik. 'Maar iemand anders kreeg hem te pakken. Niet ik. En iemand anders heeft nu wat hij bij zich had. Ik wil alles van je weten dat me kan helpen hem te vinden '
  
  '|Nee,' zei ze. 'Alsjeblieft, Meneer Carter. Laat me gaan. Ik... ik... weet niets. Ik kan je niet helpen. En als ... als zij me vinden...'
  
  'Ja, dat weet ik,' zei ik. Ik zat schrijlings bovenop haar en hield haar handen - met die vlijmscherpe nageltjes - tegen de grond gedrukt. 'Straks laat ik je gaan ... als je me helpt.'
  
  'M-maar... ' Ze probeerde zich nog heftiger te verzetten. Toen dat niet scheen te lukken, sloot ze haar ogen en probeerde te huilen. Dat werkte ook niet. Bovendien was zij te bang om welke emotie ook te voorschijn te roepen.
  
  'Godverdomme,' zei ik. 'Ik heb niet zoveel tijd meer. En jij hebt ook niet al te veel tijd. Je kunt het me beter vertellen.' Wat vertellen, Carter? dacht ik. Als je al niet weet welke vragen je moet stellen.
  
  'Waar ging Corbin naar toe nadat hij voor jou naar je kamer was gekomen?'
  
  'Ik ... ik weet het niet,' zei ze. Ik keek haar hard in de ogen. Ik wist niet of ze loog of niet.
  
  'Dat zal ik laten rusten,' zei ik. 'Voorlopig althans. Waar kwam hij dan vandaan?'
  
  Dat gaf een iets andere reactie. Haar ogen schoten open - en omhoog naar het plafond - en kwamen toen weer terug naar mijn gezicht. 'Ik ... ik weet het niet... '
  
  'Om de donder wel,' zei ik. 'Kom op, Godverdomme.'
  
  Weer worstelde ze. Weer kreeg ik haar in bedwang. 'Hij was ergens boven, hè? Hier in dit hotel? Welke kamer?'
  
  'Ja... je doet me pijn.'
  
  'Dat is verdomme waar. En je hebt nog niets gezien. Als je niet... '
  
  'O, stop,' smeekte ze. 'Kamer... kamer vier-zeventien.'
  
  'Goed,' zei ik. 'Zo gaat het beter. En het antwoord kan maar beter goed zijn, want jij gaat met me mee daarheen.'
  
  'N-nee ... '
  
  'Zeker wel. Jij gaat met me mee. En jij gaat als eerste die deur binnen. En als daar iemand is met een heel kriebelige vinger aan de trekker ... '
  
  'Nee, alsjeblieft, Meneer Carter. Wat ik zeg ... is juist. Hij... Walter had daar een afspraak met... met een man die Meyer heet. Denk ik. Een man die zegt dat hij een import-exportbedrijf heeft, maar ... nou, Walter lachte om die dekmantel.'
  
  'Meyer, hè?' zei ik. 'Ga door. Wat ging hij daar doen?'
  
  'Hij... hij wilde een prijs afspreken over de waar... het spul waarnaar je op zoek bent. Ik geloof dat het Meyer was die Walter waarschuwde voor jouw aanwezigheid hier in Saigon Meyer. Ik kende helemaal geen Meyer. Maar hij zou zijn eigen naam wel niet hebben gebruikt. 'Ga door.'
  
  'Walter... dacht aan verschillende manieren om snel geld te maken met het... spul. Hij dacht erover uit zijn huidige...' ze onderdrukte een plotselinge snik, 'uit... uit zijn zaken te stappen. Hij en ik... we zouden naar Hongkong gaan waar Meyer hem... eh, werk had aangeboden in zijn zaak.'
  
  O, geweldig, dacht ik. Meneer Meyer, import-exportbedrijf in Hongkong. Dat was zo iets als Meneer Johnson, kolenhandelaar in Newcastle. Iedereen in Hongkong die goed Engels spreekt, zit in de im- en exporthandel.
  
  'Ga door,' zei ik met een diepe zucht. Mijn ribben deden me vreselijk pijn.
  
  'Dat zou... zou betekenen dat hij de mensen voor wie hij werkte moest verraden,' zei ze. Haar stem had een paniekerige klank. Ze had begrepen dat ik haar niet zou laten gaan voor ze me alles had opgerispt en ze had nogal haast om weg te komen. Ze wilde het allemaal heel snel zeggen en dan verdwijnen in de chaos van Saigon.
  
  'Hij zei dat het heel gevaarlijk was. Het was nogal een belangrijk handeltje, zei hij, en hij zou getekend zijn als hij... naar de andere kant was overgestapt.'
  
  'Ja,' zei ik. 'Ik denk dat ik het begrijp. Maar Meyer? Waar hoort die bij? Heeft hij dat gezegd?'
  
  'Hij... hij wilde het me niet vertellen. Hij vond dat hoe minder ik wist, hoe beter het was. Ik... '
  
  'Goed,' zei ik. Ik steunde licht op haar onderbuik en hield haar handen vast in die van mij. 'Jij en ik gaan samen naar boven. Als je me de waarheid hebt verteld, kun je vertrekken. Maar als je me niet de waarheid hebt verteld, bind ik je handen op je rug en schrijf met ballpoint "collaborateur" op je voorhoofd. Dan laat ik j® midden in de stad los. Je kunt maar beter je gebedje zeggen dat je niet ...'
  
  'Nee,' zei ze. 'Ik lieg niet. Ik... kom, ik zal het je laten zien.' Ik keek haar in haar ogen, ging staan en trok haar overeind. 'Kom,' zei ze, me aankijkend met een vreemde, veranderde uitdrukking in haar donkere ogen. Het was... het was angst en nog iets...
  
  De vierde verdieping was één trap hoger. Vier-zeventien was halverwege de gang. Het was bijna geheel stil in het nagenoeg verlaten hotel. Maar buiten werden de geluiden harder. Nog steeds klonken er hier en daar schoten, maar vaker. En dan had je nog het doffe gebulder van de zwaardere wapens verderop langs de weg.
  
  Uit gewoonte liep ik op mijn tenen naar de deur. Zij hoefde dat niet. Ze was haar slippers kwijtgeraakt tijdens de worsteling en haar blote voeten maakten geen enkel geluid op de vloerbedekking.
  
  Ik legde mijn oor tegen de deur. Geen enkel geluid. Ik liet haar hand los, pakte Wilhelmina en haalde diep adem. Toen, met mijn gewicht naar achteren op één voet liet ik de ander uitschieten naar het slot. De deur trilde, maar hield.
  
  'Meneer Carter,' fluisterde ze. 'Meneer Carter, de kamer staat in brand.' Haar kleine hand wees naar de spleet onder de deur. Kleine kringetjes bijtende rook dwarrelden omhoog van onder de dikke barrière die ons van de kamer scheidde. Ik bracht mijn gewicht naar achteren en schopte weer. Ditmaal brak de deur open en rook golfde naar buiten. Hoestend stapte ik achteruit. Ik pakte een klein gasmasker uit mijn jasje - dat wat ik soms gebruik samen met Pierre, het kleine, dodelijke gasbommetje dat hoog tegen de binnenkant van mijn dij zat vastgeplakt. In een oogwenk had ik het voor en gebaarde het meisje naar opzij.
  
  Het masker hield voldoende rook buiten om me een beetje te laten ademen, maar het was moeilijk iets te zien. Ik zag dat het een tweekamer appartement was, waarschijnlijk geen echte suite maar een paar aangrenzende kamers die samen waren verhuurd en waarvoor de tussendeur was ontsloten.
  
  Het vuur was blijkbaar in de andere kamer. Deze stond alleen maar vol rook. En de brand was niet fel; de plotseling geopende deur had het vuur nauwelijks aangewakkerd. Het had een verstikkende geur, alsof iets dat moeilijk brandbaar was smeulde. Ik liep door de eerste kamer, terwijl mijn ogen hem afzochten door de dichte rook heen.
  
  Er stond een divan en een bureau. Het bureau lag bezaaid met verspreid liggende papieren - in der haast door elkaar gegooid, leek het - en een paar lagen weinig vormelijk op de vloer. Haastig pakte ik er een paar op. Het bleek voor het merendeel uit zakelijke correspondentie te bestaan. Het briefhoofd was opvallend en trok mijn aandacht.
  
  
  
  Herman Meyer
  
  Import-export
  
  Nathan Road 68-72
  
  Kowloon, Hongkong.
  
  Telegramadres 'MEYEX'
  
  
  
  Goed, dacht ik, tot zover goed. Ik pakte een willekeurig velletje papier. Het stond vol potloodkrabbels die in der haast waren neergekrabbeld in een bijna onleesbaar Duits handschrift en onderaan stonden rijen nietszeggende getallen. Ik stopte het in mijn zak voor toekomstig onderzoek en rommelde nog een tijdje door de rotzooi op de grond. Daar zat niet veel nuttigs bij, besloot ik. Het was al doorzocht.
  
  Naast de divan stond een open tas. Ik tastte erin en vond niet zo veel, behalve een paar dingen die onderin rammelden. Ik tilde hem op en liet de inhoud op de vloer vallen. Daar was ook weinig meer te vinden. Het enige, wat persoonlijker artikel dan die opgevouwen zakdoeken en sokken, was een foto van een oudere Duitse heer, de gewone burgermans neuzelaar, met een oogverblindende, geverfde blondine aan zijn arm. Ze pronkte met een lange mink, als ik mijn bontsoorten goed ken, en ik bekeek haar aandachtig. Zij was iets bijzonders: het soort dat voor dure bontjassen is geboren. Die staan zo goed, en nog leuk ook, bij die brede jukbeenderen en amandelvormige ogen en die brede mond met volle lippen. De schitterende glimlach was voor de kamera, niet voor haar begeleider op de foto. Desalniettemin, toen ik de foto omdraaide, zei het handschrift - in bleekgroene inkt - voor Hermann, met liefs van Tatiana. Die stak ik ook in mijn zak. Misschien dat het me hielp Meyer te identificeren, als ik hem ooit inhaalde.
  
  Maar toen kwam ik overeind - langzaam, nog steeds vol pijnen en pijntjes - en ging de andere kamer binnen. En daar was Meyer inderdaad; hij lag uitgestrekt op de vloer in een plas bloed. Hij zou nooit meer wegvluchten voor mij of voor wie ook. Op verschillende vitale delen van zijn lichaam zaten donkerrode bloedkorsten en je kon zien dat hij heel, heel dood was. Hij scheen met een hard, bloederig gezelschap gespeeld te hebben.
  
  Ik keek een ogenblik weg en richtte mijn ogen op de hoek waar zwarte rook opgolfde van een langzaam brandende stapel kleren die iemand uit de kast had gerukt voor brandstof. Nee, voor de ondergrond ervan. Ze waren ergens in gedrenkt en ik herkende de geur niet. De bedoeling was geweest om een brand te stichten die het bewijs helemaal zou vernietigen - maar een die langzaam zou beginnen om de moordenaars in staat te stellen onopgemerkt weg te komen uit het halfverlaten hotel.
  
  Mijn ogen gingen terug naar het lichaam en onderzochten de directe omgeving eromheen. Er bestond weinig twijfel over hoe
  
  Hermann Meyer was gestorven. Zijn hals was afgesneden. Heel keurig. Van oor tot oor, met zo op het oog twee keurige halen met een heel scherp mes - waarschijnlijk een scheermes. De grond om zijn hoofd en schouders was doorweekt van zijn eigen rode bloed; duidelijk zichtbaar, zelfs door de rook heen.
  
  Net onder zijn middel zat een andere wond. Ik zag bloed op zijn hemdpanden die uit zijn broek waren getrokken. Ik hurkte naast hem neer en stak mijn hand in zijn bloedbevlekte jasje om naar zijn portefeuille te zoeken. Natuurlijk was die verdwenen. De moordenaars wilden die op hun gemak doorzoeken. Ik veegde mijn handen schoon aan zijn kapotte jasje op een paar droge plaatsen. En weer gingen mijn ogen naar de bloedvlekken op zijn hemd en op de voorkant van zijn broek. Ik maakte zijn kleding los en ontblootte zijn onderlichaam.
  
  Daar, diep geëtst in de huid boven zijn lies - en het geheel zag eruit alsof het was gedaan met een roestige spijker - zat een zespuntige ster. De davidster.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Buiten riep iemand mij.
  
  Ik keek op van het lichaam van wijlen Herr Meyer en liet mijn blik snel door de kamer gaan. Het vuur begon zich langzaam over het vloerkleed uit te spreiden naar mij toe. Ik wilde overeind komen: toen kreeg de pijn in mijn ribben weer de overhand en ik pauzeerde een paar seconden voor ik het weer probeerde. Ditmaal lukte het. Ik voelde me een beetje duizelig en schudde mijn hoofd om het weer helder te krijgen. Misschien begon de rook me te pakken te krijgen. De beste gasmaskers weren slechts een deel van de gassen en dat ding van mij was puur noodspul. Ik duwde de deur open en ging de andere kamer binnen. Daar was het niet veel beter.
  
  'Meneer Carter. Meneer Carter. Ben je daar?'
  
  Ik keek naar de gangdeur en daar stond ze. Hand voor haar neus en mond, knipperend in de rook en een beetje hoestend. En heel plotseling viel het pronte, brutale Mata Hari masker geheel weg. Ze vond haar spelletje van Drakenvrouw niet leuk meer. Ze was bang en voelde zich een weerloos kind.
  
  'Goed,' zei ik, terwijl ik naar de deur liep en probeerde mijn ribben te ontzien. 'Ga terug naar de gang.' Ze keek op, zag me, liet haar hand vallen die neus en mond bedekte en trok zich terug tot buiten het gezicht. Ik schonk de kamer nog één blik en liep naar buiten, Wilhelmina in de hand.
  
  Ik sloot de deur achter me. Buiten op de gang was de rook niet zo dik. Ik pelde het gasmasker van mijn gezicht en propte het in een van mijn zakken. Zelfs in deze gang zonder ramen kon je het sporadische schieten buiten horen. Een heleboel laatste rekeningen worden hier nu vereffend, dacht ik, voor de Vietcong en de Noord-Vietnamezen de macht over namen en alle rekeningen ongeldig verklaarden.
  
  Helene - nee, vanaf nu is het alleen nog maar Fuong, want vanaf nu zou ze alleen nog maar Vietnamese zijn - stond tegen de muur geleund naar me te kijken. Ze hield haar handen achter haar tegen het behang. In haar ogen was een sterke doodsangst te bespeuren.
  
  'Wat doe je hier, verdomme?' zei ik. 'Je had er meteen vandoor moeten gaan toen ik uit het gezicht was. Hoe ga je het nu buiten doen? Hoe wil je in de menigte verdwijnen?'
  
  'Ik... ' Ze slikte moeilijk. En toen ze zich had hersteld, was haar gezicht het gezicht van een teenager, kwetsbaar en vol onbeantwoorde vragen.
  
  'Oh, Meneer Carter, neem me mee. Alsjeblieft. Ik kan me niet... ik kan me niet uitgeven voor wat anders daar in de stad. Zie mijn handen. Ik ... ze zullen naar eelt kijken, naar tekenen van fysieke arbeid. Kan ik die laten zien? Kan ik dat?'
  
  Een snik brak door haar woorden heen. De ogen stonden groot en smekend, haar stem klonk gebroken en gespeend van elk zelfvertrouwen. Ze klonk zelfs alsof ze niet geloofde of ik wel naar haar luisterde.
  
  'Jezus,' zei ik. Ik leunde zelf tegen de muur en keek naar haar. Er was weinig meer over van die kalme, zelfverzekerde schoonheid die die striptease had gedaan om mijn aandacht af te leiden (en, dat herinner ik me nu, om Walter Corbin de tijd te geven om weg te komen - of om me te doden). Ze zag er uit als een meisje van dertien. De kleine handen en voeten die uit die zwarte pyjama staken, waren die van een kind.
  
  Weer klonken er schoten buiten. Nu dichterbij. M-16 vuur. Het droesem van de ARVN zat nog steeds daar op straat en ik zou het zelf al verrekte moeilijk krijgen om erdoorheen te komen, zeker met die kreupelmakende ribben van me. En dat te proberen met een meisje bij me - iemand die ogenblikkelijk herkend zou worden als een pro-Amerikaanse (of pro-Europese) collaboratrice ... nou, dacht ik, dat kon wel het een en ander aan voeten in de aarde hebben.
  
  Ik hoorde stemmen in het oostelijk trappenhuis. Laarzen dreunden. Ze hadden gemerkt wat er was overgebleven van Walter Corbin. Een deur ging een trap lager open en sloeg weer dicht. Ik keek door de gang in de andere richting. Daar was een andere deur met uitgang erop, voorbij Meyers kamer. Ik zuchtte. Toen knikte ik. 'Ga mee,' zei ik.
  
  Op mijn tenen liep ik de eerste trap af. Ze was nog steeds blootsvoets en ik wist nauwelijks te zeggen of ze achter me was of niet. Toen we langs de deur op de tweede verdieping kwamen, pauzeerde ik en luisterde naar de luide stemmen. Niemand scheen onze kant op te komen. Op die gang waren twee gasten en ze waren ergens over aan het redetwisten.
  
  'Hé,' zei ik zacht fluisterend tegen haar. 'Wat zeggen ze?'
  
  'O,' zei ze. 'Ik ... één van hen ... één van hen wil de zaak in de brand steken. De andere... zegt dat ze eerst de kamers moeten doorzoeken ... eh, om te zien of er nog iets waardevols is achtergelaten ...'
  
  Enorm, dacht ik. Over een paar uur zouden ze het verrekte moeilijk krijgen om nog een heler te vinden. Alles zou plotseling van de jongens van ome Ho zijn en moge de hemel hem bijstaan die andere ideeën heeft over de verdeling van rijkdom. 'Kom op,' zei ik en ze greep mijn hand in dat kleine kinderknuistje van haar. Ik schudde haar los en gaf haar een geruststellende knipoog. Ik had beide handen nodig als we rotzooi kregen ...
  
  
  
  Saigon was geen plaats die ik goed kende. Niet zoals ik Washington kende of Amsterdam of Rome, of Tel Aviv. Dit was geen plek waar ik veel tijd had doorgebracht. Maar ik hoefde ook niet veel te weten; alleen de weg naar de ambassade. En die weg sneed dwars door een onregelmatig patroon van kleine straatjes.
  
  'Waar gaan we naar toe, Meneer Carter?' vroeg ze. De stem klonk zacht, maar weer vast.
  
  'De ambassade,' zei ik. 'Als die nog niet is afgebrand door onze loyale bondgenoten. Waarom? Wat wil je?'
  
  'Deze kant op,' zei ze. 'Op een aantal plaatsen kunnen we dwars door gebouwen heen en zo een paar blokken uitsparen. Ik ... ' Maar toen zweeg ze. Haar ogen stonden weer vol angst. Ze waren gericht op iets achter mijn rechterschouder. Ik wervelde me om. Daar was een jongen in een ARVN jasje die een M-16 op me richtte. Mijn hand vertrok. Ik wilde Wilhelmina grijpen, maar het gezicht van de jongen stond donker en ernstig en zijn ogen zaten vol ijskoude glinsteringen. Hij zei iets dat ik niet verstond. Zijn vinger spande zich nerveus om die verrekt snelle trekker. Het meisje zei iets. Hard.
  
  Zijn ogen werden groter. Hij draaide zich om toen zij over straat wegrende. Het vizier ging naar zijn oog, zijn rechterhand verstrakte zich om de greep.
  
  Ik schoot hem zonder scrupules neer. De kogel trof hem in de slaap. Als hij iets gevoeld mocht hebben, dan was het niet voor lang. Hij ging neer als een lappenpop.
  
  'Fuong!' schreeuwde ik. Maar ze was al gestopt, haar hand weer voor haar mond. Ze keek naar me en stak een hand uit. We gingen verder door de straat, mijn ribben pijnlijk als de hel, hoe voorzichtig ik me ook voortbewoog. Een keer begon ik haar uit te foeteren toen ze me hard aan mijn arm een steeg binnentrok. Toen passeerde een legertruck, vol tieners met harde gezichten en tot de tanden gewapend, op zoek naar wat lol. Ik kneep haar dankbaar in haar hand.
  
  De steeg bleek deel uit te maken van haar kortere weg. We liepen die uit in iets dat op een dronkenmansdraf leek. Ik hield Wilhelmina in mijn hand. Op dit moment was het hoogst onwaarschijnlijk dat iemand die we tegenkwamen ons beste belang voor ogen had.
  
  Ik wilde geen vragen van wie ook beantwoorden, ik wilde alleen maar als de sodemieterij hier vandaan. En werkelijk overal naar toe, behalve naar het noorden.
  
  De keien onder mijn voeten waren glad en glibberig. Ik struikelde en kwam gestrekt neer. De pijn benam me bijna mijn adem. Ze hielp me overeind - in ieder geval tot op mijn knieën - en probeerde me helemaal weer op de been te krijgen toen ik het zag: een grote zwarte Rolls Royce die op ons af kwam. Ik zat midden in de steeg. Hij kon me nauwelijks missen. Hijgend kwam ik op één knie; toen sloeg die knie dubbel en ik viel weer voorover, neerkomend op mijn handen. Wilhelmina tolde in een plas. Mijn hoofd was duizelig. Iemand trok aan me en elke keer als die dat deed, deed het me meer pijn. Iemand riep mijn naam, met een luide, hoge stem. Toen hoorde ik een gierend geluid en dat was het dan.
  
  
  
  In het stikdonker werd ik wakker. Ik lag op de een of andere provisorische matras op een hard, ongelijk oppervlak. Een metalen oppervlak, een dat schudde en trilde onder me. Een vrachtwagen? Een trein? Nee. Een tweemotorig vliegtuig - met propellers. De vloer onder me - ik voelde het met mijn hand - was een metalen netwerk over metalen dwarsbalken heen, of zo iets.
  
  Een dc-3. Ik had dit eerder gevoeld, een paar keer, een aantal jaren terug. De oude vogel was nog steeds om een heleboel heel goede redenen het werkpaard voor de luchtvaartmaatschappijen in de wereld.
  
  Ik probeerde rechtop te gaan zitten en herinnerde me toen weer wat er met me was gebeurd. Ik ging liggen om weer op adem te komen en liet alles nogmaals door mijn hoofd spelen, tot aan de auto in de steeg. Ik was niet overreden of zelfs maar geraakt. En iemand - de mensen in de auto misschien? Fuong? - had me opgeraapt en in dit vliegtuig gedragen dat God mag weten waar naar toe ging. Op geen enkele manier kon ik dat aan de weet komen.
  
  Ik schudde mijn hoofd. Ik hoopte dat het niet naar het noorden was. Maar toen ik erover nadacht, wist ik dat dat de richting was waarheen we gingen. Hanoi? Haifong? Wie zou het zeggen? En vraag me niet hoe ik het wist, ik wist het gewoon.
  
  'Verdomme,' mompelde ik en probeerde weer rechtop te gaan zitten. Het deed pijn, maar niet zo erg als ervoor. Iemand had me een beetje verbonden en nog behoorlijk vakkundig ook. En ze hadden me hartstikke volgespoten met pijnstillers. De pijnstillers zelf voelde ik niet, maar ik voelde het ontbreken van pijn. En ik had eerder mijn ribben gekneusd en ik wist hoe je je dan moest voelen.
  
  Ik deed een inventarisatie van mijn persoonlijke spullen. Wilhelmina was weg. Pierre, mijn kleine gasbom, zat nog steeds op zijn plaats, evenals Hugo, de potlooddunne stiletto. Die zat weggestoken in zijn chamois schede onder mijn mouw. Mij prima, dacht ik. Ik was in ieder geval niet hulpeloos als iemand hier binnenkwam. Misschien kon ik er twee of drie met me meenemen.
  
  Ik keek om toen de deur achter mij openging - een snelle flits van licht, dan weer duisternis, slechts nu met het duidelijke gevoel, dat ik niet langer alleen was. Ik liet Hugo in mijn hand glijden en rolde me op mijn zij, weg van de min of meer centrale positie waarin ik was neergelegd. Door het gestage gebrul van de motoren hoorde ik niets. Ik wachtte af, mes in de hand, klaar om een uitval te doen.
  
  'Meneer Carter?' vroeg een stem.
  
  'Fuong?'
  
  'Ja. O daar... Ik maakte me zorgen over je ... ' Ze zette zich naast me neer, nam mijn hand in die van haar, voelde het mes en huiverde. Toen drukte ze mijn hand.
  
  'Fuong,' zei ik. 'Wat is er gebeurd? Waar gaan we naar toe?'
  
  'Oh,' zei ze. 'De auto... Toen die stopte, stapte er een man uit. Een ... een man die ik vroeger heb gekend. Een man die hoog in de regering zat van de... van wat we nu de Republiek Vietnam noemen.' Haar beide handen sloten zich om die van mij. Ze kroop op haar knieën dichterbij en nestelde haar hoofd tegen mijn schouder. Ik ging rechtop zitten en hield haar vast met een hand, het mes nog steeds klaar in de andere. Ze slikte moeilijk en vervolgde: 'Ik... we hebben niet veel tijd, Meneer Carter. Ik zal je geen sprookjes meer vertellen. Ik ... ik, eh, ben de minnares van die man geweest. Ik... ik ben bij hem weggegaan voor Walter. Hij was ... nog steeds erg dol op me, denk ik. Ik... ik ben bang dat ik hem beloftes heb gedaan - alles, alles - als hij me maar zou helpen ... ons zou helpen ... om weg te komen. Ik zei dat jij een belangrijk iemand was van Buitenlandse zaken, iemand die hem wel zou kunnen helpen als hij eenmaal... als hij eenmaal weg was uit Saigon en ergens anders zijn operatiebasis had. Hij...'
  
  'Operatiebasis?' zei ik. 'Ik begrijp het niet. En hoe ga ik hem helpen?'
  
  'Hij gaat... ergens naar toe... o, ik kan het je net zo goed vertellen. Hij gaat naar het noorden, naar Hongkong. Daar laat hij zijn geld overmaken en gaat dan voor zichzelf beginnen. Dan, als hij eenmaal veilig in Hongkong zit, is de volgende halte natuurlijk de Verenigde Staten. Alleen daar kan hij de handel voortzetten die hij heeft. Alleen daar kan hij... '
  
  'Handel?' vroeg ik.
  
  'O, God,' zei ze. Ik voelde haar wanhopig zuchten. 'Hij was een van de grootste handelaars in Long Pot heroïne van de Republiek. Maar dat geeft niet, Meneer Carter ... Nick ... ik ...' Ze begroef haar gezicht weer in mijn schouder. Ik gaf haar een paar zachte klopjes op haar wang en voelde dat haar gezicht vochtig was.
  
  'Ga door,' zei ik. 'Hoe heet hij?'
  
  Ik voelde haar vingers weer in mijn armen drukken. Eerst gaf ze geen antwoord. Toen, met trillende stem, noemde ze me een naam.
  
  Ik floot. Ze had gezegd dat die man hoog in de regering zat. Nou, dat was niet overdreven.
  
  Ik dacht ergens aan. 'Hé,' zei ik. 'Je zei dat je die gast een paar beloften heb gedaan. Welke beloften?'
  
  Haar vingers drukten dieper in mijn arm. Ze probeerde te spreken, wat in een snik ten onder ging en probeerde het toen weer. 'Ik ... ik zou ... me beschikbaar houden.' Ze zuchtte lang en diep. 'Hij zal... dingen ... nodig hebben ... om mensen op hoge functies over te halen, eerst in Hongkong, dan in Amerika als hij daar eenmaal is ... om ze over te halen alles voor hem te doen als hij ze op een bepaald moment nodig heeft.' Toen zweeg ze verder en klampte zich hevig aan me vast.
  
  Dit ging heel gecompliceerd worden. En ik had het gevoel dat die complicaties, als ik erin meeging, me alleen maar verder van het doel zouden halen dan ik verondersteld werd na te jagen. Eén ding wist ik zeker. Waarvoor Hawk me ook de halve wereld had rondgestuurd, het was niet voor heroïne geweest. Het was niet zo dat Hawk en AXE zich er niet druk om maakten, maar het is alleen maar dat dit niet ons potje thee was.
  
  Maar nu, wat ging ik doen met Fyong? Het was duidelijk het allerbelangrijkste om, als we eenmaal geland waren, aan haar begeleiders te ontsnappen. Dat was prima. Ik kon gemakkelijk genoeg vanuit Hongkong naar Amerika komen. En misschien ook nog eens een kijkje nemen in de zaken van Meneer Meyer, de importexport meneer uit de Nathan Road in Kowloon, terwijl het spoor nog steeds redelijk warm was. Misschien lukte het me een spoor op te pakken van die gasten die hem hadden vermoord. Natuurlijk zou ik haar moeten laten vallen en haar achterlaten in welk handeltje ook dat ze had gemaakt met haar oude vlam. Maar wat me dwarszat was, dat dat handeltje waarschijnlijk mijn leven had gered. De betreffende heer stond nu niet bepaald bekend als iemand met een ruime geest of een zwakke maag. Voor hij uit het militaire kamp naar de regering was overgestapt, had hij de hand gehad in een aantal moordpartijen in de bergen. Hij zou geen moment geaarzeld hebben een kogel in me te pompen toen ik daar op straat lag. En mocht ik haar dan maar zo terug laten vallen en verder vergeten?
  
  Mijn arm om haar heen moet zich hebben verstrakt. Gewoon een reactie op wat ik dacht. Maar op die druk versmolt ze in mijn armen. Ze sloeg haar armen om me heen en trok me naar haar toe. Toen gingen die naar mijn gezicht en trokken die naar dat van haar. Ik voelde zachte, hongerige lippen op die van mij. Toen drukten haar handen zacht tegen mijn borst, net boven het verband en duwden me neer. In het donker waren haar handen druk bezig met haar eigen lichaam en toen ik mijn hand naar haar uitstak voelde ik niets dan huid - een fluwelen, uiterst gladde huid. Het prachtige lichaam dat ze me eerder had laten zien, bijna uit minachting, wilde ze me nu laten voelen; daar in het duister in het gebulder van die enorme motoren die alles overstemden op de hete ademhaling dicht bij mijn gezicht na.
  
  Met een hand leidde ze die van mij langs die gladde, slanke buik omhoog naar die verrukkelijke zachte ronde borsten, afgezet met steenharde tepeltjes die zich volledig ontplooid hadden. Ze leidde mijn handen eroverheen en drukte ze er stevig tegen aan. Toen bracht ze mijn handen verder omhoog naar haar hals en ze huiverde in een opwinding die ik niet kende. Toen klom ze op me en liet me - bereid en gereed - in haar glijden.
  
  Onmiddellijk ging er een enorme huivering door haar lichaam heen. Ze drukte haar onderlichaam diep in dat van mij en ze huiverde weer. Ze bereed me, terwijl ze al die tijd mijn bereidwillige handen stevig tegen haar aandrukte en hulpeloos kreunde. En hoe dan ook, gekneusde ribben of niet, werd ik in het hele gebeuren opgenomen. Ik nam nu de teugels in handen. Ze kreunde weer met die vreemd hese stem van haar, terwijl haar lichaam oncontroleerbaar schokte.
  
  Buiten gierde de wind. De grote motoren brulden en spogen vuur. Ver achter ons was een wereld in de laatste fase van een zinloze oorlog die vernietigend was verloren na dertig jaar van bloedvergieten. Ik had geen enkel idee wat er zou komen, maar voorlopig was het nu uiterst aangenaam.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  'Met z'n hoevelen zitten ze daar voorin?' vroeg ik.
  
  De deur was iets opengezwaaid, misschien had ze hem niet stevig genoeg dichtgetrokken. Er viel een streep licht naar binnen vanuit het voorste compartiment.
  
  Ik ging rechtop zitten en probeerde overeind te krabbelen. Zij zat naast me en was bezig haar zwarte blouse dicht te knopen. Het licht omkranste haar gezicht en toonde me de delicate botten en de rechte, bijna Europese neus.
  
  'Mijn ... baas,' zei ze. 'De piloot. Nog iemand. Een soort lijfwacht. Meneer Carter ... denk je... ' Ze draaide haar prachtig getekende gezichtje naar me toe. 'Maar nee... ik kan het je niet vragen.'
  
  Ik liet haar vraag voorlopig maar rusten. 'Ik neem aan dat deze vlucht niet op de dienstregeling voorkomt,' zei ik. Ik had het mes teruggeschoven in de chamois schede onder mijn mouw. Ik tastte naar mijn portefeuille en, zeer tot mijn verrassing, vond hem waar hij hoorde te zitten, in de binnenzak van mijn jasje. Prima, ze hadden mijn persoonsbewijs erin geaccepteerd. Het identificeerde me als Peter Cowles, hoofdmedewerker van een senator van een staat niet ver van Washington. Dat klopte dan keurig met het verhaaltje dat zij hun had gegeven. De senator in kwestie stond bekend als een van de schreeuwende aanhangers van de oorlog in Vietnam. Die man was beslist te benaderen en misschien dan via zijn dankbare en verplichte hoofdmedewerker. 'Dienstregeling?' zei ze. 'Ik... ik weet zeker van niet. Hij... ze hebben een heleboel mensen om moeten kopen om toestemming voor vertrek los te krijgen. Waarom?'
  
  'Een vertrek buiten de dienstregeling om betekent een landing buiten de dienstregeling om,' zei ik op mijn knieën komend. Ze hielp me een handje, maar zelfs met die hulp was het geen pretje om te gaan staan. 'Ze zullen radiocontact met Hongkong op moeten nemen en toestemming vragen om te landen. De luchthavenleiding van Kai Tak zal dan proberen ze ergens in te passen vooral als ze er achter komen wie hij is. In ieder geval zullen de onderhandelingen tijdens het aanvliegen hen bezighouden. En aan die plotselinge hoogteverandering te merken, zou ik denken dat dat moment niet veraf meer ligt.'
  
  'Wat ben je... wat denk je te gaan doen?' vroeg ze. Haar kleine hand gleed in die van mij.
  
  'Ze kunnen de zenuwen krijgen,' zei ik. 'Ik vouw mijn tent op en knijp er stilletjes tussenuit. Dacht jij dat ik met zo'n hufter als hij zaken ging doen? En jij gaat natuurlijk mee. Is dat zo?'
  
  'Ik... o nee, Meneer Carter.' Haar hand was vochtig en trilde. 'Ik... ik heb erover nagedacht. Ik ... ik eh, heb het beloofd. Ik moet... '
  
  'Jij wilt toch niet voor zo'n haai als hij gaan werken, wel? Zeker niet nu je zijn plannen voor jou weet?' Ik voelde haar hand. Nee, dat wilde ze niet. Maar wat was dan wel de bedoeling? 'Hé,' zei ik. 'Wat is er aan de hand?'
  
  'O. Meneer Carter, je begrijpt het niet. Ik... ik heb nu vijanden. Vijanden die wisten dat ik met Walter was. Nu . .. krijg ik geen bescherming meer van ze. Helemaal niet meer. Tenzij... tenzij ik met hem meega. Niemand durft ...'
  
  'Om de donder niet,' zei ik met vlakke stem. 'Dit is Saigon niet. De grote jongens zijn helemaal niet meer zo groot als we eenmaal geland zijn. Je hebt daar altijd nog de Engelse ambassade, weet je. Je hebt daar altijd ... '
  
  'Meneer Carter.' Beide handen grepen me vast. 'Walter zei altijd dat in Hongkong de macht zetelt bij de Jockey Club, Jardine-Matheson, de Hongkong en Shanghai Bank en bij de Engelse regering, in die volgorde. Hij... hij heeft de beschikking over één miljoen pond sterling in de Hongkong en Shanghai Bank. En op deze vlucht heeft hij nogmaals zo'n som bij zich. Je kunt behoorlijk wat bescherming krijgen met dat geld.'
  
  Ik floot. Het geluid kwam niet boven het nog steeds oorverdovende gebulder van de grote motoren uit. 'Misschien heb je gelijk,' zei ik. 'Wat je wilt. Maar doe iets voor me.'
  
  'Wat?'
  
  'Ga voor we aan de grond komen naar voren ... en houd die drie bezig. Ik verlaat dit ding als we nog steeds op de landingsbaan zitten.'
  
  'Nee! Dat word je dood.'
  
  'Dat denk ik niet. Bovendien blijf ik hier niet hangen. Als ze ze allemaal bezig weet te houden die laatste paar minuten, maak ik die deur open en duik eruit. Het moet me lukken daar met een mooie koprol neer te komen, als we maar op een verre landings-strook zitten. En ik weet wel dat, met al die drukte op Kai Tak en met iedereen die weet hoe eenvoudig het is om een DC-3 neer te zetten op alles, van een schaatsplank tot aan een koeienvla, we worden verwezen naar iets mooi rustieks. Ik neem het risico.'
  
  'Hemeltje.' Haar kleine handen hielden die van mij stevig vast.
  
  'Meneer Carter, ik denk ... ik denk niet dat het veel helpt om te wensen dat de dingen anders waren gelopen, of wel?'
  
  'Hoe?' zei ik. Ik ging staan en controleerde de zijdeur. 'Je bedoelt als Walter mij had gedood in Grand-Bretagne? Het...'
  
  Haar hoofd kwam weer tegen mijn schouder te liggen. Ik voelde haar zachte borsten tegen me aandrukken, de tepels weer gezwollen en hard onder die dunne stof.
  
  'O nee, nee. Als alleen maar... jaren voor Walter langskwam ... voor hij kwam ...' Toen rechtte ze zich, bracht haar gezicht omhoog om me op mijn kin te kussen en kneep me hard in mijn arm. 'Maar nee. Wat voorbij is, is voorbij. Je moet met het nu leven ... ' De woorden dreven weg. We kwamen nu snel naar beneden en verminderden vaart. De flaps waren neer. Ik hield haar een ogenblik stevig vast, toen maakte ze zich los. 'Ik ... ik heb voor nog iets te doen,' zei ze. 'Nee, het is voorin, hè? Nou, geeft niet. Tot ziens, Meneer eh, tot ziens, Nick. Ik zal je... nooit vergeten ... '
  
  Ze ging op haar tenen staan om me weer te kussen en was toen verdwenen. Ze trok de deur stevig achter zich dicht. Ik keek haar nog een ogenblik na in het donker, zuchtte toen en maakte de zijdeur open. Ik werd ogenblikkelijk getroffen door een vlaag koude, mistige wind en voor een ogenblik weifelde ik over de duik uit een nog bewegend vliegtuig naar die donkere grond toe. Ook al kwamen we - wat ik vermoedde - neer op een landingsstrook van nog voor de uitvinding van de bulldozer. Toen beet ik maar hard door en stak mijn hoofd nogmaals naar buiten. Toen het gebrul van de machine minder werd en het vliegtuig snelheid minderde om een bocht van negentig graden te maken naar de taxibaan toe, dook ik naar buiten, rolde om en werd net niet overreden door dat beroerde derde wiel...
  
  
  
  Ik kwam overeind zonder nieuwe gebroken botten - maar ik zag er vreselijk uit en voelde me nog beroerder. Dit was Kai Tak niet; ik was ergens noordelijk, en het had net geregend zodat ik onder de modder zat. Dit bracht een kink in mijn moedige plannen om direct aan de slag te gaan zodra ik de stad had bereikt en proberen uit te vinden wat er allemaal aan de gang was. Maar nu ik een duik had genomen in die kleverige troep, moest ik alles eerst in de wasserette dumpen voor ik aan de slag kon. Bij nader inzien leek het me echter allemaal wel prima. Ik kon wel wat slaap gebruiken. Ik was zo verrekte moe. En ik dacht wel dat ik nu kon slapen, ondanks die doffe pijn in mijn ribben.
  
  Zoals het mijn geluk betaamde, stopte de tweede wagen die ik aanhield. Het bleek een doodgewone taxi te zijn die net terugkwam van een vrachtje ergens in de richting van Kanton. Mijn
  
  onaandoenlijke chauffeur nam nauwelijks de moeite mij een blik waardig te keuren toen ik mij achterin nestelde op de leren bank, 'Peninsula Hotel' kraakte en direct in slaap viel. Ik sliep goed. Daar bij de balie van het Peninsula Hotel had ik nog wat te goed en de mensen daar zouden me wel verzorgen ...
  
  
  
  Het liep zelfs nog beter dan ik had verwacht. Niet alleen sleepte iemand me daar uit de taxi, schreef me in en bracht me naar boven naar een elegante kamer, maar ontkleedde me ook, legde me in een groot tweepersoons bed en stuurde elke draad die ik aan mijn lijf had naar de wasserij. Toen ik wakker werd, hing alles smetteloos schoon en geperst aan de deur.
  
  Snel ging ik rechtop zitten en wenste dat ik dat niet had gedaan. Het was een opluchting om mijn drie dodelijke vriendjes te zien. Hugo, Wilhelmina (alleen de holster, zag ik) en Pierre lagen keurig op het bedkastje. Ik merkte nog iets op: iemand had het verband op mijn borst vernieuwd.
  
  Het hotel dacht aan alles.
  
  Het was al laat in de middag. Ik was uitgehongerd, maar het was te vroeg voor Peking eend in de Princess Garden en te laat voor lunch waar ook. Ik stuurde iemand om koffie en installeerde me bij de telefoon. Ik vroeg een gesprek aan, legde de hoorn neer en wachtte. De koffie arriveerde. Ik kreeg anderhalve kop binnen voor ik klaar was met aankleden, terwijl ik al die tijd dacht aan wat er was gebeurd en, erger nog, hoe ik dit alles ging verklaren aan David Hawk. Ik kon het me allemaal heel gemakkelijk voor de geest halen, maar niets daarvan was erg geruststellend.
  
  Ja, meneer, weet u, Corbin liet zich doodschieten door die gast met dat ene oog en die ene arm, nadat hij eerst de vloer met me aangeveegd had. Maar eerst had iemand hem kaal geplukt. En toen ging ik naar die laatste meneer die hem nog in leven had gezien en die was ook dood. En dan zou ik uitleggen, heel aardig en slim, hoe het kwam dat ik levend en wel rechtop zat in een groot bed van een chique hotel in Kowloon, zonder dat kleine filmrolletje dat Hawk wilde hebben. Misschien dat hij me daarna kon uitleggen waarom ik in het Verre Oosten zat en wat er op die film stond en achter wie ik aan zat dit keer. Misschien.
  
  Ik schonk nog een kop koffie voor mezelf in en de telefoon ging. Ik zette de koffie neer en pakte de hoorn op. Het was Hawk niet en het was Washington niet. Het was iemand van het personeel beneden bij de centrale.
  
  'Meneer Carter?'
  
  'Ja?'
  
  'Dit is hoogst ongewoon. Kan ik dat nummer alstublieft nog een keer van u krijgen?'
  
  Ik gaf het hem. 'Waarom?'
  
  'Nou, meneer.. : ik dacht dat ik het misschien verkeerd had gehoord. Maar dit was het nummer waar ik inderdaad om had gevraagd.'
  
  'Wat is er aan de hand?'
  
  'Daar schijnt dat nummer helemaal niet te bestaan.'
  
  'Bedoel je dat het afgesneden is? Of dat het, eh, eh, opgeheven is, zoals ze dat noemen?'
  
  'Nee, meneer. In dat district schijnt er helemaal niet zo'n aansluiting te bestaan. Noch daar noch in Maryland of Virginia, waarvan de voorsteden worden verzorgd door de Chesapeake en Potomac Telefoonmaatschappij.'
  
  'Niet zo'n aansluiting? Maar ik... maar ik heb dat nummer honderden keren gedraaid. Ik heb over die lijn gesproken. Ik...'
  
  'Ik ben ervan overtuigd dat u weet waar u het over hebt. Dat is waarom het allemaal zo vreemd lijkt. Zal ik navraag doen?'
  
  Ik dacht even na. 'Eh ... nee, bedankt. Misschien stuur ik wel een telegram. Kan ik direct naar buiten bellen voor een stadsgesprek?'
  
  'Nee, meneer. U kunt mij bellen. Telefonist twee.'
  
  'Bedankt.' Ik hing op. Toen ging ik op het bed zitten nadenken. Die lijn was Hawks half-open lijn. Hij zou antwoorden met... oh, deze maand was het: 'Westinghouse Reparatiedienst.' Dan kon je alles wat je wilde tegen hem zeggen, zolang het maar klonk als een reparateur die naar de zaak belde, of een verkoper of zo iets. Je zou gek staan te kijken als je wist hoeveel je op die manier van je boodschap nog doorkreeg, als je allebei van tevoren maar wist waar je het over had. Natuurlijk had je altijd nog die andere directe verbinding. Over die kon je alles zeggen wat je wilde. Maar die kon je niet draaien buiten het vasteland van Amerika. Dat was via een heel speciale scrambler en alleen het Bell System kon dat verwerken.
  
  Ik belde weer naar beneden en gaf telefonist twee nummers. 'Het duurt een paar minuten voor je de verbinding hebt, hè? Goed. Ondertussen maak ik een kort stadsgesprek. Daarna hou ik de lijn vrij. Goed?'
  
  'Prima, meneer. Mag ik het nummer in de stad van u hebben?' Ik had het telefoonboek van Hongkong open voor me liggen met een vinger op de pagina. Ik noemde het. Ditmaal hoefde ik niet lang te wachten.
  
  'Hermann Meyer,' zei een stem. 'Importexport.'
  
  Snel ging ik rechtop zitten. Het was gewoon maar een idee geweest en ik had niet verwacht daar iemand thuis te treffen. 'Eh ... Meneer Meyer, alstublieft.'
  
  Aan de andere kant was het even stil. Het accent was zuiver Brits geweest, maar de spreker had beslist het Engels als tweede taal. Niet als eerste. 'Wie kan ik zeggen dat er is?'
  
  'Meneer Cowles. Ik weet zeker dat hij me nog zal herinneren.' loog ik. 'We hebben elkaar vorig jaar in San Francisco ontmoet, op de pont naar Oakland.'
  
  Er volgde weer een stilte, toen kwam er een andere stem.
  
  'Ach, Meneer Cowles. Met Hermann Meyer. Wat kan ik voor u doen?'
  
  Ik loog verder. 'Ik . .. nou, meneer. Ik herinner me nog die heerlijke tijd die we toen samen hadden in San Francisco en u zei me toen u op te zoeken als ik weer eens voor zaken naar Hongkong kwam
  
  'Wel zeker. Natuurlijk. Waar logeert u? Ik zal een auto naar u toe sturen.'
  
  Nee bedankt, dacht ik. 'Ik logeer in het Gloucester op het eiland, maar de rest van de dag ben ik er niet meer. Ik vroeg me af, of we elkaar niet morgen ergens kunnen treffen?'
  
  'Uitstekend. Ik stuur morgenochtend mijn chauffeur. Nee, ik accepteer geen weigering. We maken er een gezellige dag van. Ik zal u de hele stad laten zien.'
  
  'Mooi. Ik verheug me er al op.'
  
  'Mooi. Meneer Cowles, zullen we zeggen om tien uur? Op tijd voor de koffie om elf uur bij mij.'
  
  'Goed. Prachtig.'
  
  'Tot ziens dan.' Hij hing op.
  
  Nou, om te beginnen bestond er geen Hermann Meyer meer. Hermann Meyer was dood, vele kilometers naar het zuiden in Saigon. En als hij nog wel in leven was geweest, zou hij gesproken hebben met een Duits accent. Niet met dat schooldassen-Engels met dat vleugje extra erin. Dan, ook nog, bestond er geen Meneer Cowles die iemand zich kon herinneren en die had niemand ontmoet die Hermann Meyer heette - noch de echte noch de valse -op een pont, verleden jaar, van San Francisco naar Oakland, omdat die pont vijftien jaar geleden was opgeheven. Interessant, dacht ik. Ik zou die Meneer Meyer eens een bezoekje moeten brengen, maar dan niet morgenochtend voor de koffie bij hem thuis. Dat bezoekje zou moeten plaatsvinden in de directe toekomst en dan nog in de kleine uurtjes, met een breekijzer in de ene hand en Hugo in mijn mouw. Verdomme, dacht ik. plotseling. Ik moest ergens een vervangster voor Wilhelmina vandaan zien te krijgen ...
  
  Weer ging de telefoon over.
  
  Ik nam hem op. 'Carter.'
  
  'Meneer Carter?' Het was de telefonist weer en zijn stem verried verwarring op die ingehouden Engelse wijze van hem. 'Het... het schijnt vandaag niet onze dag te zijn, meneer.'
  
  'Hoezo?' . -
  
  'Nou, meneer, het tweede nummer dat u gaf is wel een bedrijfsnummer, meneer, zoals u zei. Maar de naam van de abonnee schijnt te zijn veranderd.'
  
  'De abonnee? Je bedoelt het soort bedrijf?'
  
  'Ja, meneer. Het schijnt niet langer de Washington Reparatiedienst te zijn, zoals u dacht. En dit is vreemd. Het is wel nog steeds een reparatiedienst voor koelkasten naar het schijnt. Maar de naam van het bedrijf is veranderd.'
  
  'Veranderd in wat?'
  
  'Maytag. Zal ik blijven proberen, meneer?'
  
  'Nee,' zei ik. 'Bedankt. Dat is alles.' Ik hing op en mijn hand trilde. Er bestond geen enkele twijfel over wat er was gebeurd. AXE's dekmantel was naar God. Hawk had zijn kippenhok gesloten en zijn sporen uitgewist. De boodschap die hij me had nagelaten - in het Duits - was even duidelijk als wanneer hij me die in het Engels had gegeven.
  
  Maytag - in de oorspronkelijke Duitse uitspraak was het het internationale noodsignaal. En Hawk had die manier uitgekozen om alle AXE-agenten op de hoogte te brengen als ze belden om te rapporteren en om verdere instructies te ontvangen. Ik floot, lang en zacht en de woorden vormden zich op mijn lippen.
  
  Mayday! Mayday.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Goed, Carter, zei ik tegen mezelf, het wordt tijd om je spullen bij elkaar te pakken.
  
  De eerste impuls was de telefoon weer te pakken en zo snel mogelijk een vlucht terug naar Washington te boeken. Maar dat bleef, met een beetje eenvoudig denkwerk, niet overeind. Ik had nog steeds een onafgemaakte zaak en als ik met lege handen thuiskwam zonder dat ik het allemaal nog even uit het boekje was nagegaan, zou het niets uitmaken of Hawk nu verdwenen was, met schrijfmachine en alles, van Dupont Circle naar ergens midden op Connecticut Avenue. Als ik daar terugkwam, dan zou hij nog altijd achter zijn bureau zitten, kauwend op een van zijn smerige stinksigaren en op het moment dat ik binnen gehoorafstand was, zou ik het van hem krijgen.
  
  En wat hij gelijk had.
  
  Het werk scheen nu hier te liggen, wat het ook allemaal zou worden. Ik zou altijd nog naar de ambassade kunnen gaan en een discreet verzoekje mee kunnen sturen naar de VS in de diplomatieke zak. Of zoiets.
  
  Ondertussen had je dat geval van Hermann Meyer - of twee eigenlijk: één van hen was dood en de andere levend. En er was een meer dan gerede kans dat het vermoorden van degene in Saigon iets te maken had met het filmrolletje waarop ik uitgestuurd was. Hoe het ook zij, Fuong had me gezegd dat Meyer Corbins laatste halte was geweest voor hij naar haar toe kwam. Het was heel goed mogelijk dat Corbin de film aan Meyer had doorgespeeld, voor hij naar beneden kwam. En het was heel goed mogelijk dat degenen die hem hadden vermoord hem de film hadden afgenomen.
  
  Ze konden hem feitelijk nog steeds hebben. Op dit moment kon die in Meyers kantoor zijn, in de vriendelijke zorg van de mensen die hem hadden vermoord. Ik had geen enkel idee over wie de telefoon had beantwoord. De enige andere lieden met een goede reden om antwoord te geven voor Meyer en te liegen tegen degenen die belden, waren mensen van de Hongkong politie. En dit waren geen politiemensen van Hongkong geweest. Het accent was helemaal verkeerd. Wat er is overgebleven van het oude Brit-
  
  se rijk wordt nog steeds geregeerd door oude regels en een verkeerd, niet keurig genoeg accent kan je zelfs nog uit de laagste gemeentebaantjes houden. En gezien de gemiddelde lonen in Hongkong zou je de politiedienst een lekker gerieflijk gemeentebaantje kunnen noemen. Ik zou Meyers kantoor niet binnenwandelen met een brede glimlach op mijn gezicht en ik zou het niet bezoeken, 's nachts niet en overdag niet, zonder een lekker stukje dodelijk ijzer onder mijn arm.
  
  En zeer zeker niet zou ik die koffieafspraak van elf uur morgenochtend nakomen.
  
  Na mijn besluit genomen te hebben, was het slimste een vervangster te verzorgen voor Wilhelmina. Nu ik er weer over nadacht, werd ik woedend op mezelf omdat ik die oude trut kwijtgeraakt was - het is heel moeilijk om op korte termijn een 9mm Luger met alle oorspronkelijke onderdelen nog intact, te vinden.
  
  Het duurde niet lang voor mijn telefoontje beantwoord werd. 'Fredericks hier.'
  
  'Fred? Nick Carter. Ik zit hier zonder mijn oude vriendin. Heb je niet toevallig wat extra ijzerwerk voor me over?
  
  'Leuk voordeeltje deze week, meneer. 40 mm marine-geschut. Bij elke aankoop krijgt u er een Franse 75 bij cadeau.'
  
  Fred en ik hadden een aantal jaren geleden samen op een paar klussen gezeten. Hij was een lolbroek, een mafgast, soms ronduit belachelijk, maar altijd daar als je hem nodig had.
  
  'Kostelijk, beste man,' zei ik. 'Maar om één van die dingen in mijn schouderholster te proppen, lijkt me niet zo best voor mijn reumatiek.'
  
  'Juist, meneer. Een 9 mm Luger komt eraan. Pen?'
  
  'Kamer drie-nul-vijf.'
  
  'Patent.'
  
  'Mieters.'
  
  'Tot ziens.'
  
  'Tot zo.'
  
  Hij hing op. Het Britse gevoel voor humor is al of niet hooglijk overdreven, maar zeg iets lelijks over Fred en je krijgt het met mij te doen.
  
  Beneden in de coffeeshop keek ik de kranten na in een poging om wat inzicht te krijgen in de gebeurtenissen van de afgelopen dagen door dezelfde verhalen te lezen in het Brits georiënteerde South China Morning Post en de pro-Amerikaanse Hongkong Standard. Na een half uur wereldcrisis was ik blij over te kunnen stappen naar de cartoons; de Standard heeft een heleboel Amerikaanse cartoons.
  
  Toen ik terugkwam op mijn kamer, was daar een zeer bruikbaar uitziende Luger op het bed met een groot rood lint er omheen en twee reserve-magazijnen ernaast. Op het kaartje stond alleen maar '73s' - radiokamertaal voor 'groetjes en kussen'. Ik pakte het pistool op en woog het in mijn hand. Het was mooi, maar het was niet dat ding van mij. Ik schoof hem in de holster en hij paste als gegoten, zoals ze dat zeggen. Brave Fred rotzooide niet maar wat aan.
  
  
  
  Er schijnt gewoon niets te doen te zijn aan gebroken ribben. Je kunt de persoon misschien vastbinden en hem zeggen niet naar gym te gaan, je kunt hem af en toe medicijnen geven en wat opvrolijken. Maar het feit blijft, dat zelfs je gewone huis-tuin-en-keuken breuk heel vervelend is. Elke keer dat je diep ademhaalt, schuiven boteinden over elkaar waar ze stevig op hun plaats horen te blijven en daarmee verminder je dan steeds je kans op een snelle genezing.
  
  Met dit in gedachten besloot ik de atletiek van de geplande inbraak tot het minimum te beperken. Als het mogelijk was, zou ik een keuze maken uit mijn rijke assortiment aan sleutels - die een begrijpende kleermaker op de juiste plaatsen in mijn colbertjes naait, waardoor die dingen zo goed afhangen - en gewoon het slot open te pikken.
  
  Dit alles vertelde ik mezelf toen ik over Nathan Road liep, op weg om die tent te verkennen. Ik zou gewoon langs de deur wandelen, er een blik op werpen en dan zou ik misschien weer terugwandelen naar achteren om te zien wat er bij de branduitgang te halen is. En dan, als de nacht viel, zou ik...
  
  Ik liep nog steeds over dit alles, en niet veel anders, na te denken toen ik bijna de nep Hermann Meyer tegen het lijf liep.
  
  Het was niet de enige verrassing die deze namiddag voor mij in petto had.
  
  De hoofdtrap van Nathan Road 68-72 was in een smal trappenhuis, waarvan elke overloop werd afgegrensd door matglas, het soort dat ze nauwelijks meer in kantoorgebouwen gebruiken. Het matglas is doorschijnend en bijna doorzichtig. Als iemand aan de andere kant van het glas staat, kun je zien hoe groot hij is en wat voor kleur pak hij aan heeft, maar de bijzonderheden van zijn gezicht kun je niet zien.
  
  Niet dat ik die nodig had. Zelfs met dat alledaagse toeristentenue dat hij aan had, wist ik, nog voor ik de overloop had bereikt, wie hij was.
  
  De deur stond op een kier en hij hield die zo met één hand op de kruk, terwijl hij sprak tegen iemand die ik niet kon zien. Zijn stem alleen al zou hem verraden hebben. Het bezat een vreemde kwaliteit, die ik nauwelijks onder woorden kan brengen: een nasale klank en een zeker ontbreken van diepte. Ik hoorde zelfs dat hij Duits sprak:
  
  '... Es ist etwas besonderes. Ja, meinherr, ich glaube, ich glaube. Also .. . morgen um neun Uhr? Ja? Sehr gut, sehr gut. Wiedersehen ...'
  
  Het accent was niet dat van een geboren Duitser. Het werd gebruikt als een soort van handels lingua franca, en door een expert en door een ervaren polyglot. Maar het was beslist zijn tweede taal.
  
  De hand verstrakte zich op de deur, zich gereedmakend die open te zwaaien. Ik haastte me nog een paar treden naar boven en stelde me verdekt op. Ik hoopte op nog een paar woorden. Maar dit was, blijkbaar, alles. Zijn gast werd naar buiten geschoven, onder me, en 'Meyer' sloot de glazen deur achter hem. Nieuwsgierig stak ik mijn hoofd over de leuning, in de hoop een blik te kunnen werpen op zijn bezoeker.
  
  Toen keek ik weer.
  
  Toen, terwijl hij nog steeds op de trap was, ijlde ik naar de volgende verdieping, stormde een glazen deur binnen en rende naar het raam dat uitzag op de straat. Als hij was wie ik dacht...
  
  En verdomd als het niet waar was. Hoe meer ik over de zaak nadacht, hoe meer ik het gevoel kreeg daar in Saigon een gelukkig zaakje binnengestruikeld te zijn. Ik wist niet precies wat het was waar ik in zat, maar het werd met het uur interessanter.
  
  De bezoeker die een onderhoud had gehad met Meyer, pikte zijn lijfwacht op (hoe kon ik die hebben gemist? Ik moest recht voor hem langs gelopen zijn.) bij de voordeur en liep een eindje het blok af. Toen verscheen een grote grijze Rolls-Royce Silvercloud naast hen en liet het tweetal instappen.
  
  De lijfwacht was een gezette oosterling met een rond gezicht, die direct de indruk gaf van een enorme fysieke kracht. Ik had hem nooit eerder gezien.
  
  Die gast waarvan hij lijfwacht was, had ik ook nooit eerder gezien - maar er bestond geen enkele twijfel over die kaarsrechte militaire loop, die puntige, kleine snor en die niet oosterlijke ronde kop bovenop dat spichtige Indo-Chinese onderstel. Ik had hem vaak genoeg op de televisie gezien om hem ogenblikkelijk te herkennen.
  
  Ik was hem tevens iets verschuldigd voor dat vliegreisje en hij was mij een 9 mm Luger automatic van grote sentimentele waarde schuldig. Hij was de 'beschermer' van kleine Fuong en ik zou er een heleboel voor over hebben gehad om te weten wat hij deed in dat gebouw, pratend met mensen die hem niet hoorden te kennen - of wel? Op dat moment beloofde ik mezelf met een heleboel antwoorden op de proppen te komen voor ik de stad verliet.
  
  'Meyer' vertrok eindelijk om kwart over vijf. Ik nam zo weinig mogelijk risico en wachtte tot ik hem onder me op straat zag verschijnen en met ferme pas zag wegbenen over Nathan Road. Toen glipte ik naar beneden de matglazen deur binnen. Zelfs toen nog nam ik de tijd om op mijn gemak heen en terug door de gang te wandelen om er zeker van te zijn dat niemand was achtergebleven in de aangrenzende kantoren, voor ik me concentreerde op de deur van wijlen Herr Meyer.
  
  Ik bleek er inderdaad geen sleutel voor nodig te hebben. Het was een van die sloten die schuldig zijn aan de meeste inbraken in Amerika. Ik forceerde hem met een creditcard, door de deurstijl naar binnen gestoken en achter de grendel omhoog gebracht - een van die schuine dwarsdingen. Ik wierp een blik van links naar rechts en glipte toen naar binnen.
  
  Het licht binnen was flauw. Ik pakte mijn zaklantaarn en liet het licht door het vertrek gaan. Ik was er zeker van dat er niet zoveel meer te vinden zou zijn. Eerst ging ik aan het bureau van de secretaresse zitten, toen aan dat wat van Meyer leek te zijn en doorzocht ze allebei, tot ik tot de conclusie kwam dat iemand een opmerkelijk efficiënte klus had gedaan door ze voor mij leeg te halen. Toen stond ik op en liep naar de archiefkast in de hoek. Goed, daar sta ik, voor eeuwig bevroren in een heimelijk gemaakte opname: beide handen op de archiefkast, de la halfopen en een archief half naar buiten stekend, open voor mijn inspectie. Slechts mijn hoofd is de andere kant opgedraaid, naar de deur achter me. En op mijn gezicht een stompzinnig en te rechtvaardigen geïrriteerde uitdrukking toen alle lichten aangingen en 'Meneer Meyer' - ik zou hem nu in de dichtste menigte nog herkennen - door de deur naar binnen stapte met een gemeen uitziende .357 Webley in een hand en een microscopische glimlach in zijn mondhoeken.
  
  'O,' zei hij. 'Goeiedag. Dat zal Meneer... eh ... Cowles dan zijn, denk ik. Een paar uur te vroeg voor onze afspraak. Prachtig. Handjes hoog, alstublieft. Bovenop de kast daar. Prima. Ja. Ja. Dat gemene ding neem ik wel. Duits. Nog niet eens zuiver ook, wed ik. Nou, Mr. Cowles, ik heb geluk. Ik had me er zo op verheugd je het eiland te laten zien en het schijnt dat ik het nu een dag eerder kan doen. Ik accepteer nu geen nee als antwoord. Je bent mijn gast. Daar, brave jongen. Mijn chauffeur is beneden; hij staat te wachten om ons naar de pont te rijden ... '
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Rudyard Kiplin schreef eens over de Oriënt, dat de dageraad daar als de donder verschijnt. Nou, ik heb overal in het Verre Oosten de zon op zien komen en feitelijk is het net andersom. Het is de maan die in Hongkong als de donder verschijnt, vooral daar bij de punt van het Kowloon-schiereiland, in het elegante winkelcentrum dat zich vanaf Nathan Road uitwaaiert. De ene minuut is het middag, de volgende is het nacht. En als de lichten van de stad één voor één beginnen aan te knipperen, vraag je je soms af waar je eigenlijk nog zonlicht voor nodig hebt. Zolang je tenminste op de hoofdstraten blijft.
  
  Ik zag dit allemaal door het raam, terwijl 'Meyer' weer aan de telefoon zat, het wapen nog steeds in zijn hand. Hij sprak in snel Frans tegen een bijgoochem aan de andere kant van de lijn en daarna, in het Duits, tegen de baas van die bijgoochem. Ik had een behoorlijk goed idee over wie dat wel kon zijn. Ik stond net te denken over een manier om bovenop hem te springen, toen die andere gast binnenkwam. Hij nam het over met dat pistool-gedoe en trok een grote, dodelijke .44 Magnum uit zijn riem, waarmee hij me naar een stoel, in het midden van het vertrek, gebaarde. Ik zuchtte, ging zitten - voorzichtig met de ribben - en bekeek die twee nog eens aandachtig.
  
  Die gast bij de telefoon was van een gemiddelde lengte, misschien vijf kilo lichter dan mijn eigen negentig, voorzien van een zware, atletische borst en een goede maagpartij. Zijn gezicht duidde op invloeden van het Middellandse-Zeegebied: Frans-Algerijns misschien? Grieks-Egyptisch? De polyglote gemeenschappen van de dichtbevolkte Levant zijn zo vermengd, dat het generaliseren niet gemakkelijk maakt. De ogen waren vreemd genoeg blauw, ijsblauw. Het gezicht vroeg verder op geen enkele manier om duidelijke uitspraken. Hij had een klein littekentje onder één oog; verder was het gezicht, evenals de handen, goed verzorgd en goed bijgehouden. Zijn oren zou ik niet kunnen beschrijven, omdat nog nooit iemand daarvoor een juiste benaming heeft ontwikkeld - maar ik zou ze kunnen tekenen met een nauwkeurigheid van negentig procent en ik zou ze eruit pikken als ik een lijst met oren alleen voor ogen kreeg. Mensen in mijn beroep maken
  
  geen persoonsbeschrijvingen op gezichten. Iedereen kan van gezicht veranderen. Zaken als oren echter of de bottenstructuur van handen, zijn de beste herkenningspunten. Vraag het maar aan elke politieagent.
  
  Die andere vogel was groter en steviger en hij had de broer van de eerste man kunnen zijn. De ogen waren net zo blauw, het haar even steil en bruin - maar de schouders waren minstens een paar centimeter breder en zijn bovenarmen vulden zijn jasmouwen helemaal. Ik hoopte niet dat ik hem ooit te pakken zou moeten nemen. Een beestachtige uithaal met die armen als kabeltouwen op mijn al gebroken ribben zou een geluid teweegbrengen als van een vuilniswagen die over een dinkeytoy reed en ik zou me er weinig goed door voelen. Nee, geef hem een lel en maak dan dat je wegkomt of geef Hugo wat oefening ...
  
  Ten slotte hing hij op. Hij had gezegd dat er iets aan de hand was en hij het tot op de bodem uitgezocht wilde hebben. Ik zuchtte. 'Nou,' zei hij, terwijl hij de Webley in zijn jasje wegstak - erop gemaakt om het grote wapen te bevatten, merkte ik nu op - en zich tot mij wendde, 'tijd voor ons ... eh, tochtje, Meneer Cowles. Als u zo vriendelijk wilt zijn?' Hij gebaarde me overeind te komen.
  
  Met een kreun kwam ik rechtop. Mijn borst deed alleen maar pijn als ik me bewoog, het gaf niet in welke richting. 'Mooi, waar gaan we naartoe?'
  
  'Eerst Wansjai, denk ik. Ik heb daar een afspraak - ach ja, ik begrijp dat je het telefoongesprek hebt gevolgd - tussen zes en half zeven. Met iemand die zegt dat hij je kent. Ik weet zeker dat jullie tweeën ... nou, iets te bespreken hebben.'
  
  'Dat zeker,' zei ik. Ik hield mijn ogen op zijn gezicht en probeerde het op nationale - misschien etnische - gronden te plaatsen. 'Dat is grappig,' zei ik ten slotte, pauzerend bij. de deur en naar hem omkijkend.
  
  'Ja?'
  
  'Ik wilde zeggen, grappig, je ziet er helemaal niet joods uit. '
  
  Ik keek naar zijn gezicht voor een reactie. En ik kreeg er één. Ik beeldde het me niet in. Even het vertrekken van een wenkbrauw. De mond bewoog zich in het geheel niet, maar ik wist dat ik hem nu te pakken had. Ik geloof, dat Israëli's de enige mensen zijn die joodse humor niet begrijpen. Ze vinden het vervelend en irrelevant.
  
  Maar dat was niet het belangrijkste dat ik had opgemerkt. Het was iets dat me de hint had gegeven. Het was naar voren gesprongen en had mijn aandacht getrokken, toen ik die kleine oor-en-hand inspectie maakte en alles in mijn geheugen opsloeg om het later uit te kunnen tekenen, als ik een potlood en een papier en een half uurtje vrije tijd over had.
  
  De tatoeage was niet groot en bevond zich op een plaats waar die gemakkelijk te verbergen was: het weefsel tussen duim en wijsvinger, waar hij onzichtbaar zou zijn als de hand half was gesloten. Maar hij was te zien - bij allebei - als zij een wapen op mij richtten en ik had het onthouden.
  
  Het was een kleine, maar zeer besliste davidster.
  
  
  
  De grote reed: de andere 'Meyer' zat samen met mij achterin de zwarte Jaguar, terwijl de Webley weer op mijn ribben was gericht. We namen een schilderachtige route, rond de punt van het schiereiland naar Canton Road, langs de Kowloon kaaien en pakhuizen en de grote zeehaven, naar de veerpont op Jordan Road. Onderweg kwamen we langs het oude spoorwegstation waar iemand, als hij de poen, de tijd, de visa en de moed had, een reis helemaal naar Europa kon boeken, via de Kowloon-Kanton Expres, de Trans Siberië Expres en de aansluitende spoorlijnen. Het gezicht op het eiland was even prachtig als altijd, zelfs vanaf die paar meter boven zeeniveau.
  
  Ik begon het vervelend te vinden de dingen te moeten spelen volgens het scenario van die andere gast. Op deze manier zou hij aan het eind behoorlijk wat over mij aan de weet komen en ik, tenzij ik van tactiek veranderde, zou over hem dan helemaal niets aan de weet komen. Ik keek langzaam en nadrukkelijk op mijn horloge.
  
  'Hé,' zei ik. 'De pont is achter op het schema. Je komt te laat voor je afspraak met de generaal...'
  
  Hij keek op zijn eigen horloge, fronste zijn wenkbrauwen en zei: 'Dat is raar. Ik vraag me af wat...' Toen begon het hem te dagen en vestigde die ijzige ogen op mij, de kille schittering erin duidelijk zichtbaar in het licht van de boten buiten het raampje. 'Welke generaal?' zei hij. Zijn mond was een uitdrukkingloze gleuf. Hij had het soort gezicht waarvoor het helemaal-geen-uitdrukking een slechte aanduiding is en inhield dat er een heleboel moeilijkheden te verwachten waren.
  
  'Nou, die gast die net uit Saigon is komen vliegen, met weer zo'n aardig grote som om aan zijn bankrekening toe te voegen op de Hongkong en Sjanghai Bank,' zei ik. 'Degene die vanmiddag bij je is geweest op het kantoor van wijlen Meneer Meyer. Natuurlijk ken je die heer: hij is klein, heeft een grappig rond koppie en een klein Clarke Gable snorretje. Hij rijdt rond in een Rolls Silver Cloud met chauffeur, hij verkoopt Long Pot heroïne en moddert nog wat in een paar andere zakelijke ondernemingen.' Hier haalde ik adem en begon het werkelijk op te kloppen 'waarvan er één nu op het punt staat afgesloten te worden in een bevredigende overeenkomst tussen jouw ... deelgenoten ... en zijn organisatie.'
  
  Het klonk zo best leuk, dat moest ik mezelf nageven. Ik moest mezelf ook bekennen dat ik zelf niet het flauwste idee had waarover ik praatte.
  
  Hij bestudeerde me zwijgend, terwijl de andere gast de auto op de pont reed. Toen we stopten, schommelde de boot vriendelijk onder ons op het avondtij. 'Heel interessant,' zei hij. 'Je spreekt over mij, bijvoorbeeld, alsof ik al dood ben.'
  
  'Nee,' zei ik. 'Ik heb het over Meyer, die dood is. Iemand - en ik wou echt dat we verdere gissingen achterwege konden laten -maakte hem in Saigon van kant. En liet een interessant visitekaartje achter. Waarom jij je voordoet als hem, blijft nog de vraag. Weet de generaal van deze persoonsverwisseling? Of speel je met hem hetzelfde spelletje als je met mij speelt? Want als hij erachter komt dat jij hem bedondert, dan zou ik niet graag met je willen ruilen. Ken je die tijgerkooien nog? Die gebruikten die kleine gast en zijn vriendjes vroeger voor oplichtertjes. Je zou niet graag willen zien wat zij deden met de echt zware gevallen.'
  
  'Steeds interessanter,' zei hij. 'Nou, allemaal te zijner tijd. Dan weet jij wat meer over mij en weet ik wat meer over jou. En dan, misschien, zijn we aan het einde van ons reisje gekomen.'
  
  'Ja,' zei ik. 'Met een keurig wandelingetje naar het einde van de pier bij Aberdeen Road. Ik heb gehoord dat de vissen daar nogal hongerig zijn. Dat is de reden dat je geen zeemeeuwen in Hongkong vindt. De vissen laten niets voor hen over.' Ik bleef maar doorratelen, het ene magazijn na het andere afschietend. Ik wist één ding en dat was dat hij, voor hij me van kant maakte, wilde horen wat de generaal van mij wist. Ik vond het prima. Ik wilde ook horen wat de generaal over me wist. Aan welke kant kleine Fuong precies stond na haar beslissing in het vliegtuig, wist ik niet zeker. Aan die van haarzelf, waarschijnlijk. Ik benijdde haar dit onveilige leventje niet.
  
  Ik zuchtte, terwijl ik erover nadacht. Als je er zo over dacht, moest je toegeven dat de enige gast die niet helemaal het vertrouwen waard was - buiten die paar huizenblokken van vluchten door Saigon - mijn persoontje was. Het gaf me niet bepaald het gevoel de Rots van Gibraltar te zijn. Ik zuchtte weer en leunde naar achteren tegen de leren bekleding en genoot van het uitzicht.
  
  
  
  Deze gasten reisden eerste klas. Wie ze ook mochten zijn, het waren beroeps - hoewel het nog af te wachten viel waarin precies. Ze liepen niet voor het eerst op het uiterst glibberige pad van internationale smeerlapperij. Nee. Deze jongens waren overal geweest en hadden alles in hun werk al minstens twee keer gedaan. Alles ging zo gladjes eigenlijk, dat ik in de verleiding kwam om - één keer maar - mijn hoofd uit het raampje te steken en te krassen als een bosuil, alleen maar om te zien wat ze zouden doen. Ik wilde wedden dat zij een plan hadden voor eventualiteiten om daar tegen verzekerd te zijn. Erger nog, ik wilde wedden dat ze dat ook minstens één keer hadden gebruikt.
  
  Het enige dat me werkelijk weerhield om dat te doen - of iets anders dat er op leek - was voornamelijk nieuwsgierigheid. Ik wilde zoveel mogelijk zien uit te vinden over deze kuil wormen waar ik in Saigon in gelazerd was. Ik had het gevoel, dat ik per ongeluk iets heel groots was binnen getuimeld, iets dat slechts voor een deel te maken had met de opdracht waarop ik was uitgestuurd.
  
  Wat die ook mocht inhouden.
  
  Bovendien hield ik me hardnekkig vast aan de stelling, die me al deze jaren in leven had gehouden, hoe klein ook de kansen die mijn zakrekenmachientje me had voorgerekend: dat ik al die dingen kon doen en er nog steeds levend uit te voorschijn komen, ongeacht wie zij op mij af stuurden. En als het er werkelijk op aankomt, is misschien een van de eerste vereisten voor dit werk, het talent om je aan een dergelijke mening vast te houden, ongeacht de kansen om het uit te laten komen.
  
  Dat was een van de dingen die me vertelden dat die twee ergens in dezelfde handel zaten als ik. Zij wisten dat en maakten er gebruik van. Zij wisten dat ik niet zou gaan schreeuwen, tot we onze kleine confrontatie hadden gehad en zij waren zo vol vertrouwen hiervan, dat 'Meyer' zelfs de Webley wegstak en zich behaaglijk in de bank liet wegzakken toen de pont zijn ligplaats binnengleed, met een serie bonken voor en opzij, en de chauffeur de motor van de Jaguar weer startte.
  
  Op dat moment besprong ik hem bijna. Maar hij wist dat ik het niet zou doen. Hij vouwde zijn vingers om een knie en keek me aan met een uitdrukking die ik bij iemand anders wezenloos genoemd zou hebben. Maar die veranderde in een, in zijn beperkte bagage van uitdrukkingen, spottende grijns. 'Geduld, Meneer Cowles,' zei hij, met dat vreemde accent van hem. Hij was werkelijk een verbazingwekkend talenwonder. Ik kan me zo hier en daar wel redden, maar ik moet er mijn best voor doen. Deze gast pikte waarschijnlijk talen op op een manier waarop iemand anders verkouden werd. Het accent had ik opgemerkt in de drie talen die ik hem tot dusver had horen spreken - en ik had hem nog niet Hebreeuws horen praten. 'Geduld,' zei hij. 'We zijn er bijna.'
  
  Met de veerpont kom je op Hongkong Eiland midden in het oude Wansjai district terecht, de wijk die op de kaart als Victoria Central district vermeid staat. Je bent aan het begin van Connaught Road Central, maakt een bocht langs de brandweerkazerne, komt door een paar nauwe, kronkelige straatjes waar de dubbeldeks trams niet komen, waar de enige niet-Chinese tekens de paar Gulf Oil borden zijn en waar het per straat moeilijker wordt om een eerlijk antwoord te krijgen, tenzij je Kantonees vloeiend genoeg is en je voldoende geldmiddelen bij je hebt om er iets tegenover te stellen. Het is niet ver van de hoofdweg, maar het is een andere wereld. Kowloon zit vol bonte massage salons, bars en allerhande hoerenkasten, maar dat spul is uitsluitend voor toeristen. De oosterse zakenman van Hongkong gaat voor zijn uitje naar het eiland, waar het allemaal net zo ruw is (soms twee keer zo pervers) en veel discreter. Fredericks vertelde me, dat je nog steeds bij de Causeway Baai een ouderwetse Sjanghai bloemenboot kon huren, met een keurig gordijn tussen jou en de roerganger en je je minnekozend, langs de drijvende theehuizen en muzikantenbootjes naar het decadente hart ervan kon laten drijven. Maanlicht op de baai; het zachte plassen van de roeispanen, het sissende geklots van de golven tegen de zijkant van je sampan ... Nou, Fred was een romanticus onder die eikenhouten Britse buitenkant van hem. Ongelukkigerwijze kon Wansjai ook een ruwe stadswijk zijn, als je niet met vrienden bent. En ik was dat niet. En het was ook geen naar wierook geurende sampan waar we op af gingen. De Jaguar reed een groot, vervallen pakhuis binnen in een van de schamel verlichte straatjes.
  
  Ik had gehoopt op een adempauze, maar ik werd hierin teleurgesteld. De grote Silver Cloud stond achter de dubbele deuren op ons te wachten. De zwaar gebouwde oosterling die ik al eerder had gezien, liet ons binnen en haastte zich toen om de grote deuren achter ons te sluiten. Dit hulde het pakhuis in een vaag licht dat afkomstig was van een enkele kale lamp die van het plafond afhing, enigszins opzij van de Rolls. Onze chauffeur reed de Jaguar langzaam naar een punt net buiten de lichtcirkel die de lamp op de betonnen vloer wierp.
  
  'Prachtig,' zei mijn metgezel op de bank. 'Meneer Cowles? Ik denk, dat dit het einde van de reis is. Als je nu nog als brave jongen wilt uitstappen ... '
  
  Ik werkte me naar buiten, terwijl ik Hugo in zijn schede losmaakte. Mocht ik enige gedachte hebben over wegrennen, dan werden die doorkruist door de chauffeur, die net op tijd uitstapte met een pistool in de hand om mij te helpen.
  
  Ik stond knipperend in het halve licht. De oosterling kwam stil naar voren en maakte het portier van de Rolls open. De passagier, nog steeds in de schaduwen, aarzelde, klom toen langzaam naar
  
  buiten op het moment dat ik me ervan bewust werd dat 'Meyer' achter me was komen staan.
  
  Ik besloot dat het tijd werd om wat brutale actie in te voeren. Niets anders had trouwens tot dusver zo goed gewerkt. Ik wachtte en liet hem mijn gezicht in zich opnemen. Ik zag zijn ogen zich vernauwen en zijn handen zich verstrakken om de knop van de rotting die hij zelfs in burgerkledij bij zich had.
  
  'Hallo, generaal,' zei ik. 'U heeft absoluut gelijk. Ik ben Cowles niet. Cowles bestaat niet.'
  
  'Ga door,' zei hij. Ik hoorde kwaadaardig gesnuif achter me en de Webley werd diep in mijn rug geduwd.
  
  'Maar dat geeft niet,' zei ik. 'Welkom op ons verjaarspartijtje. We zijn allemaal nep hier. Ik ben nep. U bent waarschijnlijk nep. Ik wed er honderd ballen om dat u hier niet geregistreerd staat onder uw eigen naam en volgens uw bankrekening heet u James Bond.'
  
  'Hou je bek,' zei de stem achter me. Het wapen werd nog steviger in mijn rug geduwd.
  
  'Laat hem praten,' zei de kalme stem van de kleine man.
  
  'Dank u,' zei ik. 'Hoe het ook zij, de grootste nepfiguur van allemaal is die "Meyer" hier.' Mijn hand ging naar mijn zak, maar dat veranderde niets aan de positie van het wapen achter me. Ze hadden me toch gefouilleerd, of niet?
  
  'Weet u, hij is Meyer niet. Meyer is dood, in Saigon. Deze gasten hebben hem vermoord, daarna zijn bureau leeggehaald en nu doen zij zich voor als hem ... '
  
  De loop van het pistool kwam omhoog en dan naar beneden. Net op tijd dook ik ineen. Hij raakte me mooi hard in mijn nek - met een klap waarmee hij mij mijn hersens had ingeslagen, als ik was blijven staan.
  
  Toen kwam ik weer uit mijn half ineengedoken houding rechtop en bracht mijn hand te voorschijn met Pierre erin. Ik gaf'Meyer' een duw en gooide Pierre door de lucht, mikkend op die kale lamp. Toen ik naar de schaduwen dook, hoorde ik twee schoten door het pakhuis weergalmen. Ik miste de lamp, maar een van de twee schoten die 'Meyer' had afgedrukt, moet per ongeluk dat ding hebben geraakt. Het licht ging uit. Rollend kwam ik neer. Pierre ging af en er volgde een heleboel gehoest en gevloek tussen beide wagens in. De .44 Magnum spuwde een kogel in mijn richting en het klonk even als zo'n Franse 75 waar Fred het over had gehad. Puffend kwam ik weer overeind en schuifelde gebukt in de richting waar ik koortsachtig de tegenoverliggende muur hoopte te vinden. Mijn schoenen maakten net voldoende geluid om me met hun echo te vertellen dat ik nog een heel eind te gaan had. Hun stemmen brachten me abrupt tot stilstand.
  
  'Meyer': Laat hem gaan. Dat is een blinde muur. Als we ons verspreiden hebben we hem ...
  
  De generaal: Nee, nee. Laat maar. Ik pak hem zelf wel... 'Meyer': Maar ...
  
  De generaal (zijn stem verheffend): Meneer Cowles.
  
  (Sotto voce weer) Breng het meisje. (Weer luider) Meneer Cowles. Wij hebben het meisje. Ik weet zeker dat u niet wilt dat we haar pijn doen, is het niet?
  
  Fuongs stem: Nee! Nee, Nick. Blijf weg. Ze zullen je doden. Zij... Nee! Alsjeblieft. Doe het niet...
  
  Haar stern brak, stotterde, klonk toen op in een schrille kreet van ondraaglijke pijn.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  'Meneer Cowles,' zei de generaal weer, 'of is het misschien Meneer Carter?'
  
  Ik gaf geen antwoord. De enige bondgenoten die ik in deze ruimte had, waren stilte en de bijna volledige duisternis. Stil ging ik naar rechts. Als ik die grote oosterling eerst te pakken kon nemen...
  
  'Carter?' zei 'Meyer', 'Wie is die Carter?'
  
  'Sjimon,' zei zijn partner. 'Laten we gaan. Laten we ...'
  
  'Je zou ook kunnen vragen,' zei de kalme stem van de generaal, 'wie is deze Meyer? Maar dat zien we later wel. Ik was erg nieuwsgierig om de man - de man over wie je belde - weer eens te zien. Het meisje blijkt redelijk spraakzaam te zijn geweest, binnen haar beperkingen. Hij blijkt een Amerikaans agent te zijn. Nick Carter. Ergens schijn ik zijn naam eerder te hebben gehoord. Ik kan me niet herinneren in welk verband. Helaas, mijn dossiers zijn al lang geleden verbrand. Hij ...'
  
  'Sjimon. Dit bevalt me niet.'
  
  'Een ogenblikje, Zvy ... Hier schijnt meer te zijn dan het oog alleen ziet. Amerikaans agent? Carter? Hoe kwam hij...' Fuong was nu stil. Van haar hoorde ik niets meer.
  
  Maar ik hoorde iets anders. De oosterling zat in de buurt en hij leek goed opgeleid. Bijna hoorde ik die zacht schuifelende geluiden van zijn slippers niet - zachte koengfoe schoenen, nagenoeg onhoorbaar op het beton. Ik liet Hugo in mijn hand glijden en sloop naar voren, langzaam en in een ineengedoken houding. De ribben deden vreselijk pijn door die duik die ik zojuist gemaakt had.
  
  De generaal zei: 'Carter schijnt je operaties binnen te zijn gevallen - die van mij ook, naar het schijnt. Maar tot nu toe meer in die van jou dan die van mij. Jij schijnt Meyer niet te zijn: het meisje vertelde de waarheid. Hindert niet.'
  
  'Maar ik... ik verzeker u ... '
  
  'Hindert niet,' zei ik. De toon was beslist, definitief. 'Het punt is, dat Carter dat ding zocht dat agent Corbin - de minnaar van het meisje - aan Meyer had verkocht. Het blijkt nu, dat jullie, of leden van jullie organisatie - nee, bij nader inzien denk ik dat jullie het zelf waren - Meyer hebben gedood en hem het ding hebben afgenomen. Die Carter schijnt daar achter te zijn gekomen. Hoe, weet ik niet. In ieder geval is hij daarom bij ons hier...'
  
  'Sjimon, alsjeblieft...'
  
  'Nee. Stil nu, alsjeblieft. U zegt... maar hoeveel weet hij?'
  
  'Niet veel,' zei de generaal rustig. 'Niet veel, denk ik. Maar voldoende. Wat natuurlijk al te veel is. Nou, als je je autolichten niet aan wilt doen, zal ik genoodzaakt zijn terug te lopen om die van mij te ontsteken ... '
  
  'Nee... nee, Zvy? Alsjeblieft? Hij heeft het voordeel van het donker op ons. Wel verrek, alsjeblieft ...'
  
  Dat betekende dat ik nog maar een paar seconden had om terug te gaan tot achter die auto's, buiten het bereik van de lampen. In het donker zou ik hoogstwaarschijnlijk veilig zijn. In het licht werd ik doodgewoon een doelwit. Ik maakte de boog waarin ik me voortbewoog groter - en liep hem precies tegen het lijf.
  
  In één hand hield hij iets kouds en scherps - iets dat even lang en dodelijk was als Hugo, maar met meer volume. Ik kwam direct in de gelegenheid om uit te vinden hoe scherp het ding was. Het raakte mijn mouw en sneed hem tot aan mijn elleboog open, voor ik me terug kon trekken.
  
  Wat me redde, was zijn stilte. Zou hij opgeleid zijn in karate, dan was hij waarschijnlijk loeiend op me af gekomen. Zij zouden dan hun lichten onze kant op hebben doen schijnen en iemand zou me heel keurig hebben neergelegd.
  
  Ik voelde het lemmet - of wat het ook was - zoevend langs mijn gezicht zwiepen. Ik nam niet de moeite weg te duiken; tegen de tijd dat ik dat kon doen, was hij al weer voorbij. Bovendien ben ik een geboren 'counterpuncher'. Ik stootte Hugo naar voren en voelde hem hard tegengehouden worden door het borstbeen van de man. Gelukkig hield ik hem losjes vast in mijn hand, zodat ik mijn pols niet verstuikte door de stoot. Ik gaf mee met de beweging en haalde toen naar beneden, door de maagspieren heen, tot een punt net boven de navel.
  
  Ik hoorde hem snel adem inzuigen. Het was het enige geluid dat hij maakte.
  
  Snel schoof ik Hugo weer naar boven, onder de ribben door. Het vlijmscherpe lemmet ging dwars door de taaie hartspier heen - het was alsof je een slagersmes door een stuk kalfsnier haalde. Zijn lichaam verschrompelde voor me. Nog steeds in die ijselijke stilte, nog steeds zonder geluid om zijn dood te markeren; slechts het zilveren ping van zijn handwapen dat op het beton bij mijn voeten neerkwam.
  
  Ik bukte me, lettend op mijn ribben en raapte het op. Het was een soort drietandachtig geval met een handgreep, en al met al was het misschien vijfendertig centimeter lang en een halve kilo zwaar. Het blad was even plat en scherp als dat van Hugo. Ik stak het in mijn riem en boog me over de dode man heen. Geluk, hij had schiettuig bij zich, een stompe .38, niet zo zuiver, maar ik was hier niet aan het wedstrijdschieten.
  
  Ik moest nu dichtbij zien te komen om iets aan Fuong te doen en ik besloot hier niet te vertrekken voor ik dat zaakje opgeknapt had.
  
  Plotseling flitsten de lichten van de Jaguar aan. Bijna onmiddellijk daarna volgde de Rolls zijn voorbeeld. Ik was blij dat ik me aan die kant had teruggetrokken. De lichten wezen in de richting waar ik was begonnen toen ik mijn eerste duik maakte. Ik trok me verder terug, naar achteren, de duisternis in ...
  
  De motor van de Jaguar kwam brullend tot leven. Ik hoorde 'Meyer' praten. 'Blijf bij de auto. Zvy en ik draaien de Jaguar rond. De lichten krijgen hem wel te pakken. Houdt u gedekt. Misschien heeft hij...'
  
  'Stop,' zei de generaal. Zvy, aan het stuur, remde. De lichten vielen vol over het dode lichaam van de oosterling, die voorover in een donkere plas bloed lag. Hij had verrassend veel bloed verloren uit die wonden, voor zijn hart met pompen ophield. 'Dat is Tamoera, ik ... ' De generaal stapte in het gezicht.
  
  Het was zijn eerste fout; en bijna zijn laatste. Ik nam hem keurig op de korrel van die .38 en schoot hem twee keer in het lichaam.
  
  Ik zag de twee kogels doel treffen, daarvoor stond hij dicht genoeg bij zijn eigen autolichten. De eerste kogel trof hem in de schouder en deed hem rondtollen. Dat schoudergewricht zou nooit meer ergens goed voor te gebruiken zijn. Maar hij was taai en bleef lang genoeg op de been voor mij, zodat ik hem vervolgens in de buik kon schieten. Mijn tweede schot bracht hem op zijn knieën. En dan, langzaam, verkreukelde hij naar de grond. 'Zvy,' zei nep Meyer, 'nu!'
  
  De Jaguar kwam op mij af toen ik gebukt wegrende, een hand tegen mijn ribben, in de richting van de grote Rolls Royce. Hij zou me ook te pakken hebben gekregen, als die grote olieplas er niet was geweest die midden in het grote pakhuis lag. Zijn wielen schoten rond en hij raakte in een slip. Tegen de tijd dat Zvy hem weer in zijn macht had, zat ik al weggedoken achter het spatbord van de Silver Cloud. Toen ze langs me schoten, pompte ik twee schoten in hun zijramen. Ik geloof niet dat ik iemand raakte.
  
  Er klonk een zwak geluid naast me. De generaal. Hij was in doodsstrijd en probeerde me iets te zeggen. Ik boog me voorover ... en liet Sjimon de gelegenheid om de grote deuren te openen voor de Jaguar en met gierende banden scheurden zij uit het pakhuis weg.
  
  'Ik ... oh, mijn God ... ik...' zei de generaal. Ik keek naar de auto. Er was daar geen teken van leven te bespeuren. Fuong? Ik aarzelde, bracht toen mijn oor dicht bij de lippen van de stervende man.
  
  'Carter, het... het spijt me van ... het meisje ... haar hart ...'
  
  'Is ze dood?' zei ik. En een roetzwarte woede joeg door me heen. Nauwelijks op tijd wist ik me weer in bedwang te krijgen. 'Generaal,' zei ik weer. 'Wat was uw handel met die gasten? Wat was dat wat u probeerde te verkopen?'
  
  'Ik... het waren wapens. Gekaapt... schiplading... wapens. Kwam niet in Vietnam aan ... zorgde voor de overdracht... ' Ik kon zijn gezicht duidelijk zien in het flauwe licht bij de zijkant van de wagen.
  
  'Wat voor wapens?' vroeg ik. 'Amerikaanse wapens? Voor Vietnam? Wat? Waar zijn ze nu?'
  
  'Kijk ... koffer... Carter,' zei hij. Grote zweetdruppels verschenen op zijn voorhoofd. 'Ik ... oh ... God ... '
  
  'Koffer? Koffer van de wagen? Goed. Maar wie zijn die gasten? Wat doen die hier? Wat...'
  
  Maar hij was al in zijn eigen wereld. Ik boog me dichter voorover. De generaal sprak Engels voor politici en Duits voor zakenlieden, in ieder geval als hij dacht Hermann Meyer voor te hebben. Hij was een ouderwetse verwesterde Vietnamees van oude familie en hij sprak Frans tegen God. Wat ik hoorde, zwakker bij elk woord, was zijn laatste biecht.
  
  Ik kwam overeind en liep naar de auto toe. Fuong lag op de achterbank. Haar gezicht bezat een nieuwe, vredige uitdrukking die ik daar nooit eerder had gezien. Ik bleef een ogenblik zo staan, pogend mijn gedachten te ordenen. Toen concentreerde ik me weer op de generaal. Zijn gezicht was nu stil, maar het stond niet vredig.
  
  Ik bukte me weer en onderzocht zijn zakken. Portefeuille, persoonsbewijs, creditcards, geluksmuntjes. Ik propte alles in mijn zakken en controleerde toen zijn schouderholster, terwijl ik me afvroeg waarom hij zijn eigen wapen niet had getrokken. Toen hield ik op met me dingen afvragen, of me ergens nog druk over te maken. Ik was veel te blij om Wilhelmina weer terug te zien. Ik schoof haar in haar eigen holster en liep terug naar de auto.
  
  Ik ging alle zakken en compartimenten na, alles wegstoppend dat mogelijkerwijze van belang kon zijn. Toen haalde ik de sleutels eruit - ze zaten nog steeds in het dashboard - en liep naar achteren om de kofferruimte te controleren. Zelfs al had ik niet geweten waarnaar ik op zoek was, dan denk ik toch dat ik de krat herkend zou hebben. Ondanks dat, in het belang van alle grondigheid, greep ik een bandenlichter en krikte hem open.
  
  Hij zat boordevol splinternieuwe M-14's, nooit afgevuurd en gewikkeld in oliedoek.
  
  Ik kwam weer rechtop en dacht een ogenblik over de dingen na, kauwend op mijn lippen en vloekend op mijn pijnlijke ribben. Toen sleepte ik beide dode lichamen naar de wagen en dumpte ze op de vloer bij de achterbank, bij Fuongs voeten in zilverkleurige slippers. Weer keek ik even naar haar, niet zonder een zekere pijn, maar het was nu geen tijd voor enig soort van sentimentaliteit. En, zoals ze er nu uitzag, was zij ook niet het schoolmeisje dat op weg was naar haar eerste bal. Ze was een volwassen meisje, dat tot over haar oren in een spel met wanhopige boeven terecht was gekomen. En voor zichzelf had zij een slecht handeltje bedongen...
  
  Het had geen zin. Ik kon het maar niet uit mijn hoofd zetten dat zij, daar in die steeg in Saigon, waarschijnlijk mijn leven had gered met haar nepverhaal over dat ik de reis van de generaal naar de Verenigde Staten wel even in orde zou maken.
  
  Dat is de moeilijkheid met schulden. Je komt er nooit aan toe die eens af te betalen. Niet echt...
  
  
  
  Ik reed de Rolls langzaam de deur uit, terwijl ik naar beide kanten keek. Er was niet veel verkeer in deze wijk en ik reed de zijstraat in die naar Queens Road Central leidde. Deze keer keek ik wel echt naar beide kanten. Als ik hier last kreeg met een smeris, zou ik heel wat uit te leggen hebben. Bovendien had ik me, toen ik de kolonie binnenkwam, niet bij de douane gemeld. Voorlopig tevreden draaide ik de hoofdbaan op, nog steeds met een gangetje van misschien zestig. Ik minderde zelfs nog meer vaart en zette hem op handgas. Toen zette ik het stuur recht, opende het portier en liet me op de straat glijden, waarna ik het portier weer achter me dichtsloeg. De wagen pruttelde zacht verder, op weg naar een vette pakkerd met het regeringsgebouw. Ik keek hem enige tijd na en vroeg me af of het niet beter was geweest er eerst nog een mooi rood lint omheen te binden, voor ik hem had laten gaan ...
  
  
  
  En dat was dat. Ik was net op tijd bij de Star Veerdienst om de pont te missen. Dus liep ik naar Queens Pier en maakte daar een zaakje met een zootje cameradragende Japanse toeristen om met hen mee te kunnen op hun boottochtje naar Kowloon. Het laatste eind naar mijn hotel liep ik.
  
  Toen ik eindelijk op mijn eigen kamer ging zitten, sneed ik bijna mijn benen open. Ik was het dodelijke instrument vergeten dat die oosterling in het pakhuis tegen mij had gebruikt. Ik trok het uit mijn riem, ging weer zitten en keek er enige tijd naar. Ik had nog nooit zo iets gezien, of iets wat er ook maar enigszins op leek.
  
  Toen stapte ik uit mijn verruïneerde jasje en belde naar beneden om een mannetje die het voor mij naar de hotelkleermaker moest brengen. Een tweede telefoontje bracht een fles honderd proof Scotch whisky van dertig dollar en een paar glazen.
  
  Ik nam twee, hoogst heilzame en pijnstillende borrels. Toen, met een diepe zucht - zo diep als mijn pijnlijke ribben maar toelieten plaatste ik een telefoontje in de stad en vroeg naar een verbinding die nagenoeg niemand onder het niveau van minister kon weten en wachtte.
  
  'Schrijfmachinereparatie,' zei de nasale stem aan de andere kant.
  
  'Dank je de koekoek,' zei ik. 'Jij herkent een IBM nog niet van een Olivetti, als je een goeie dag hebt. Hallo, Basil. Nick Carter hier. Ik ben een paar dagen in de stad en ik dacht dat ik eens moest bellen om alles te regelen tussen mij en het departement.'
  
  'O,' zei Basil Morse. 'Wat heb je nu gedaan?'
  
  'Ik? Nou laat 's kijken. In geen directe volgorde, ik... eh ... ik kwam een beetje sub rosa binnen. Ik werd geronseld toen ik midden in een opdracht zat in Saigon. Ik ... '
  
  'Oh, God, vertel me er niets van.'
  
  'Doe ik niet. Gaat je trouwens niets aan. Misschien gaat het mij zelf niks aan, voor zover ik kan zien. Ik ben niet helemaal zeker van mijn status als werknemer op dit moment. Ik... '
  
  'Nou, daar zou ik me maar geen zorgen over maken.'
  
  'Jij zou je er geen zorgen over maken. Vertel me er iets meer over.'
  
  'Misschien later. Op dit moment zit er geen beweging meer in je dienst, in je rang en in je pensioenregeling. Er bestaat een populaire manier om je klus te beëindigen
  
  'Kom, kom.' Basils manier van grapjes maken. 'Maar overal waar je komt, vinden we lichamen - dat was altijd zo. Jij bent een probleem, Nicholas. Maar dat vertelde je me al. Heb je er wel aan gedacht dat dit een open lijn is?'
  
  'Goed. Ik kwam hierheen met een opdracht en schijn over iets anders gestruikeld te zijn. Ongeveer een uur geleden - nee, maak er twee van - heb ik een bepaalde Vietnamese ex-generaal uit de wereld geholpen, die zijn heroïnehandel naar Hongkong verplaatst schijnt te hebben. Ik heb hem achtergelaten in zijn auto, die langzaam maar zeker over Queens Road tufte, naar Victoria toe.'
  
  'Ach ja. We hebben net een telefoontje gekregen van onze man op het politiebureau. Die auto reed een politiewagen aan, op de hoek van Ice House Street. Gaf nogal wat deining. We hadden kunnen weten dat jij dat was. Ga door.'
  
  'De rest... nou, je kunt beter hierheen komen. Ik heb zijn zakken nagezocht. Af zijn rommel ligt nu op mijn bed uitgespreid. Ik heb ook nog een paar andere dingen. Misschien wil je dit allemaal eens bekijken en me dan vertellen wat voor soort rotzooi ik ben binnengewandeld.'
  
  'Wat bedoel je?'
  
  'Als ik een hele scheepslading gekaapte Amerikaanse wapens, nog ongebruikt spul, de kolonie binnen wilde brengen, waar zou ik het dan verbergen?'
  
  'Zeg dat nog eens?'
  
  Ik deed het, met overdrijvingen.
  
  'Dat verklaart iets ... er was iets waarover onze informant niet kon spreken. Ja, ja. Dat zou ... Kijk, Carter. Beweeg geen spier. Ik ben daar met twee tellen. Doe niets om de aandacht te trekken. Blijf gewoon daar zitten en laat niemand binnen.'
  
  Ik wilde nog iets zeggen, maar hij had al opgehangen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Dus ik wachtte.
  
  Basil Morse was niet bepaald mijn type. Hij kwam van de oostkust en had een beetje te veel van dat partikuliere-schoolgedoe, te veel Ivy League accent en veel van het optreden dat dat soort opvoeding meebrengt. Maar ik was vastbesloten Basil alle tijd van de dag te geven, als hij er was, hoe kwaad hij me ook zou maken. Ik zou hem zelfs een borrel aanbieden, als hij die aannam. Ik baalde een beetje van zijn betuttelende manier van doen - trouwens, hij kon er waarschijnlijk niets aan doen - en ik zou mijn best doen hem niet op stang te jagen. Nou, in ieder geval niet te veel. Er zijn van die dingen waar ik niets aan kan doen.
  
  Hij deed zijn woord geen eer aan. Het kostte hem tweeëndertig minuten om er te komen en hij moet zich werkelijk afgejakkerd hebben. Onverstoorbare Basil Morse, een prachtig fysiek voorbeeld dat alle ochtenden een uurtje handbal speelt en alle avonden een uurtje tennis en die in jaren geen grammetje vet had gewonnen, hij pufte werkelijk toen hij de deur binnenkwam en er dropen zweetdruppels langs die lange patriciersneus van hem. 'Hallo, Basil,' zei ik. 'Ga zitten. Scotch?'
  
  'Waar is het materiaal?' zei hij. 'O, ik zie het al.' Hij liep naar het bed, één en al zakelijkheid. Hij ging zitten en begon door de papieren van de generaal te rommelen. Toen merkte hij het vreemde oosterse wapen op dat op het bedkastje lag. 'Waar heb je dat vandaan?' vroeg hij. Hij raakte het niet aan.
  
  'Heb ik zijn lijfwacht afgepakt, na zijn strot te hebben afgesneden. Verrek, wat is het? Ik heb zo iets nooit eerder gezien.'
  
  'Het is een wapen dat van oorsprong uit Okinawa komt. Het heet sai. Hier zie je ze niet veel. Soort van vervanging voor het vlindermes en ik denk dat het op een zelfde manier zijn comeback maakt. Je kunt maar beter hopen dat je nooit tegen zo'n ding oploopt. Dit ding werd vooral ontwikkeld als een verdedigingswapen in een tijd dat de landheren in Okinawa het bezit van zwaarden en speren verboden. Je kunt hem ook gebruiken als een soort van kleine handploeg. De meeste wapens die in het Okinawa-karate worden gebruikt, zien er uit als onschuldige landbouwwerktuigen. De karna, bijvoorbeeld, had de vorm van een sikkel.
  
  Je kunt je voorstellen hoe die werd gebruikt.'
  
  Hij raapte hem op. 'Deze is wat dodelijker dan de meeste andere. Tegenwoordig is het mode om de punt botter te maken en alleen het scherp te gebruiken. Dit is het wapen van de grootmeester in de kunst. Ze zullen je er zelfs geen verkopen voor oefening, tenzij je de bruine band hebt.' Hij keek naar me op, een minzame uitdrukking in zijn ogen. 'O, tussen haakjes, Tamoera - de man die je hebt gedood en die dit ding bij zich had - was vijfde dan zwarte band. Hij was ook een afvallige in de kunst en beroepsmoordenaar. Mijn complimenten.' Hij zei het helemaal niet op een complimenteuze manier. Zo was Basil. Maar ik kon een nieuw soort respect horen uit zijn woorden. Hij was te slim om mij zonder meer af te doen.
  
  We keken weer naar de rotzooi op het bed. 'Verdomme,' zei hij ten slotte, 'veel vangst is dit ook niet. Natuurlijk zullen we zijn kamers nazoeken en ook zullen we een kijkje nemen op die H en S bankrekening van hem. Misschien dat we daar wat aanwijzingen kunnen krijgen. Maar dit is niet veel.'
  
  'Hé,' zei ik, terwijl ik voor mezelf nog een straffe borrel inschonk en voorzichtig ging zitten, 'misschien kun jij me vertellen waar dit allemaal om gaat.'
  
  Hij staarde me aan, zijn mondhoeken voorzichtig naar beneden getrokken. 'Goed,' zei ik. 'Ik begrijp het. Jouw terrein. Mijn beurt.' Ik gaf hem de bijzonderheden in telegramstijl, echter zonder veel weg te laten. Ik hield wel een paar feitjes achter, dingetjes die ik eerst wilde afhandelen voor ik Hongkong verliet. Ten slotte zei ik: 'Dat is het. Over het meeste tast ik nog steeds in het duister. Ik weet een paar wats en wanneers, maar geen waaroms en waarvoors. Jouw beurt nu.'
  
  Hij rolde de bezittingen van de generaal in een vetleren buidel en propte die in zijn jaszak. Terwijl hij dat deed, viel er iets uit die stapel en dwarrelde naar de grond. Ik zei het hem niet.
  
  'Nou,' zei hij, 'het is nogal iets groots - in ieder geval wat wij ervan weten. Weet je, de Zuid-Vietnamese regering beweert dat de President haar heeft verraden; dat hij een scheepslading wapens had beloofd, die op een cruciaal moment in de laatste dagen van Saigon niet zijn afgeleverd.'
  
  'Ja,' zei ik. 'Daar heb ik van gehoord.'
  
  'Nou, de officiële versie die wij daarover uitgeven is, dat het schip nooit de haven heeft verlaten - dat het werd tegengehouden op uitdrukkelijk bevel van het Congres. Zo zal je het ook wel in de kranten zijn tegengekomen. Nou, we weten wel beter dan alles te geloven wat er in de kranten staat. De boot vertrok, maar kwam nooit in Saigon aan. Tot nu hadden we niet de minste aanwijzing over wat er was gebeurd. Nu blijkt die hele zaak al in San Francisco te zijn geregeld. Op basis van wat jij me vertelt, moeten de registratie en de papieren van het schip onderweg zijn veranderd en het schip op een nieuwe koers zijn gezet. Allemaal in opdracht van onze vriend, de generaal. Iets hadden we hiervan geraden, maar we hadden tot nu toe geen bewijzen om die wilde theorie te ondersteunen. Nu weten we, dat de nieuwe haven waar hij op aan koerste Hongkong was en weten we dat de lading is ontscheept en het schip weer vrolijk is weggestuurd. Duidelijk kwam die kist geweren uit die lading. Welk pakhuis het is in een stad vol pakhuizen, is op dit moment nog problematisch.'
  
  'Die lading zat niet in het pakhuis waar ze me heen gebracht hadden,' zei ik. 'Dat was leeg.' Ik dacht even na bij een slok whisky. 'Bovendien zou de generaal ze nooit daarheen vragen. Hij zou neutraal terrein kiezen om te onderhandelen. Hij bracht alleen maar een monster mee, omdat hij bang was te pakken genomen te worden.'
  
  'Precies,' zei Basil en stond op. Zijn schoen rustte op het kleine stukje papier. Ergens hoopte ik dat het niet aan zijn zool zou blijven kleven.
  
  'Iets anders, wie zijn die geheimzinnige Israëli's?'
  
  'Eerlijk gezegd hebben we geen enkel idee. Ze schijnen een soort van schakel te vormen tussen jouw oorspronkelijke opdracht -wat die ook mag zijn - en de kwestie van dat schip.'
  
  'Hé,' zei ik, terwijl ik rechtop ging zitten. 'Daar denk ik aan iets. Wat weet je van AXE? Wat is er verdomme aan de gang daar zo? Waar is Hawk?'
  
  'Mondje dicht is het voornaamste,' zei hij. Zijn gezicht werd koud en afstandelijk. 'Het enige dat ik weet is, dat alle agenten op non-actief zijn gezet. Je moetje eigenlijk ... eh, melden bij ons.' Met zijn vingers zette hij aanhalingstekens op het laatste woord. 'En, ach, hou je zelf beschikbaar, voor als je nodig bent.'
  
  Ik keek hem loensend aan. 'En heb je me nodig? Ik veronderstel, dat ik nu niet werkelijk nodig ben daarginds in Washington. Merk ik dat ietsie-pietsie verschil in nuance in je woorden op? Ah, goed, als ze me dan niet nodig hebben in Washington DC, zal ik zien wat ik kan uitvinden over deze zaak. Die Israëli's lopen nog steeds vrij rond, weet je wel... '
  
  Hij kauwde op zijn vooruitstekende onderlip. 'Mmmm ... Ja, misschien. Misschien ... '
  
  'Wat de generaal betreft, kan ik weinig meer doen. Dat kunnen jullie mensen wellicht beter via de officiële wegen. Maar ik kan misschien, via de andere wegen, iets aan de weet te komen over die andere groep. Ik denk dat ik eens wat in de buurt ga rondlummelen en kijken wat dat oplevert.'
  
  'Ja,' zei hij ten slotte. 'Ja, ik denk dat dat misschien nu wel het beste is, ondanks alles.'
  
  Bedankt, dacht ik. Hartstikke bedankt.
  
  'Het is vervelend als er te veel vreemde kaarten in een spel zitten. Deze nieuwe factoren maken de zaak heel wat ingewikkelder dan je zou wensen. We weten, bij voorbeeld, niet of die Israëli's een spoor hebben over de plaats van de lading. We kunnen het vermoeden, maar we weten het niet zeker. Zou jij dat voor ons uit kunnen zoeken?' Gewoon zo. Me een beetje rondschuiven als een godvergeten rotpion. Maar ik zou hem krijgen.
  
  Maar hij was klaar en was al op weg naar de deur. De enige gedachte die hij nog voor me had en waarvoor hij zich daar omdraaide, was me eraan te herinneren me overdag te melden. Ik loenste. 'O, tussen haakjes,' zei ik. 'Als je ergens in de buurt van water komt, zou je dit dan misschien willen lozen?' Ik overhandigde hem een slordig in een zakdoek gewikkeld zwaar pakje. 'En het heeft weinig zin dat je daarmee gaat lopen leuren.'
  
  Hij schonk me een koude blik. 'Wat is dit? Ik ... '
  
  'Het moordwapen,' zei ik. 'Daarmee heb ik de generaal doodgeschoten.'
  
  
  
  Toen hij weg was, dronk ik van mijn whisky en bleef een paar minuten zitten nadenken. Mijn overpeinzing werd onderbroken door een hotelbediende, die mijn gerepareerde jasje kwam terugbrengen. Ik gaf hem een Amerikaanse dollar fooi - om de een of andere reden was ik er nog steeds niet in geslaagd geld te wisselen - en liet hem weer buiten. Toen ik terugkwam in de kamer merkte ik het kleine stukje papier op dat Basil had gemist. Mijn pijnlijke ribben vervloekend, bukte ik me en raapte het op.
  
  Als je een brief lange tijd opgevouwen in je zak houdt, begint het papier op een goed moment bij de vouwen te slijten en later, naarmate de tijd verstrijkt, breekt het af. Ik had het onderste derde deel van een wel erg korte brief, Basil had de rest. Hij had de bovenhelft en dat deel zou hem de inhoud vertellen, maar niet -of misschien wel, nu ik er over dacht. Het dure geschepte papier was natuurlijk voorzien van een briefhoofd of iets soortgelijks -wie de afzender was. Basil had zijn helft, ik dat van mij. Ik had graag zijn helft willen zien. Dat van mij vertelde me maar verrekte weinig:
  
  
  
  ... l'honneur, mon general, de visiter chez moi.
  
  bien sincierement
  
  KOMAPOB
  
  
  
  Dat was alles. En Komapob? Nee. Het onderschrift was natuurlijk Russisch, ook al was de rest van de brief in het Frans gesteld.
  
  Zelfs nu nog, als een Rus een vreemde taal studeert, is het geen Engels maar meestal Frans - traditie. 'Komarow' dus. Maar wie was Komarow? De naam deed bij mij geen enkel lichtje opgaan. Misschien - heel misschien - had de generaal een spelletje gespeeld met de Russen. Had hij gespeeld met het idee om de wapenzending aan de Russen toe te laten vallen, die het dan weer op hun beurt konden 'lenen' aan één van hun kornuiten, waar ook ter wereld, om er een revolutie of iets dergelijks mee te beginnen. En als dat zo was, wie was dan Komarow? Duidelijk zijn contactpersoon in deze zaak. Snel zocht ik mijn mentale archief na, daarna nogmaals, nu wat langzamer. Geen van beide keren kreeg k een verwijzing te pakken naar iemand die zo iets als Komarow heette, op welk niveau ik ook zocht - en dat was behoorlijk hoog. KGB, de partij-hiërarchie, de hele lijst van diplomatieke nep-figuren die rond de ambassades en consulaten opereerden. Waar ik ook zocht in mijn menstale archief, ik kreeg nul op het rekest.
  
  Ik schonk mezelf nog een pijnstiller in en leunde achterover in mijn stoel, voorzichtig, rekening houdend met mijn ribbenkast. Russen, Russen ... mijn geest begon nu vrij te associëren. Wie kende ik in het Verre Oosten die een Rus was? Wie zou ...
  
  Wie zou Meyer kennen?
  
  Natuurlijk!
  
  Ik zocht in mijn portefeuille en haalde er het huislijke tafereeltje uit, waarmee wijlen Herr Meyer zo in zijn sas was geweest. En daar had je haar, verrukkelijk getooid in die platinablonde pruik, die smetteloze lange mink, haar wijd uiteen geplaatste, amandelvormige ogen, die zo sexy en zo verleidelijk door die lange wimpers naar de fotograaf keken ... dat, mijn gedachten begonnen een interessante kant op te gaan. Een erotische kant. Ik knipperde met mijn ogen, kwam weer tot mezelf en bekeek haar nogmaals. Ditmaal alleen voor informatieve doeleinden. En ik probeerde haar gezicht in mijn geheugen te prenten, zodat ik er zeker van was dat ik haar zou herkennen.
  
  De mond was iets te breed en had iets te volle lippen voor volledige perfectief - wat dat ook mag zijn. De jukbeenderen bezaten een tartaarse hoekigheid, die in sommige kringen niet zo geapprecieerd worden. In mijn kringen wel. Wat mij betrof, was dit een heleboel vrouw.
  
  Voor Hermann, liefs, had het delicate handschrift op de achterkant van de foto geschreven. Tatiana ...
  
  Goed, ik had dus een gezicht en een naam. In het Verre Oosten zijn voldoende Witrussen - dochters, kleindochters en zelfs achterkleindochters van de oorspronkelijke bannelingen van de revolutie - achtergebleven, om die naam als al te ongewoon aan te merken. Maar een meisje met die naam en dat gezicht?
  
  Ik nam de telefoon weer op.
  
  'Met Fredericks.'
  
  'Met Hongkongs favoriete importproduct.'
  
  'Wat kan ik voor je doen, Nick?'
  
  'Ik heb wat informatie nodig over een griet. Die meid is een Wit-Russin en op de foto die ik hier van haar heb, heeft zij een blonde pruik op. Haar ogen zijn mooi en wijd geplaatst. Ze zijn amandelvormig met iets dat schuine in de hoeken. Jukbeenderen breed - Slavische invloed - de mond is mooi en vol... '
  
  'En heet ze Tatiana?'
  
  'Hoe... ja. Ik dacht al wel dat ze moeilijk te verbergen was in zo'n stad als deze.'
  
  'O, zelf verbergt ze heel weinig, maat. Eerder andersom. Wat wil je van haar?'
  
  'Nou, ik wil haar zien ... '
  
  'Er zijn niet veel dingen gemakkelijker te versieren. Ga door.'
  
  'En ik wil haar spreken ... '
  
  'Dat willen ze allemaal. Zelfs ik, op een bescheiden manier dan.' Om je gezicht in de plooi te houden is dit. Fred was niet bepaald de meest succesvolle minnaar in de Britse buitenlandse dienst, al was hij dan wel de beste man in de diplomatieke dienst. 'Dat is niet zo gemakkelijk te versieren. Om je eerlijk te zeggen, beste man, zelfs zijne excellentie is het grootste deel van het jaar bezig geweest om de slaapkamer van die jongedame binnen te komen, met betreurenswaardig resultaat mag ik er wel aan toevoegen. En het onderwerp van die... conversatie?'
  
  'Werk, geen spel. Ze heeft misschien informatie die ik kan gebruiken.'
  
  'O, Nick, informatie kun je wel in het museum krijgen, makker. Heb je dan geen gevoel voor bezit? Heb je geen gevoel voor gekwetste mannelijke eer? Heb je geen 'Waar kan ik haar vinden?'
  
  'Laat es kijken. Het is nu over negen. Bezoek Bagdad in Kowloon eens. Dan ben je net op tijd om de laatste show te zien, denk ik, als je een plaats kunt krijgen. Jammer dat ik niet mee kan. Zijne excellentie heeft altijd toegang en dan zouden we zo'n beetje binnen kunnen glippen in het spoor van die ouwe. Je kunt beter een paar oorlogsobligaties te gelde maken, Nick. Het is erg duur daar...'
  
  'Zit ze in een floorshow? In een nachtclub?'
  
  'Bel nog eens op, Nick.' Freds stem klonk vermoeid en vol walging.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Het was waarschijnlijk een slechte avond. Ze hadden nog een tafeltje vrij toen ik daar aankwam. De hooghartige ober accepteerde een bankbiljet waarop een grote Hongkongse familie een maand had kunnen leven. Om kort te gaan, ik kwam op een stoel terecht die hij niet voor mij in gedachten had gehad en de een of andere stakker kwam achter een pilaar te zitten.
  
  Maar dat was dan wel de enige slechte plaats in die tent. De Bagdad was een van die nogal grote gelegenheden die er ondanks hun afmetingen toch in slagen een soort van intieme sfeer te bewaren. Vraag me niet hoe ze dat doen, want als ik het wist, dan gaf ik mijn huidige werkkring eraan en zou het aanleggen om alle architecten er uit te werken. De vroegere Show Boat in Washington was zo'n soort tent. Het gaf niet hoeveel ménsen ze daar samenpakten, Charlie Byrd bleef gewoon op je schoot zijn funky-butt gitaar zitten spelen en dat feit maakte die club wereldberoemd. Er moet een geheim voor bestaan.
  
  Ik was die avond op whisky begonnen en zag geen reden om van vergif te veranderen. De ober en ik waren nu goede vrienden geworden en hij was gretig genoeg om iets voor me te doen nadat hij me mijn drankje had gebracht. Hij bezorgde een envelop aan de ster van de show, voor zij verder ging. Een groot bankbiljet om de envelop gevouwen hielp. Toen installeerde ik me in de meest comfortabele positie die mijn ribben mij toelieten en keek om me heen naar de mensen.
  
  Het was een poenplaats. Zoveel poen, dat ik me begon af te vragen waarom hij in Hongkong draaide, waar het nachtleven zich wat bekrompener afspeelt dan in andere plaatsen in het Verre Oosten. Het zou het goed hebben gedaan in zo'n maffe omgeving ;ds Macao, waar duur betaalde minnaressen van managers getallen van zes cijfers - en dat in Amerikaanse dollars - kunnen inzetten op de speeltafels, zonder ook maar de minste deining te veroorzaken. Je kunt nog veel meer van die extravagante plaatsen opnoemen en dan is Las Vegas nog wel een van de mindere. Maar Hongkong?
  
  Maar de zaak was, zoals Fredericks het altijd noemde: bakboord uit, stuurboord thuis; ofte wel, recht door zee. Chique, weelderig.
  
  Tot in elk detail prachtig aangekleed, zelfs het licht - het punt waarop de gemiddelde nachtclub goedkoop begint te worden tussen de shows. Hier en daar zachte kleurenspots. Een gevoel van ruimte tussen de tafels, ook al wist je dat die tent afgeladen was. Een sfeer van rust, ook al wist je dat het daar vol geluid was. En zo te zien aan het publiek - oude Britse macht, nieuw Chinees geld, en een heleboel van allebei - bracht het goed zijn geld op. Ik vroeg me net af of ik nog een whisky zou nemen, toen ik haar zag.
  
  Ze stond voor mijn tafeltje, gehuld in een tot op de vloer hangende cape die alles verborg behalve haar gezicht. Ik herkende haar ogenblikkelijk. Haar gezicht was niet iets dat je gemakkelijk vergat. Ook al was die uitdrukking ervan veranderd van die iets theatrale glimlach op de foto in de kille onbeweeglijkheid van het delikate masker voor me. Nee, ik heb het verkeerd. Haar gezicht stond kil, maar de ogen waren bruin en amandelvormig, met lange wimpers. Die ogen waren in het geheel niet kil, ze stonden verward, kwetsbaar, gekwetst...
  
  'Mr. Carter?' De stem was zacht en muzikaal.
  
  'Ja,' zei ik. Ik ging staan. Ze hield me tegen met een verrukkelijke bruine hand en liet me vriendelijk weer terugzakken. Er zat elektriciteit in die aanraking. 'Ik ...'
  
  'Nee,' zei ze. 'Ik moet zo verder. De foto, waar heeft u die vandaan?' Toen ik naar beneden keek, zag ik haar twee handen die uit haar mantel staken. Ze hielden de envelop vast waarin ik de foto van haar en Meyer had gestopt, met de boodschap: Alstublieft, ik moet u hierover spreken. Nick Carter.
  
  'Kunnen we daarna met elkaar praten?' vroeg ik.
  
  'Nu.' Er was een opwinding in die slanke vingers, die haar gezicht niet verried. 'Ik ... ik moet het weten.'
  
  'Ah,' zei ik, 'ik denk dat u het nieuws al kent dat ik voor u heb. U weet het uit het feit dat ik hier ben met die foto. Dat is toch zo? Ik keek haar hard in haar ogen. Ze verduisterden een ogenblik. Toen herwon ze haar kalmte.
  
  'J ... ja,' zei ze. 'Ik denk van wel. Hermann zou geen afstand van die foto hebben gedaan als hij nog leefde.'
  
  'We begrijpen elkaar,' zei ik. 'Ik moetje spreken. Misschien verkeer je in ernstig gevaar.'
  
  'Ja,' zei ze. De handen toonden witte knokkels onder het bruin. 'Ik . .. Mr. Carter, ik moet steeds denken: kan ik hem vertrouwen? Kan dat...' De ogen richtten zich weer op die van mij. 'Ik bedoel... misschien ben je wel één van hen.'
  
  'Als dat zo is, zit ik in grotere rotzooi dan jij schijnt te doen. Vanavond heb ik twee van hen gedood. Dat wil zeggen, als we het over dezelfde mensen hebben.'
  
  De hemel zij dank voor die grappige akoestiek, dacht ik. Het had weinig zin deze conversatie rond te bazuinen. 'Wat is er aan de hand?' vervolgde ik. Ik raakte haar hand aan en kreeg diezelfde elektrische schok. 'Zitten ze ook achter jou aan? Weten ze van jou?'
  
  'Ik ... Mr. Carter, ik ben gevolgd. Iemand zat achter mijn taxi aan, de hele weg hierheen. Ik ben bang.'
  
  'Laat mij er dan iets aan doen. Alsjeblieft.' ik ... als ... ' Haar handen hielden die van mij vast in die donkere mouw. 'Alsjeblieft. Kan ik je vertrouwen?'
  
  Ik pakte haar hand. Ze had echter de positie van haar hand veranderd en mijn greep kwam op een vreemde manier terecht. Het was een soort variant op de zogeheten soulhand, die de Amerikaanse negers van de Afrikanen hadden overgenomen. Ik weet niet waarom ik het deed, maar ik had het al in jaren niet meer gedaan.
  
  Tot mijn verrassing verwijdden haar ogen zich, haar mond viel open, haar linkerhand vloog naar haar cape bij haar hart en drukte de stof tegen haar lichaam aan, voor mij een heerlijk paar ronde borsten accentuerend.
  
  En zij beantwoordde mijn grappige handdruk. En ze glimlachte. En die glimlach was zo de moeite waard om je levenlang op te wachten, dat ik me afvroeg wat ik had gedaan om dat te laten gebeuren. En haar zachte stem zei: 'Goed, goed nu weet ik het, Mr. Carter. Kom alsjeblieft direct na de voorstelling naar mijn kleedkamer. Alsjeblieft. Vast bedankt. Ontzettend bedankt.'
  
  Ze maakte zich los. Ik wilde weer overeind komen, maar ze duwde me vriendelijk terug met die lieftallige hand. Die hand beroerde ook vluchtig mijn wang, toen ze zich voorover boog om me toe te fluisteren: 'Geniet van de voorstelling ... '
  
  Toen was ze weg.
  
  
  
  De voorstelling begon in etappes. Het gaf me een heleboel tijd voor mijn verwarring. En ik vroeg me af wat zij in Jezusnaam had bedoeld met 'Nu weet ik het'. Wat weten? En dat door zo'n maffe handdruk?
  
  De muziek kwam in etappes. Langzaam verstomde het geroezemoes van het publiek om de zachte muziek door te laten. Langzaam richtte de aandacht van het publiek zich op de vreemde en unieke ambiance van de omgeving. Ontspan je en geniet ervan, Carter, zei ik tegen mezelf. Ik hield op met denken en zette me aan die bezigheid.
  
  Het was een bandopname. Ik had geen enkel idee van wie. Langzaam doofden de lichten, zo langzaam dat iemand een automatische dimmer moet hebben aangebracht, want geen mensenhand
  
  is in staat om een knop ze langzaam en zo gradueel terug te draaien. Gedimd licht... donkerder... een spookachtige schemering ... duisternis...
  
  De bastoon ging naar een crescendo toe. Niet langzaam. Snel. Het werd oorverdovend. Je kon nauwelijks meer de verschillende tonen onderscheiden. Het benaderde de pijngrens, dreunend ... toen werd het stil.
  
  Het weergalmde in mijn hoofd. Ik had gedacht dat ik me zou ontspannen en van de dingen genieten. Nu merkte ik dat ik met mijn hand de tafel had vastgegrepen en, ribben of niet, rechtop was gaan zitten, zoals ieder ander in de zaal.
  
  Het volgende geluid was een enkele, langzame toon die door een enkele vinger op het toetsenbord van een synthesizer werd veroorzaakt. Samen met het geluid verscheen een kille, laser-achtige bundel blauw licht die dwars over het toneel viel, eveneens gestuurd door de synthesizer. Toen kwam een tweede bundel - dus de Moog had verscheidene manualen. Nu was het een rode lichtbundel die vanuit een andere hoek over het toneel viel. Het pulseerde met de pulserende muziek mee en zwierf op de melodie die de muzikant speelde. Een derde - oogverblindend wit, met een ijskoude en meedogenloze melodie erachter - voegde zich bij de eerste twee, weer vanuit een andere hoek. Ik vroeg me af waar die lichten vandaan kwamen ...
  
  Toen volgde het werkelijk oorverdovende geluid van de percussie.
  
  De Moog synthesizer kan bijna elk geluid van een orkest nadoen - behalve het vibrato van de strijkers. Ook kan het alles spelen wat een rock and roll-band op zijn repertoire heeft staan. En toen de bliksemschichten van puur wit licht zich begonnen te vermengen met de naalddunne bundels die vanuit de verschillende hoeken over het toneel vielen, steeg het aantal decibels van de muziek tot aan het onmogelijke. De kamer pulseerde in een onheilig lawaai. De kleine ruimte van het toneel pulseerde mee -rode, witte, blauwe en oogverblindende witte lichtflitsen. De duisternis ertussenin was even violent als de bliksemflitsen zelf. In deze maalstroom van licht verscheen Tatiana. Ze was naakt als Eva. Wat erbij kwam, haar langbenige vlekkeloze lichaam was volledig haarloos. De pruik was verdwenen, wat overbleef was een kapje van uiterst kort geknipt haar, dat aandacht vroeg voor de lieftalligheid van haar gezicht, zoals de naaktheid aandacht vroeg voor de smetteloze perfectie van haar goudgekleurde lichaam.
  
  Haar dans - als je dat zo kon noemen - was even verstild en beheerst als de muziek woest en ongecontroleerd was. Haar bewegingen waren even afgemeten als de flitsen van licht onbeheerst en onregelmatig waren. Het effect hiervan was, dat haar naakte lichaam even onpersoonlijk en seksloos werd als dat van een baby - en even obsederend en onbeschoft seksueel als dat van een bronstig dier.
  
  Details? Haar lichaam was perfect. Dat is alles wat ik ervan zou kunnen zeggen. Je merkt pas de goede dingen bij een vrouw op, als zij slechte dingen heeft om die mee te vergelijken. Als ze perfect is, zijn er geen uitschieters. De hele vrouw wordt dat waarnaar je kijkt en hunkert. En ik hunkerde. Mijn keel was droog, ik had moeite met slikken. Ik zat naar voren geleund te kijken naar die show en naar de oneindige sensualiteit van die prachtige naakte vorm, zoals die zijn vreemde stilte en rust toevoegde aan de woeste ongedwongenheid van de lichten en de muziek. En hieruit ontstond een derde effect dat loodrecht op die twee andere stond.
  
  Dan plotselinge stilte. Volledig. Oorverdovend. En plotselinge duisternis. Zo plotseling, dat het licht ervoor nog in de leegte scheen te hangen, in een protest om weggevaagd te worden, zoals de echo's van de muziek nog bleven naklinken in de volledige stilte.
  
  Langzaam gingen de lichten aan op een leeg toneel. Ik schudde mijn hoofd - ik was daar niet de enige die dat deed - en keek op mijn horloge. Ik schrok. De show had dertig minuten geduurd. Waar was de tijd gebleven?
  
  Ik bestelde een volgende whisky, die was opgehouden door de regels van de club: geen bediening tijdens de show. Ik kreeg hem nu en keek naar mijn hand tijdens het drinken. Hij trilde niet. Maar ik zou me helemaal niet zo slecht hebben gevoeld, als hij het wel had gedaan. De ober kwam in het gezicht. Ik wenkte hem.
  
  Ik zei: 'U heeft ervan gehoord dat Mlle Tatiana vandaag is gevolgd, toen ze naar haar werk ging?'
  
  'Ja,' zei hij. Zijn gezicht stond ernstig en uitdrukkingloos. 'Het leek me het beste om maar een lijfwacht bij haar kleedkamer te zetten. Hij verwacht u, zoals mevrouw u verwacht. Ik heb, eh, het een en ander geregeld.'
  
  'Mooi,' zei ik. Ik weet wanneer ik voor een fooi word aangesproken. Ik schudde hem de hand, waarbij ik hem een bankbiljet in de handpalm drukte. Toen dronk ik mijn glas leeg en volgde zijn wijzende vinger naar achter het toneel.
  
  De lijfwacht was Chinees en hij zag er formidabel uit: dik en vierkant, met onderarmen als schaapsbouten. Maar hij kende mijn gezicht en schonk me een minuscule oosterse buiging toen hij opzij stapte. Ik klopte eenmaal. De stem, nog even zacht en lieftallig, zei:
  
  'Kom binnen.'
  
  Ze was weer gekleed in die tot aan haar hals dichtgeknoopte cape. Ze zat op een lage stoel voor haar kaptafel, slechts de slanke handen en haar blote voeten zichtbaar. Haar glimlach was vriendelijk en welwillend.
  
  'Ik heb gedaan wat je zei,' kraakte ik met een plotseling droge bek. 'Ik heb van je show genoten.' Schitterend gevat antwoord, Carter.
  
  'Daar ben ik blij om,' zei ze rustig, terwijl ze me gebaarde te gaan zitten. 'Je moet wat doen om in leven te blijven. Daarom ook, eh, vroeg ik je om na de show hierheen te komen, Mr. Carter.' De glimlach zag er een beetje vermoeid uit. ik verdien hier heel goed, maar ik heb niets gespaard. En ik heb een paar verantwoordelijkheden. Het kan allemaal stukvallen, weet je. Ik zal proberen het je uit te leggen tijdens ons gesprek.'
  
  'Je bedoelt die schaduw? Die man die jou is gevolgd?'
  
  'Ach, Mr. Carter. Het is niet één man, het zijn er verscheidene. Eerst dacht ik dat het zo'n oosterse jeugdbende was. Maar het zijn volwassen mannen, Mr. Carter. En verschrikkelijk bewapend. Ik...'
  
  'Neem me niet kwalijk,' zei ik. 'Zei je oosters?'
  
  'Eh, ja. Had ik iets anders moeten zeggen?'
  
  'Nee, nee. Ik dacht alleen ... maar nee, ga door. Vertel verder.'
  
  'Diezelfde mannen zaten achter Hermann aan, voor hij die laatste reis naar Saigon maakte. Ik wist dat er iets verschrikkelijks met hem zou gebeuren. Ik wist het en ik smeekte hem uit de handel te stappen. Ik vroeg hem om... '
  
  'Ho, alsjeblieft. Welke handel? Alleen maar voor de volledigheid. Ik moet weten of jouw informatie dezelfde is als die van mij.'
  
  'Je weet wel. Wapens. Wapensmokkel.'
  
  'Smokkel?'
  
  'Oh, misschien is dat niet het juiste woord. Hermann zat min of meer in de lift. Hermann handelde, laten we zeggen, wettig in wapens. Hij kocht ze hier goedkoop en verkocht ze daar duur. De smokkel werd onderweg gedaan. Op weg hierheen, naar Hermann toe en op weg daarheen, van Hermann vandaan.'
  
  'Maar er ging iets mis?'
  
  'Ja. Er zijn altijd mensen die wrok hebben jegens de tussenpersoon en het feit dat die zijn aandeel krijgt. En ik denk dat het één van hen was die hem sinds een paar weken geleden heeft laten volgen.'
  
  'Oosterlingen?'
  
  'Ja. Waarom?'
  
  'Volgens mij waren het geen oosterlingen die hem hebben gedood. Ik vond zijn lichaam een paar minuten daarna. De bewijzen die ik heb gevonden, duiden erop dat hij is vermoord door mensen uit het Midden-Oosten.'
  
  Haar hand ging naar haar prachtige hals. 'Mid... oh, God. Zij?'
  
  'Zij? Weet jij er iets vanaf?'
  
  'Ja. Hij kreeg een paar vervelende telefoontjes..
  
  'Als ik moet helpen, zou ik het misschien moeten weten. Jij en Meyer waren ... '
  
  'Minnaars? Ach, Mr. Carter. Als lieve Hermann dat had gewild - als hij ertoe in staat was geweest - dan zou ik hem graag alles hebben gegeven wat hij wilde hebben. Maar hij heeft een dochter van mijn leeftijd verloren, in de oorlog, en soms heeft een mens meer nodig dan alleen maar seks, en ... ' ik begrijp het. Het was niet kies van me, vrees ik.'
  
  'Nee, nee. Ik begrijp het. En ik waardeer het dat je me probeert te helpen. Je bent aardig voor me. Ik kan je niet vertellen hoezeer ik dit waardeer. Echt.'
  
  'Ik moest het weten. Het zou me onder meer vertellen hoeveel je wist van zijn zaken.'
  
  'Misschien is het veel, misschien zijn het kruimels van generlei waarde. Ik kan het onmogelijk zeggen. Ik denk dat Hermann, zoals de Spanjaarden zeggen, tussen hamer en aambeeld terecht is gekomen. Misschien is hij er, hoe zeg je dat... '
  
  'Tot over zijn oren in gezakt?'
  
  'Precies.'
  
  'Zoiets denk ik ook. Ik denk, dat hij het idee had te wedijveren met een aantal mensen, met wie je het beter niet kunt doen. En dat tijdens het uitspelen van beide uiteinden tegen het midden ... '
  
  'Ja,' zei ze. De toon was vlak, vol herinneringen.
  
  'Kijk,' zei ik. 'Ik breng je naar huis. Waar woon je?'
  
  'Wil je dat doen? Alsjeblieft. Want ik denk nee, ik weet dat zij nog steeds buiten staan te wachten. Ik was zo bang ... '
  
  'Buiten?' Ik stond op. Naast haar kaptafel bevond zich een raam. Ik liep erheen en trok de gordijnen tot een kier open. De straat beneden was vol auto's. 'Welke wagen hebben zij?'
  
  'Maar ik hoefde het niet te vragen. Voor ze het mij vertelde, wist ik het al. Het was een zwarte Mercedes, anoniem en snel - en volgepakt met harde, oosterse gezichten. Rustend. Wachtend.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  'Misschien,' zei ik, terwijl ik de gordijnen dichttrok, is het beter dat je me vertelt waar ik je naar toe moet brengen.'
  
  Ze stapte achter een kamerscherm. Ik kon alleen haar gezicht zien terwijl ze zich omkleedde. Eerst gaf ze geen antwoord. Haar ogen rustten op mijn gezicht. 'Tussen haakjes,' zei ik. 'Als je hier platte schoenen hebt - en een lange broek - is dat nog het beste.'
  
  'Ja,' zei ze.
  
  Ik wachtte. Ik weet niet wat ik verwachtte dat ze zou zeggen - een lekker gerieflijk adresje richting Victoria Peak misschien, met een groot panorama-uitzicht op de baai - wat het ook was, het was heel wat anders.
  
  'Yaumati,' zei ze. 'Ik woon in de Typhoon Shelter. Op een boot. Maar eerst moet ik nog ergens langs. In de markt van Temple Street.
  
  'Maar die is nu toch dicht?'
  
  'Ja. Maar mijn vriend is nog open. Voor mij.'
  
  Ze moet de teleurstelling op mijn gezicht hebben gelezen. Vriend?
  
  'Ja, voor jou ook. O ja, dat weet ik zeker.'
  
  'Weet je,' zei ik, terwijl ik Wilhelmina controleerde en de reserve-magazijnen in mijn zak, 'ik verwachtte iets heel anders. Dan een Tanka-huis bedoel ik.'
  
  'Ja. Nou, Mr. Carter, er zijn veel mannen die er prat op gaan van mijn ... gunsten genoten te hebben, zoals ze dat zeggen, die nog nooit zelfs maar een uur met me alleen zijn geweest. Ik blijf van mezelf. Niemand, begrijp dat goed, niemand is ooit bij mij thuis geweest. Niemand die samen met mij is weggegaan, bedoel ik. Ik...' Ze zuchtte. 'Ik leef een erg geïsoleerd leven. Ik heb mijn eigen bezigheden. Dit hier betaalt de rekeningen. En die zijn niet gering. Je zal het zien.'
  
  'Maar Hermann Meyer ...'
  
  'Lieve Hermann nam me mee uit. We ontmoetten elkaar in publieke gelegenheden - de bar van het Peninsula Hotel, of een bar in het park - en hij nam me zo hier en daar mee naar toe. En als ik er ooit in toegestemd zou hebben dat iemand me thuisbracht, dan was het Hermann wel. Maar nu ... ' Ze ging niet verder. Haar handen gingen naar haar hals en knoopten iets zedigs met een hoge hals dicht. Ze kwam te voorschijn in een eenvoudige tsjeongsam, even slank en seksy als de Drakenvrouw - en even onbereikbaar als Mme Onassis.
  
  Haar glimlach echter was warm en uitnodigend. 'Welnu, Mr. Carter, eindelijk ben ik er dan van overtuigd, dat ik me in groot gevaar bevind. Ik ben blij je hulp te mogen aanvaarden. Ik vertrouw je. Zo simpel ligt dat.'
  
  'En, zo simpel als het lag, ging ze op haar tenen staan en kuste me.
  
  Recht door zee, zonder franje, zonder geveinsde hartstocht. Het was meer het soort kus dat een vrouw aan haar man geeft, als ze hem vraagt wat kaarsen en wierook mee naar huis te brengen, terwijl zij dan wat biefstukken op het vuur zal hebben en een lekker opwarmertje in de koelkast. Het was kort en ongelooflijk stimulerend. Het zei me, dat ze het voor gegeven hield, dat wij voor de volgende ochtend met elkaar in bed zouden liggen. 'Goed,' zei ik. 'Heb je een eigen wagen?'
  
  'Nee. Ik...'
  
  'Goed.' Ik nam de telefoon op en belde om een taxi. De centrale was wat knorrig door de rit naar een wijk ten noorden van Jordan Road. Hij had duidelijk liever een lekker kort ritje binnen Tsim Sja Tsui - zo'n rit waarmee de toerist al binnen de eerste kilometer van al zijn poen af is. We stonden bij de voordeur te wachten toen de taxi kwam aanrijden. Ik liet haar haastig instappen en we reden de straat uit. Op dat moment kwam de zwarte Mercedes achter ons los van de stoeprand en begon ons te volgen, eveneens /.onder haast. Waarom ook zouden ze iets doen, voor we waren uitgestapt?
  
  Onze weg leidde over Salisbury Road, langs het water, draaide vervolgens Canton Road op, voorbij de zeehaven. De Mercedes bleef achter ons hangen, ongehaast en op gelijke afstand.
  
  'Kun je rennen in een tsjeongsaml Misschien is het nodig.'
  
  Haar hand kwam naar mijn arm. Weer elektriciteit. Wat was dat verdomme met haar? 'Daar zat ik al aan te denken, Mr. Carter. In mijn jeugd heb ik prijzen gewonnen met atletiek.' En waar was dat? dacht ik. 'Ik geloof niet dat ze iets zullen proberen, voor we diep in de markt zijn. 's Nachts wordt daar nauwelijks gepatrouilleerd. Het adres waar we naar toe gaan, ligt drie huizenblokken van Jordan Road vandaan. Volgens mij zijn we eenmaal daar redelijk veilig.' -
  
  Ik was er niet zo zeker van. Misschien wist zij iets dat ik niet wist. Maar die harde jongens achter ons lieten er geen twijfel over bestaan dat het voor hen menens was. De taxi draaide Jordan Road op. Ik vertelde hem te stoppen bij Sjanghai Street. 'Maar u zei Temple Street,' zei de chauffeur.
  
  Ik stopte hem een bankbiljet toe, te veel. 'We zijn op zoek naar een porseleinen theeservies,' zei ik. 'We gaan wat winkels kijken.' Toen we gestopt waren, zei ik tegen hem: 'Zou u nu iets voor me willen doen? En hier draaien? Hou die zwarte Mercedes net lang genoeg bezig om ze te verhinderen te parkeren.'
  
  'Ik...'
  
  'Er zit nog een biljet aan vast.' Ik zwaaide ermee.
  
  'Goed.' Hij pikte ze op in zijn achteruitkijkspiegel op het moment dat zij Jordan Street in draaiden. Hij keerde snel in de straat en begon als een dronken idioot, heen en weer zwenkend, over het midden van de straat te rijden.
  
  Ik dacht niet dat het veel zin had om te wachten en toe te kijken. Ik greep haar hand. 'Kom mee,' zei ik. We doken Sjanghai Street in, in looppas, en vertraagden pas onze snelheid toen we de eerste zijstraat bereikten. Toen sneden we af naar Temple Street en de verlaten markt.
  
  Daar stopten we, uit het gezicht dat ze eventueel op ons zouden hebben. 'Wat nu?' zei ik. 'Je zei, dat het drie huizenblokken ver was.'
  
  'Ja,' zei ze. 'Zie je? Verderop in de straat. Dat kleine lichtje links.'
  
  'Ja. Kom mee.'
  
  Dat had ons voldoende voorsprong moeten geven. Hoe je het ook bekijkt, de problemen die zij kregen met onze ondernemende taxichauffeur had hen net voldoende op moeten houden, dat ze ons in al die verschillende straatjes die we hadden genomen, niet meer terug konden vinden. Misschien was het onze avond niet. Ik stond net op het punt mezelf te feliciteren dat we veilig thuis waren gekomen, toen Tatiana mijn arm greep en naar voren wees. 'Mr. Carter. Ze hebben ons afgesneden.'
  
  Dat hadden ze inderdaad. En toen ik me omdraaide en achter ons keek, had je daar de rest. De auto had drie van hen bij de eerste zijstraat geloosd, was toen verder gereden tot voor ons en had daar de rest van het zootje eruit gelaten. We waren omsingeld. Erger nog, zij waren gewapend - en op een wel heel groteske manier.
  
  Eigenlijk had ik nog nooit zo'n maffe verzameling wapens bij elkaar gezien. Van die drie voor me had één een scherp gepunte speer van zo'n bijna twee meter, een ander een vlijmscherpe machete van bijna een meter en de derde een twee meter lange drietand met een bovenwijdte van misschien negentig centimeter. Toen ik mijn hoofd omdraaide, zag ik dat de andere groep op soortgelijke wijze was uitgerust.
  
  'Hé,' zei ik zacht. 'Tatiana, terug naar de muur. Ga uit de vuurlijn.'
  
  'Wat ga je doen?'
  
  'Nou,' zei ik. 'Ik zal me niet aan de spelregels houden, dat om te beginnen.' De drie mannen voor ons waren verder weg en ik besloot me eerst bezig te houden met de drie achter mijn rug. Ik draaide mijn rug naar Jordan Street, trok Wilhelmina en drukte drie, snelle schoten af.
  
  Twee ervan troffen doel. De eerste raakte de gast met de drietand midden in de borst en joeg hem drie, vier stappen achteruit voor hij neerkwam, zijn hemd bijna zwart van zijn eigen donkere bloed. De tweede raakte de man met de speer in het linkeroog. Het verdween in een rode vlek. Zijn achterhoofd spatte open en blies zijn schedelinhoud tot halverwege de straat. De speer viel kletterend op de straat.
  
  De derde ...
  
  Wilhelmina stokte.
  
  Trouwe, lieve Wilhelmina, die me zelden in de steek laat, ze vuurde niet meer. Te laat herinnerde ik me dat ik haar niet meer had schoongemaakt, sinds ik haar had teruggepakt van de generaal. Voor de Tweede Wereldoorlog hadden ze de fabricage van Lugers gestopt en gevoelige wapens worden oud en nukkig. Ze moeten vaak worden schoongemaakt en dan weer met zorg in elkaar gezet. Met mijn oude vriendin was dat niet gebeurd.
  
  De man met de machete was nu bij me.
  
  Achter me hoorde ik Tatiana's schrille kreet. En voetstappen. Het plotselinge woedende geloei van een man. Het soort geloei dat een karatekampioen soms gebruikt als een soort van wapen op zich. En dan het gekletter van metaal op metaal.
  
  Ik had niet de tijd om om te kijken.
  
  De machete sneed fluitend langs mijn hoofd door de lucht. Had het me geraakt, al was het met een schampende slag geweest, dan had het me gedood.
  
  Met een snelle beweging van mijn rechterarm gleed Hugo in mijn hand, de potlooddunne stiletto. En ik danste snel naar het midden van de straat, hopend dat er niemand achter me was, en wachtte op mijn kans om toe te slaan.
  
  Ik wist dat het me weinig zou helpen om te proberen te pareren inet Hugo. Zeker niet tegen die één meter vlijmscherp staal. De enige kans die ik had, was hem toe te laten springen en missen en dan zijn pols open snijden. Dan, met die doorgesneden pezen en zijn arm voor de rest van zijn leven onbruikbaar, kon ik inkomen en hem opensnijden op de manier waarmee ik Tamoera te pakken had genomen.
  
  Achter me klonken de geluiden van een gevecht. Wat was daar aan de gang? Ik durfde niet om te kijken. De moeilijkheid met mijn strategie wars, dat mijn tegenstander meester op dat zwaard was. Zijn uithalen stelden hem niet bloot aan enig gevaar. Het herstellen bij hem ging razendsnel. En zijn gevechtshouding - gebogen benen, ineengedoken - bood me weinig meer om te raken dan zijn enkels. Mooie kans, op het moment dat ik naar beneden dook naar zijn enkels toe, had hij me al onthoofd met zijn oerwoudmes.
  
  Zijn volgende aanval bracht het zwaard naar beneden in een houw bovenlangs die me gehalveerd zou hebben als hij me had geraakt. Snel als het weerlicht veranderde hij het in een horizontale zwaai die mijn neus op een paar centimeter miste.
  
  Ik bleef om hem heen cirkelen, terwijl ik, tegen alle hoop in, hoopte hem van haar vandaan te trekken (als ze nog steeds in leven was). Toen viel hij weer aan. Zijn volgende zet kwam snel en woest, als gewoonlijk maar nu had hij ergens een gat zitten. Vraag me niet waar. Ik had niet de tijd dat uit te denken. Ik liet de adrenaline het overnemen.
  
  Zijn tweehandige zwaai was diagonaal in een hoek van zestig graden met de grond. Hij was niet op mij gericht, maar op mijn schijnbeweging. En het zou recht in de roos zijn geweest, als ik daar had gestaan en niet had gedaan alsof. Maar ik stond daar niet. En het geweld van die uithaal haalde hem uit balans. Voor hij zijn evenwicht kon herstellen had Hugo al toegestoten, net onder zijn kin en dan naar beneden. Aan beide zijden is Hugo scherp als een scheermes. De snee die hij veroorzaakt is smal, maar diep. In het vage licht zag ik de roze ader uit zijn hals steken en bloed spuwen. Hij liet het zwaard vallen en bracht zijn handen aan zijn hals. Jammerend zakte hij op zijn knieën.
  
  Ik draaide me om naar het gebeuren achter me. Tatiana stond met haar rug tegen de muur. Haar ogen waren niet op mij gericht, maar op een ongelooflijk toneel in het midden van de straat.
  
  Een van de aanvallers lag dood in de goot. Zijn ingewanden lagen voor hem op het wegdek en de straat was glibberig van zijn bloed.
  
  Maar daar keek ze niet naar.
  
  In het midden van de straat, tussen de man met de drietand en de man met de speer, stond een kleine en oude, witharige man - een Kaukasiër en minstens in de zestig - slechts gewapend met een vreemd stel messen. Deze hield hij, met de punten omhoog wijzend, voor zich en achter zich, in een verdedigingshouding naar twee kanten toe. Ik zag hem duidelijk in het flauwe licht. De messen hadden één snijkant en waren massief als dolkmessen, alleen waren ze groter - dertig centimeter lang en misschien een halve decimeter breed op het lemmet. De grepen waren voorzien van knokkelbeschermers aan de voorkant en hadden aan de achterkant vreemde, omhoog gekrulde haken.
  
  De oude man glimlachte sereen, alsof het dodelijke spel dat hij speelde nauwelijks gevaarlijker was dan een partijtje schaak. Hij nodigde hen tot de aanval uit. In een ogenblik zag ik waarom. De man met de speer sprong naar voren.
  
  De oude man, terwijl hij de man achter hem voor een moment negeerde, kwam in beweging - niet naar achteren, maar naar voren. De twee haken raakten de schacht van de speer, hielden die zo van zijn lichaam vandaan, en gleden snel langs de schacht omhoog. Bij de handgreep - de aanvaller sprong nog steeds naar voren, vol vertrouwen dat hij de oude man bij de eerste aanval zou neersteken - kwam het voorste mes los van de houten steel. Zacht gleed het scherp langs de hals van de aanvaller en sneed dezelfde aderen door die ik had geraakt bij zijn machetemakker.
  
  De aanvaller viel.
  
  Op dat moment sprong de tweede speerdrager - de man met de grote, dodelijke drietand - naar voren achter de rug van de oude man.
  
  Het hoofd van de oude man draaide zelfs niet om. Hij ving de drietand op met het mes achter hem, draaide hem naar de grond en wervelde zich pas toen, met een enkele snerpende kreet, om zijn as, waarbij het mes in zijn andere hand een wijde boog beschreef. Het hoofd van zijn aanvaller was naar beneden gericht, door de vastgepinde drietand. In dezelfde beweging kwam het mes neer en sneed het gezicht van de man dwars door midden. De gewonde man schreeuwde het uit. Zijn handen gingen naar zijn verruïneerde gezicht en hij zonk op zijn knieën. Kalm bukte de oude man zich over één van de dode mannen heen en veegde zijn mes schoon. Hij had slechts één mes vuilgemaakt. Toen keek hij op en glimlachte eerst naar Tatiana en toen naar mij. Daarna raapte hij de machete op.
  
  Alle anderen waren dood. De man met het kapotte gezicht zat nog steeds op zijn knieën en weende. Bloed droop tussen zijn vingers vandaan, waar hij de twee helften van zijn gelaat bij elkaar wilde drukken.
  
  In een enkele moeiteloze, maar krachtige zwaai bracht de oude man de machete omhoog en liet hem flitsend neerkomen ... en de gezichtsloze man werd een hoofdloos lichaam. De bloederige trofee van de korte strijd kwam rollend tot stilstand in de goot.
  
  Het lichaam zakte naar voren.
  
  De oude man maakte een buiging naar de lichamen. De buiging was afgemeten en vol respect. Hoe dan ook, ik was nog steeds in het oosten.
  
  'Hallo,' zei hij tegen mij. Toen wendde zij zich tot haar, nog steeds met die Boeddha-achtige glimlach op zijn gezicht. 'Tatiana, liefje. Hoe blij ben ik dat ik op tijd mocht komen.'
  
  Haar ogen stonden nog steeds vol onnoembare verschrikking. Ze liet zich in zijn armen vallen. Terwijl hij haar troostend op de rug klopte, richtte de oude man dezelfde glimlach op mij. 'Nou,' zei hij. 'Je hebt je prima van je taak gekweten. Mijn complimenten.'
  
  Ik bukte me zoals hij had gedaan en veegde Hugo schoon. 'Ik ben blij dat ik het leven heb. Maar u... ik heb nog nooit zo iets gezien.'
  
  'O,' zei hij met een schouderophaal. 'Ik ben een door het geluk gezegend mens. Ik heb een heleboel geluk in mijn leven gehad.' In zijn armen snikte het meisje. Ze hield zichzelf stevig aan hem vast. Haar snikken was luid en zonder schaamte en ontroostbaar. Ik begreep niets van dit alles. 'Dat was geen geluk,' zei ik. 'U wist precies wat u deed.'
  
  'Ach,' zei hij. 'Elke vorm van strijd heeft zijn eigen regels. Een logische strijdwijze als Tsjoi lifoet heeft logische regels. Je moet ze alleen leren. Naarmate je ze beter leert, kun je ze beter toepassen.'
  
  Zijn glimlach was kalm, gelukkig en vergevingsgezind. Hij keerde zich weer tot het meisje in zijn armen.
  
  'Maar kom, liefje. Het is tijd om je naar huis te brengen. Zie je wel? Het is in orde nu. Er is geen enkele reden om bang te zijn. Niet meer. Nou, nou kom mee, Mr. Carter en ik gaan de lichten uitdoen en dan zijn we in een wip thuis. Daar, zie je wel? Brave meid ... '
  
  Zijn gerimpelde, oude hand streelde vriendelijk over haar kortgeknipte haar. Hij keek me aan en knipoogde. 'Hier, meisje, laat Mr. Carter je vasthouden. Die kan je net zo goed troosten als ik. Dan ga ik even de boel sluiten. Het is zo gebeurd.' En hij gaf haar aan mij. Ik hield haar in mijn armen, terwijl hij kwiek het huizenblok af liep naar het enkele lichtje dat we hadden zien branden. Ik hield haar vast, terwijl haar snikken minder werd, zachter en ze eindelijk haar emoties weer onder controle kreeg. Ten slotte, toen het lichtje uitging en ik hem weer uit het gebouw verderop zag komen, onze richting op, wreef ze haar betraande wang tegen mijn hemd en knikte naar boven dat alles weer in orde was.
  
  In orde? Alles was krankzinnig. Wie waren die gehuurde moordenaars met hun middeleeuwse wapens? Wat hadden die voor? Wat had het meisje voor? Wie was die oude man?
  
  En hoe wist hij mijn naam?
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Op de westelijke oever van het Kowloon schiereiland steekt een lange pier ver de baai in, om bescherming te bieden aan de meest vreemde verzameling boten die je ooit hebt gezien. Ze liggen aan de binnenkant ervan en zijn zo beschermd tegen de tyfoons die hier in de nazomer en het begin van de herfst woeden.
  
  Je hebt daar motorbarkassen, vissersboten, sampans, jonken, woonboten, lichters, handelsschepen - de grotere boten, die de Stille Oceaan kruisen, hebben vaak een dubbele registratie en varen onder de vlag van zowel de kroonkolonie als die van Rood China. De Yaumati-bevolking, zoals de gidsen je kunnen vertellen, leven voornamelijk op het water; houden zichzelf in leven met visserij en andere zeevarende zaken en brengen hun kinderen groot in woonboten, die permanent voor anker liggen in het nest van ligplaatsen, dat dienst doet als ruggengraat van de watergemeenschap.
  
  Toen we er een korte, stevige wandeling op hadden zitten van Temple Street naar de waterstad, vroeg ik me af, waarom zij er de voorkeur aan gaf om juist daar te wonen.
  
  Ik vroeg me nog meer dingen af, terwijl we moeite deden om de oude man bij te houden. Die snelheid was wel zinnig, dacht ik. Binnen niet al te lange tijd zou iemand die straat vol lijken passeren en er de politie bij roepen. Die zou zich door de buurt verspreiden en zo hier en daar vragen gaan stellen. En ik had bloed op mijn broek.
  
  Maar voor me moest de oude man mijn gedachten hebben gelezen. 'A propos, Mr. Carter, voor het geval je je dingen begint af te vragen. Het is niet waarschijnlijk dat de politie ons in deze richting zal volgen.' Hij kwam me bekend voor. Waar had ik dat gezicht eerder gezien?
  
  'Wat bedoelt u?' vroeg ik, moeite doend om niet te hijgen en te puffen door mijn pijnlijke ribben.
  
  'Ik heb de voorzorg genomen een misleidend briefje achter te laten,' zei hij met een snaakse glimlach. 'In het Kantonees. Het briefje zegt zo iets als "dood aan de Vlinderbende" en heeft het herkenbare ideogram van de Drie Tijgerbende uit Kowloon City.'
  
  'Prima,' zei ik. Snel denkwerk daar. Het oude dorp, nu uitgegroeid tot een enorme achterbuurt in de buurt van Kai Tak vliegveld, zou de politie de geheel andere kant uit lokken. De oude man maakte steeds meer indruk op me. 'Zeg,' zei ik. 'U kunt beter voor blijven lopen. Ik ken de weg hier niet.'
  
  'Een verstandige beslissing,' zei hij, zonder ook maar enigszins zijn pas te vertragen. 'Het bekennen van eigen onwetendheid is het begin van de wijsheid. Ach, maar daar ga ik weer, Tatiana. Ik praat als een gelukskoekje.' Zijn lach was vrolijk en vol vriendelijke zelfspot. 'Ik ben te lang in het oosten, denk ik. Mijn buren op de markt zeggen, dat ik niet langer hun taal spreek als een gwai lo.'
  
  'Vreemde duivel,' vertaalde Tatiana zacht fluisterend.
  
  'Ze weten niet wat ze van me moeten vinden,' besloot hij.
  
  Mooi, dacht ik. Ik ook niet. Voor we straks op stok gaan had ik nog een paar vragen te stellen. Tatiana voelde mijn twijfel en gaf me een kneepje in mijn hand. De glimlach waarmee ze het liet vergezellen, was bedoeld om me gerust te stellen.
  
  Bij de pier stopte hij en hielp ons op een laag vlot waaraan een platte boot gemeerd lag. 'Het huis van Tatiana en mij, kun je over land niet bereiken,' legde hij uit. Hij startte de bijna geluidloze elektrische motor van de boot en gooide los. 'Als je ziet wat voor slangenkuil je binnengelopen bent, Mr. Carter, zal de locatie je steeds zinniger voorkomen. Op water kan niets haastig gebeuren - in ieder geval niet gemakkelijk. Niemand kan op ons af scheuren in een snelle wagen en ons dan neermaaien. Het is heel moeilijk om een lid van de watergemeenschap heimelijk te benaderen. Als je ooit op het water hebt gewoond, zal je weten wat ik bedoel. De bewoners hier zijn ongewoon gevoelig geworden voor de aanwezigheid van buitenstaanders in hun midden.'
  
  Over het water klonken de vriendelijke geluiden van Chinese muziek; het zachte getinkel van de bi wa en de maanluit en het zangerige geluid van iemand die een liedje zong. De riemen van voorbijglijdende roeiboten plasten en zachte lichten verderop voegden zich bij dat van de maan op het water.
  
  De watergemeenschap bleef zich maar uitstrekken. De hand van de oude man aan het roer voerde ons door een verwarrend labyrint-achtige weg, die me alle gevoel voor richting deed verliezen. 'Dit is enorm,' zei ik. 'Zijn al deze mensen vluchtelingen van het vasteland?'
  
  'Hemel, nee,' zei de oude man. 'Bijna niemand. Eigenlijk zijn Tatiana en ik de enige vluchtelingen die we hier kennen.'
  
  'Maar dan ...'
  
  Tatiana onderbrak me. 'Kijk, Mr .... Nick.' Haar hand kneep in die van mij. Weer elektriciteit. 'Als we er langs komen, zal je zien dat de ligplaats met sampans geen jonken heeft. En omgekeerd. Overdag kun je zien, dat de mensen op de jonken - de Tanka -een heel ander ras vormen dan de Hoklo, die op de sampans wonen. Je moet morgen meegaan inkopen doen. De gemeenschap heeft zijn eigen, onafhankelijk functionerende economie. Er zijn warenhuizen, speelzalen, kappers, scholen en zelfs fabrieken, allemaal drijvend. Inkopen voor het avondeten doe je op je eigen dek. De kruidenier en de slager komen in hun eigen boten langs. Ja...'
  
  'Allemaal op zijn tijd, liefje,' zei de oude man. 'Hier, we zijn er.' Hij stuurde het bootje vaardig langszij een drijvende steiger, bond hem vast en zette de motor af. Naast de steiger lag een statige jonk voor anker - zoals ze hadden gezegd, los van de steiger. 'Thuis,' zei hij. Zijn glimlach was duidelijk in het licht van de haven. 'Hier, liefje. Laat mij je helpen. Of wil jij de zaken voor me waarnemen, Mr. Carter?'
  
  
  
  Het inwendige toonde een mengeling van culturen. De tafel en de tatamis waren Japans. De aankleding was Chinees. Tatiana, haar schoenen op het dek achterlatend, stapte naar binnen en ging aan het werk met een wok en een hakblok. De oude man en ik gingen met gekruiste benen voor een lage tafel zitten. Hij bracht een stenen kruik te voorschijn en kleine, aardewerken kommetjes. Met oosterse ernst schonk hij voor ons beiden in.
  
  Ik bracht die van mij omhoog en pauzeerde. 'Saké?' vroeg ik. 'Ng ka py,' zei hij. 'Drink het voorzichtig. Hou het even in je mond en proef het achterop je tong. Ah ja.' Hij volgde zijn eigen advies op. Ik deed hetzelfde. Bijna onmiddellijk verspreidde de drank een warme gloed in mij.
  
  Ongehaast zette hij zijn glas neer. Toen keek hij op. 'Welnu,' zei hij. 'Ik denk dat we nu klaar zijn voor al die vragen die u ons wilt stellen, Mr. Carter.'
  
  Ik beet peinzend op mijn lip. Toen zei ik: 'Goed. U kent me. Hoe? Wie bent u? Wie zijn jullie allebei?'
  
  'Ik zal het proberen chronologisch te doen. Toen je je kaartje presenteerde, met Meyers foto, belde Tatiana me op. Ik herkende de naam. Hoe, zal je straks duidelijk worden. Ik vroeg haar jou te testen, om te zien of je inderdaad de man was die je beweerde te zijn. Ze deed het en jij was het.'
  
  Die rare handdruk? Ik kan me zelfs niet meer herinneren waar ik die vandaan heb.'
  
  'Niet? Laat mij je geheugen eens opfrissen. In de lente van 1962 zat je op Ceylon met een opdracht van David Hawk van AXE. Het wachtwoord was een studentikoze grap die een van je bondgenoten had geleerd op een universiteit ergens in het noordoosten. Dat
  
  was een bepaalde vreemde handdruk.. . '
  
  Hawk, AXE. Ik was ogenblikkelijk op mijn hoede. Maar mijn gedachten snelden verder. Ceylon
  
  'Jouw contacten waren een Britse heer die al lang dood is, vrees ik - een man die Wilkins heette - en ik.'
  
  Ik liet de stenen kom vallen. Hij versplinterde op de teakhouten tafel. 'Je bent toch niet 'Will Lockwood.'
  
  'Was jij dat?'
  
  'De laatste klus die ik deed voor, nou ...'
  
  'Maar je bent dood. Jaren geleden. Ik heb erover gehoord.'
  
  'Ik zou nu Mark Twain kunnen citeren: de geruchten over mijn verscheiden ...'
  
  'Maar ...'
  
  'Ik werd neergeschoten boven Chinees grondgebied. Mijn vliegtuig vloog te pletter en ik raakte ernstig gewond. Ik viel in handen van de Volksrepubliek, met een paar goede gevolgen, een paar slechte. De goede gevolgen houden onder meer de uitstekende medische verzorging in die ik daar heb genoten. Ik heb, zoals je ziet, een nieuw gezicht. Ik ben er nu aan gewend, het hoort nu bij me. Ik ben niet jong meer. Ik was, om het maar botweg te stellen, al ver over de heuvel toen jij me voor het laatst zag.
  
  'Om de donder niet,' zei ik. 'Tatiana, weet jij wie hij was?'
  
  'Ik weet iets,' zei ze. 'Vertel het maar.'
  
  'Hij was de beste agent die we ooit hebben gehad. De beste. Hawk vertelde me een keer, dat Will Lockwood iemand was die hem nog iets kon leren.'
  
  'Dat heb ik een keer gedaan, maar David zal het niet zo leuk vinden als ik het je vertelde. Oh ja, eens was ik waardevol. Toen de plastische chirurgen klaar waren met mijn gezicht, had ik een geheel nieuwe identiteit. Natuurlijk, toen die andere artsen klaar met me waren, had ik ... '
  
  'O, verdomme,' zei Tatiana. 'We hebben geen garnalen meer. O Will, hoe heb ik zo dom kunnen doen. Ik... '
  
  De serene glimlach wendde zich naar haar. 'Wat eten we?'
  
  'Acht kostbaarheden soep. Bij de Mongoolse hutspot.'
  
  'Maak er dan zeven kostbaarheden van, liefje. Nick en ik vinden het niet erg.'
  
  'Je zei...' zei ik.
  
  'O ja. In ieder geval, ik ontsnapte. Onderweg kreeg ik hulp van een vrouw, een Chinese vrouw met een tiener dochter van een Rus, met ernstig risico voor haarzelf. Die vrouw was onder dwang gerepatrieerd, toen haar echtgenoot de dood vond tijdens de inname van Harbin. Ik nam haar en haar dochter met me mee toen ik de grens overstak. De vrouw werd gedood. De dochter..Hij knikte naar Tatiana, die buiten gehoorafstand bezig was op het hakblok. 'Zij had geen papieren. Toen ik in Hongkong aankwam, gaf ik een valse identiteit op, die overeenkwam met mijn valse gezicht. Ik nam de naam aan van een vriend met wie ik samen in de gevangenis had gezeten, het was een man zonder familie en van geen belang voor de Amerikaanse regering. Toen ik mijn eigen valse identiteit eenmaal rond had, kocht ik papieren voor het meisje. Ik wist dat mijn carrière bij AXE was afgelopen. Ik vestigde me om het meisje groot te brengen. Ik kon er echter niet mee stoppen rond te snuffelen en ten slotte deed ik weer precies hetzelfde als vroeger, maar dan zonder volmachten, om het zo maar eens te zeggen. Mijn activiteiten zijn echter wat belemmerd door ... '
  
  'O, Will,' zei ze nu achter hem. 'Kom even de oven voor me aansteken. Ik doe het altijd verkeerd ... '
  
  Hij kwam overeind en voldeed aan haar verzoek. Zijn ogen bleven op mij gericht. Het zachte liefdevolle tikje dat hij haar op haar schouder gaf, was van een vaderlijke genegenheid.
  
  'Wouw,' zei ik. 'Het kost me nog steeds moeite dit allemaal te verwerken. Heb je nooit meer contact gezocht met Hawk?'
  
  'Niet rechtstreeks. Zo nu en dan heb ik hem een tip doorgespeeld, maar altijd via een anonieme brief of telefoontje. Soms zelfs door een soort van omweg, door de informatie eerst door te spelen naar de Engelse ambassade. Er zit daar een grappig ventje met een treurig gezicht en een vreemd gevoel voor humor.'
  
  'Fredericks?'
  
  'Dat is hem. Ik werk niet via de kanalen van onze eigen ambassade. In ieder geval zijn er nu een paar interessante dingen gaande.'
  
  'Dat zeer zeker. En dat zou dan mijn volgende vraag worden.'
  
  'Precies. De mannen die je vanavond tegenkwam, die mannen die we in Temple Street hebben achtergelaten, waren huurmoordenaars. Zij schijnen gehuurd te zijn door iemand die op de hoogte was van Tatiana's onschuldige relatie met wijlen Mr. Meyer. Ze waren achter haar aan gestuurd om haar de mond te snoeren, voor het eventuele geval dat zij iets wist. Volgens mij zijn zij het waarschijnlijk geweest die Mr. Meyer hebben vermoord ... '
  
  'Dat is nog een open vraag,' zei ik. Weer beet ik op mijn lip. Moest ik het hem vertellen? En wat informatie terugkrijgen van de grootste agent van alle tijden? Misschien wat hulp? Ik slikte moeilijk en ging verder. 'Ik ken die gasten die Meyer hebben vermoord. Ze schijnen een heel gemeen handelsmerkje te hebben.' Ik vertelde hem van hun bloederige handtekening. 'De vraag is, zijn dat het soort gasten dat een zootje krankzinnige moordenaars huurt?' Ik schonk voor mezelf nog een kommetje ng ka py in en nam op mijn gemak een teugje. Toen haalde ik diep adem en vertelde hem de rest.
  
  Hij zat op zijn gemak, knikte en glimlachte en onderbrak me geen enkele keer. Aan het einde ervan glimlachte hij en schudde zijn hoofd.
  
  'Hemel, hemel,' zei hij. 'Een hele scheepslading Amerikaanse wapens. En niet één, maar drie concurrenten die erom vechten.'
  
  'Hé,' onderbrak ik hem. 'Drie?'
  
  'De dode Mr. Meyer niet meegerekend, die meer als tussenpersoon is opgetreden, als bemiddelaar tussen de generaal en ... en ... excuseer me even, Nick ... ik ... '
  
  Zijn handen gingen naar zijn hoofd. Zijn ogen leken even onscherp. Toen scheen hij zich weer in bedwang te hebben. 'Ik... een oude wond ... neem me niet kwalijk . .. waar was ik?'
  
  'Drie groepen die om de wapenzending vechten,' zei ik. 'Ben je wel in orde?'
  
  Met zijn hand wuifde hij hulp weg. 'O, ja, ja. Het is alleen ...' Weer ging een flikkering van pijn door het ronde gezicht. 'Nee... ik zei... de ... Israëli's schijnen een soort van buitenstaander te zijn, Nick. Ik zie hen niet als agenten voor hun regering.'
  
  'Ik ook niet. Will, kan ik iets voor je halen?'
  
  'Nee, nee. Nee. Ik ben bang dat er geen aspirientje bestaat die dit wegneemt. Het schijnt gewoon iets te zijn waarmee ik maar te leven heb.' Hij hield zijn hoofd schuin naar Tatiana, die nog steeds achter hem bezig was en ons negeerde. 'Ik probeer haar hier zo weinig mogelijk van te laten merken. Het maakt haar zo van streek.' Zijn glimlach was plotseling die van een oude man, de jeugdige schalksheid was eruit verdwenen.
  
  'In ieder geval, je hebt die groep en dan heb je nog iemand waar je misschien niets van afweet. Meyer schijnt meer dan één gegadigde te hebben gehad. Hij vertelde Tatiana zo het een en ander over één iemand. Niet veel, weet je, maar net voldoende in het voorbijgaan om iemands nieuwsgierigheid te prikkelen. Iets over het Midden-Oosten. Iets... nou, ik vroeg me af, of Meyer misschien is vermoord om hem te verhinderen die andere transactie te plegen.'
  
  'Dat is nieuw voor mij,' zei ik. 'Maar nog steeds is er een heleboel niet verklaard. Meyer had iets bij zich toen hij werd vermoord -iets dat hij net had gekocht van de man waarvoor ik naar Saigon was gekomen. Degene die hem heeft gedood - en ik denk hierbij vooral aan Sjimon en Zvy - heeft dat ding meegenomen. En dat ding ... nou, ik denk dat dat ook maar iets te maken had met de wapenhandel van de generaal.'
  
  'O?' zei hij. 'Dat is interessant. Wat was het?'
  
  'Rol microfilm. En vraag me niet wat er op stond. Ik heb niet het flauwste idee.'
  
  'Hmmm ... ja. En die mensen hebben of Meyer gedood om het te pakken te krijgen, of hem gedood om ervoor te zorgen dat die transaktie niet doorging en hebben het bij het doorzoeken van zijn papieren gevonden en meegenomen. Wat hiervan juist is, kunnen we op geen enkele manier weten. Ja, hoogst verwarrend. En dan natuurlijk hebben we nog die derde, en in sommige opzichten de meest duidelijke, figuur in onze kleine wapenwedloop.'
  
  'Wie is dat?'
  
  'Nou, Ko ... ' Weer werd hij getroffen door die pijn. Zijn gezicht verkrampte, zijn handen klauwden naar zijn slapen. 'Ik... Ko... Komarow, natuurlijk. We ...'
  
  Toen sloeg de aanval volledig toe, even krachtig als een aardbeving en bijna net zo vernietigend in zijn effekt op Will Lockwood. Het serene gezicht onderging een serie oncontroleerbare verkrampingen die zijn gezicht misvormden, zoals een gezicht maar misvormd kan raken door een ziekte. Zijn handen, woest trillend, plukten aan zijn hoofd. De ogen rolden in hun kassen en uit zijn mond, daarnet nog glimlachend en rustig, klonk een laag, dierlijk gegrom van folterende pijn. De ogen knipperden twee keer naar mij, toen zakten alle menselijkheid en redelijkheid weg in de blauwe diepten. 'O, God, o God ogg-g-g. .. 'zei hij. Toen veranderde alles in gekreun. De snelle, vaardige handen veranderden in onhandige klauwen. De tong hing uit zijn mond. De blik richtte zich weer op mij en toonde slechts pijn - een hopeloos lijden waarvoor geen hulp bestond. Toen sloeg hij voorover en bleef stil liggen, de stenen kruik en de aardewerken kommetjes verpletterend.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Zo snel ik kon kwam ik om de lage tafel heen, maar hoe snel ik ook was, Tatiana was sneller. Ze trok hem naar achteren en legde hem uitgestrekt op de tatamis. Ze controleerde zijn polsslag en - voor ik haar tegen kon houden - haalde een speld uit haar tasje, voelde in zijn mond naar zijn tong, trok die naar buiten en spelde die aan zijn wang vast. Ik rilde er onwillekeurig van, maar ik liet haar bij nader inzien verder haar gang gaan. Ze wist duidelijk wat ze deed en dit was een zekere manier om te voorkomen dat hij in zijn eigen tong zou stikken, zo hulpeloos als hij was.
  
  'Let even op hem,' zei ze. Ze haastte zich naar een ander vertrek en ze kwam terug met een injectiespuit in haar handen. Ze controleerde de vloeistof en een dun helder straaltje spoot de lucht in. Ik hield zijn arm vast, terwijl zij hem vaardig een injectie met het een of ander toediende. Toen bleven we kijken tot de pijn uit zijn gezicht verdween en hij in een vrediger sluimering kwam.
  
  We gingen een ogenblik zitten, knieën op de mat, steunend op onze kousenvoeten en keken naar hem. Toen liet ik alle ingehouden adem ontsnappen in een lange zucht.
  
  'Wat was dat? Het enige dat ik ooit heb gezien en wat er op leek was een epileptische aanval, maar dat was het niet 'Nee,' zei ze. 'Dit was iets anders, Nick. In het gevangenisziekenhuis hebben ze iets met zijn hoofd gedaan - wat experimentele chirurgie. In ieder geval is het de laatste jaren erger geworden. Lange tijd gaat het goed met hem, je hebt hem gezien - briljant, meesterlijk en dan, heel plotseling, wordt hij hierdoor teruggebracht tot... ' Ze wuifde hulpeloos met haar hand en keek naar me op. Haar ogen stonden vol tranen.
  
  'Kan niemand er iets aan doen?' vroeg ik.
  
  'Zonder de operatiegegevens niets. Niemand schijnt precies te weten wat ze met hem uitgespookt hebben. En die verslechtering is zich zoetjesaan gaan versnellen. Dat soort aanvallen kwamen eerst om de maand en nu komen ze al elke week, soms om de dag. Op dit moment zit hij in een verschrikkelijke serie. Dit is al de derde van de week. Dat was een van de redenen dat ik je vanavond vroeg me te helpen, Nick. Gewoonlijk is hij heel goed in staat zich in zijn eentje te beschermen. Je zag hoe hij was. Maar nu, Nick. O, terwijl hij tegen die mannen vocht - hij had er een midden in het gevecht kunnen krijgen. Ze zouden hem afgeslacht hebben. En mij erbij... '
  
  Ik sloeg mijn arm om haar heen. 'Waarom gaan jullie niet met me mee terug naar Amerika? Er moet iemand zijn die er iets aan kan doen.'
  
  'We hebben alle artsen al bezocht, Nick. We zijn naar de beste in Londen geweest. De man wiens identiteit Will heeft aangenomen, had recht op een pensioentje. Ik zorgde ervoor dat de Britse regering hem overvloog voor proeven.' Ze nestelde haar hoofdje tegen mijn borst. 'Niets. Helemaal niets. Het pensioen zou alles betaald hebben ... zelfs een behandeling thuis ... Maar Will wilde er niet langer mee doorgaan. Je weet hoe hij is.'
  
  'Ja,' zei ik. 'Ik denk het wel. Hij wilde met zijn laarzen aan sterven. Dus hij ging terug naar waar het allemaal gebeurde. Hij was een expert van het Verre Oosten en hij vestigde zich middenin de activiteiten van het Verre Oosten en is sindsdien weer aan het werk getogen alsof er niets was gebeurd.'
  
  'Precies.' Ze gaf me een kneepje. 'Ik wist dat je het zou begrijpen. Misschien lijkje wel een beetje op hem. Hij heeft die kwaliteit om zich niet verslagen op te stellen, wat de wereld ook met hem uitvoert. Maar nu, met die dingen die nu zo snel en zo heftig komen ... '
  
  Ze hief haar vochtige gezicht naar me op en omknelde mijn pijnlijke ribben met een heftigheid die me verbaasde. 'O, Nick. Ik ben zo alleen. Ik ben zo bang. Ik wil... ik wil... '
  
  Wat zij wilde was duidelijk. Ze wilde mij. En ik had daar geen enkel bezwaar tegen. Zeker niet meer toen ze haar gezicht omhoog bracht en me hard kuste, en toen nog een keer. Nog steeds neergeknield naast Wills onbeweeglijke lichaam knoopte ze met vaardige handen de donkere tsjeongsam los om haar goudkleurige lichaam voor mij in gereedheid te brengen. Tegen de tijd dat zij zich achterover op de mat liet zakken, terwijl de lust door de tranen heen gloeide waarvan ze niet de moeite had genomen die weg te vegen, was ik klaar voor haar. Maar zelfs toen nog kwam de hartstocht, die de eerste aanraking in mij losmaakte, mij als een volslagen verrassing. Ik raakte er enigszins door van mijn stuk, maar niet voor lang. Daarna was het alleen nog donder cn bliksem, en tyfoonwinden die buiten over de verder vreedzame zee bliezen, terwijl we ons zo hevig aan elkaar vastklemden, dat we er later allebei plekken aan overhielden ...
  
  
  
  Daarna wil ik altijd roken, maar ik was de laatste sigaret van mijn eigen merk kwijtgeraakt toen ik in die steeg in Saigon die stomme duikeling maakte. En aangezien mijn merk in Hongkong niet wordt verkocht en ik geen ander merk aanraak, hield ik me maar bij die kom groene thee die zij mij - nog steeds naakt -voorzette. Haar naakte huid toonde geen enkele reactie op de vochtige koude van de Hongkong nacht. Ik keek naar haar, nog steeds met honger in mijn ogen. Ik had nog nooit zo iets gezien als zij - of misschien is wat ik bedoel te zeggen, dat ik nooit die reactie bij een andere vrouw heb gehad. Nu, terwijl ik erover vertel, zou ik zelfs niet meer kunnen zeggen of haar borsten nu groot of klein waren. Ik kan alleen maar zeggen dat ze - zoals alles aan haar - gewoon goed waren. Wat kan een man nog meer zeggen over een vrouw?
  
  We keken even naar Will en maakten zijn tong los, nu hij gezond sliep en niet meer onderhevig was aan krampen. Ze legde een kussen onder zijn hoofd en dekte hem teder toe, met een bezorgdheid die ik benijdde, ook al wist ik dat ik dezelfde zorg zou krijgen als ik die nodig had of als ik erom vroeg. Pas toen ze weer overeind kwam om het eten af te maken, gaf ze toe aan de kou en wierp de zwarte cape over haar schouders. Maar omdat ze mijn hartgrondige waardering voor haar smetteloze lichaam voelde, liet ze hem aan de voorkant helemaal, van boven tot onder, open en legde het zo aan dat ze tijdens haar bezig zijn met haar gezicht naar me toe stond. Toen de soep klaar was, schonk ze die in een ringvormige schaal, om de hutspot heen, om het te laten pruttelen. Al die tijd hield ze haar ogen op mij gericht. Ik zuchtte en ging haar halen voor een volgende ligging. Deze keer was het langzamer, ontspannender en sensueler. We namen de tijd voor alles en ik bedoel dan ook alles.
  
  Toen stonden we op voor het eten en ik had het gevoel dat ik heel wat aankon. De Chinees kan een hutspotsoep eten, genietend van elke nieuwe geur als de ingrediënten, stuk voor stuk toegevoegd, langzaam de rijkdom van de soep opbouwen, en dan, als hij de soep beëindigd heeft, nog een volledige maaltijd weg stouwen zonder een grammetje aan gewicht te winnen. Vraag me niet hoe. Voor ons, buitenlandse duivels, is een hutspotsoep alleen al voldoende om je honger te stillen voor een week. Ook zonder die garnalen erin.
  
  Na afloop van de maaltijd struikelde ik over een nieuwe verrassing. Ik zei net: 'Ik begrijp, dat je hebt gehoord, dat Meyer een tweede aanbod voor de wapenzending heeft gehad, als hij de lading kon waarborgen.'
  
  'O?' zei ze. 'Heb je dat van Hermann gehoord?'
  
  'Nee,' zei ik. 'Van je vader.'
  
  'Van... van wie?' vroeg zij.
  
  'Van je vader,' zei ik. 'Nou, je geadopteerde vader dan.'
  
  'Nick,' zei zij. 'Will is mijn vader niet. Niet geadopteerd en niet gewoon.'
  
  'Nou,' zei ik. 'Wat is hij dan?'
  
  'Mijn echtgenoot,' zei zij.
  
  'Echtgenoot?' zei ik. Bijna liet ik het theekommetje vallen. 'Maar ik dacht... ' Ik keek naar hem, nu vredig slapend op de mat, de deken tot aan zijn kin opgetrokken.
  
  'O,' zei ze. Ze legde een geruststellende hand op die van mij. 'Nee, Nick. Het is niet wat je denkt. En je hebt gelijk. Als hij iets voor me betekent, dan is het als vader. Maar toen hij me uit China haalde en mijn moeder werd gedood bij het oversteken van de grens, kregen we te maken met het directe probleem, hoe wij een diplomatieke identiteit konden vormen. Hij had van zichzelf al een valse identiteit, de identiteit die hij had aangenomen. De papieren werden snel geleverd. De man wiens identiteit hij aannam, was een oorlogsheld geweest, met pensioen en het Victoria Cross van de Tweede Wereldoorlog. Maar ik? Ik was dertien. Ik had niets. Adoptie kwam niet ter sprake. Will was alleen en een man. De enige manier voor mij om het staatsburgerschap te krijgen, was door met hem te trouwen. Ik sta nu ingeschreven als Mrs. Arthur Jeffords, dat is Wills officiële naam.'
  
  'En op deze manier ben je al die jaren doorgekomen?'
  
  'Ja,' zei ze. 'Will en ik ... we hebben nooit... je weet wel. Toch, op mijn manier, ben ik trouw gebleven aan dit vreemde huwelijk. Ik heb minnaars gehad, een paar in ieder geval. Maar die hebben nooit enig recht op me laten gelden. Nooit tot... '
  
  Ik ploegde verder: 'En jij hebt het inkomen van je werk en het inkomen van Wills pensioen om van te leven. Is dat het?'
  
  'Nou, nee,' zei ze, terwijl ze weer thee inschonk.
  
  'Will heeft zijn eigen kleine zaakjes. Hij heeft een kleine tatoeage-salon op Temple Street, midden in de markt. Ook werkt hij als schrijver in de Chinese taal. Dit is een gemeenschap waar maar weinigen kunnen lezen en schrijven. Maar dat doet hij alleen maar om in contact te blijven met de feiten uit de gemeenschap op het allerlaagste plan. Als schrijver onderschept hij berichten binnen de Chinese gemeenschap. Als tatoeëerder hoort hij zeelieden uit. Eerst opereerde hij in Wansjai, daarna, toen de actie zich verplaatste naar het schiereiland, stapte hij over naar een klein zaakje in Tsim Sja Tsui, niet ver van waar ik werk. Hij... '
  
  'Ja, Nick. De actie speelt zich nu aan deze kant af,' zei Will met zwakke stem. Hij was rechtop gaan zitten en keek naar ons, terwijl zijn handen weer over zijn slapen wreven. 'Neem me niet kwalijk dat ik me ongevraagd in jullie gesprek meng ... maar ik ben net weer bijgekomen.'
  
  'Hé,' zei ik. 'Denk je dat je al zo snel rechtop moet gaan zitten?'
  
  'O, dat is in orde,' zei hij. 'Ik voel me alleen alsof ik een oliedrum jajem heb leeg gezopen en nu een enorme kater weg te werken heb. Tatiana, liefje, denk je dat je een beetje thee voor me hebt?'
  
  'O, Will, natuurlijk. Ik zal je wat soep geven 'Ja, ja. Dat zou heerlijk zijn. Dank je. In ieder geval, Nick, zoals ik al zei: de actie speelt zich hier af. In het Zeemansparadijs.'
  
  'Zeemansparadijs?' zei ik.
  
  'Dat is de oude naam voor de zeemanswijk in deze kustplaatsen. Daar speelt de actie zich af... maar van tijd tot tijd verandert dat, als de kanalen verzilten en als de schepen naar andere plaatsen verwezen worden voor laden en lossen. Het oorspronkelijke Zeemansparadijs van Hongkong - de plaats waar de stad naar is genoemd - was Aberdeen, waar je het andere grote drijvende dorp hebt. De Kantonese naam voor Aberdeen is Heung Kong Tsai, of "de kleine geurige haven". Dat verleende zijn naam, op de gewone manier door de Britten verkeerd uitgesproken, aan de hele kolonie.'
  
  'Toen,' zei Tatiana vanuit de kombuis, 'verplaatste het zich naar Wansjai. Veel van de Kaukasische zeelieden hangen nog daar rond, terwijl de toeristen zich al richten op Tsim Sja Tsui.' Ik zag dat ze haar cape had dichtgeknoopt en ik voelde me er toch iets beter door. Will vervolgde:
  
  'Maar met het gereedkomen van de oceaanhaven in Kowloon en ik denk met de gestage toevloed van mensen via Kai Tak, heeft Kowloon aan belangrijkheid gewonnen. Nog niet zo lang geleden moesten de schepen met een grote diepgang ver in de baai voor anker, waar ze gelost werden door lichters. Nu kunnen zelfs de grootste de kade bereiken. En, moet je nagaan, direct bij een spoorwegemplacement.'
  
  'En de minder belangrijke schepen? Zoals die... zoals ons vermiste schip met zijn wapentransport?'
  
  'Ah,' zei hij. Hij had in ieder geval iets van zijn vrolijke glimlach teruggekregen. 'Nou, dat bij voorbeeld is de reden dat ik verhuisde naar Yaumati, of beter Yau Ma Tef - hij gaf de woorden het juiste Chinese zangerige, dat spotte met die versimpelde, Britse uitspraak - 'en vestigde me in Temple Street.' Zijn glimlach was bewust en zijn afgetobde gezicht knipoogde naar mij. 'Lading die niet in aanmerking komt voor de grote ligplaatsen, wordt nog steeds op diep water gelost, waar de oude tobbe voor anker ligt. De lichters die dienst doen in dit gebied, meren allemaal, als ze niet aan het werk zijn, af in deze omgeving, in deze pittoreske schuilplaats. Hun kapiteins en bemanningsleden zijn mijn vrienden en buren.'
  
  'Hé,' zei ik. 'Dat betekent... '
  
  'Dat betekent, dat ik misschien voor morgenmiddag een spoor heb waar dat wapentransport werd uitgeladen, als ik geluk heb. Het betekent in ieder geval, dat ik dat spoor bijna zeker voor morgenavond heb. De bootwerkers zijn niet gemakkelijk te besodemieteren met valse papieren, weet je. In de eerste plaats kunnen ze die lezen. En bovendien bestaat er hier geen containerdienst. Als hier kratten met geweren aan wal komen, komen ze aan wal als kratten met geweren en niet als kisten sinaasappelen. En mijn vrienden zullen precies weten waar die naar toe gaan.'
  
  'Geweldig,' zei ik. 'En ... '
  
  'En als je geïnteresseerd bent, kunnen we morgenavond misschien een wandelingetje maken. En dan zien wat er boven water komt. Wie weet? Tegen de tijd dat Tatiana's tweede show erop zit, hebben we misschien een heleboel meer antwoorden dan we nu hebben.'
  
  'Ondertussen vraag ik me af, wat ik moet doen met dat bevel om overdag te bellen om in contact te blijven. Ik heb Basil een beetje door elkaar geschud, maar ik mag doodvallen als ik hem hierin wil hebben. Nee. Hoe meer ik er over nadenk, hoe liever ik hem dit allemaal overhandig met een grote rode strik eromheen gebonden. Fait accompli
  
  'Mijn God,' zei Tatiana, naderbij komend met Wills soepkom en een nieuwe pot thee voor ons drieën. 'Jullie zijn precies hetzelfde. Allebei zo koppig als muilezels.'
  
  'Komt door het werk, liefje,' zei Will, met een kleine rituele buiging voor hij zijn eerste lepel soep nam.
  
  'Nou, je had iets moeten zien van die dingen die David en ik samen bekokstoofden, voor de oorlog, toen we in Peking werkten. Dat was om de een of andere snuiter ervan te weerhouden met de eer te gaan strijken van werk dat wij hadden gedaan.' Hij schudde zijn hoofd met een wrange, afstandelijke glimlach, eraan terugdenkend. Hij was zichzelf weer.
  
  'Help me herinneren,' zei ik, 'om je uit te horen over David Hawk.'
  
  Will keek op, zijn ogen stonden wijd open. 'Hij zou me laten vermoorden in de een of andere achterafstraat. Dat zeker. En hij zou zeker geen onnozele hals sturen. Hij zou een expert ermee belasten, zoals jij. En die man zou dan terugkomen met mijn scalp.'
  
  'Niet als je zo bent als vannacht.'
  
  'O. Zo nu en dan kom ik nog wel uit de voeten met dat spul,' gaf hij toe. Hij nam een teugje van de aromatische thee en glimlachte. 'Maar dan, vannacht zag je ook de andere kant van me. Nee, Nick. Ik heb mijn langste tijd gehad. Deze dingen komen snel en kort achter elkaar. Vannacht herstelde ik me snel, maar dat komt door het feit dat Tatiana zo snel handelde. Maar als het me overkomt, als zij er niet is... De laatste keer was ik voor dagen uitgeteld. Mijn goede vrienden in de Tanka-gemeenschap stuurden gebeden omhoog, die je slechts voor de doden gebruikt. Ze hadden meer dan half gelijk toen. Een deel van me kun je gevoeglijk afschrijven.'
  
  'Will.' Tatiana's warme en tedere hand lag op de knie van de oude man. 'Nee, alsjeblieft.'
  
  'Nee, schat,' zei hij met een berustende, zelfs kalme glimlach. 'Dit wat Nick en ik hebben ontdekt met jouw hulp, heb ik het gevoel dat dit wellicht mijn laatste karwei wordt. Nou, als ik het goed doe, niets zou me gelukkiger maken dan te bezwijken tijdens mijn werk, hier in het Zeemansparadijs.' Zijn hand bedekte die van haar. Hij glimlachte ons allebei toe. 'En als het ons op de koop toe nog lukt dit karwei te klaren ...' Zijn glimlach werd breder. De oude, vrolijke schittering was weer in zijn ogen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  We namen nog een slaapmutsje op het geluk en toen maakte Tatiana een bed voor me op in Japanse stijl, op de matten bij de kombuis. Ze kuste me goedenacht en verdween naar haar eigen, kleine hut naast die van Will. Toen er een uur of zo voorbij was gegaan, stapte ze naast me in bed, helemaal warm en zacht en naakt met verward haar, kroop dicht tegen me aan en alles werd weer heel gezellig. Vele, eenzame maanden waren er voorbijgegaan sinds ze haar laatste man had gehad en ze had wat vertroosting nodig, zoals vrouwen dat kunnen hebben. En natuurlijk, ik had niet zo veel overredingskracht nodig, kapotte ribben of niet. Maar toen, toen ze weggleed in een rustige slaap naast mij, was ik zelf te opgewonden, hoe moe ik ook was, om gemakkelijk in te slapen. Ik had ontzettend veel zin in een sigaret. Ik ging op mijn rug liggen en liet de boot vriendelijk onder me schommelen, terwijl ik nadacht over een heleboel gebeurtenissen van de laatste twee, onmogelijke drukke, dagen en over een paar vragen waarop ik het antwoord nog niet kende en die ik toch niet kon negeren. Bij voorbeeld:
  
  Drie wedijveraars voor die lading? Wie waren dat allemaal? Ik wist zelfs niet wie die twee Israëli's waren, behalve dat ik hen kende als een stelletje ijskoude, bloeddorstige hufters. Maar wat wilden zij? Waren het misschien dan afvalligen, die werkten voor OPEC-mensen of een van de Arabische bloklanden? Een soort van vrije agenten? Ik wist wel beter dan ze te houden voor officiële Israëlische geheimagenten. Met een paar van die lieden had ik eerder gewerkt en dit leek helemaal niet op hun stijl, maar ik was er toch niet zo zeker van.
  
  Huurmoordenaars? Niet waarschijnlijk. Onbekende grootheden, agenten van de een of andere vreemde natie die we nog niet in de smiezen hadden? Mogelijk. Maar zonder mijn geest voor die mogelijkheid te sluiten, was ik bereid te gokken dat we hier te maken hadden met het type van de toegewijde terrorist, die werkte voor God mag weten wie - maar net zozeer voor de kick bezig als wat ook. Hoe dan ook, ze zagen er uit als betaalde beroeps... maar dan had je die vreemde zaak van die versiering op Meyers lichaam.
  
  Maar nu: wie waren die andere twee strijders? Ik moest eraan denken Will morgenochtend uit te horen. Hij had die geheimzinnige Mr. Komarow genoemd en dat had tevens een lampje bij hem doen branden. Wie mocht dat zijn? Iemand die pas kort geleden bij de plaatselijke KGB-eenheid was aangesteld? Te kort geleden om al voor te komen op de lijsten van Washington dc? Ik achtte Will er zeer wel toe in staat meer te weten van de structuur van de geheime dienstzaken hier dan David Hawk. Vooral omdat Hawk zijn informatie grotendeels kreeg van mensen als Basil Morse. Ik beloofde mezelf morgenochtend eens een kijkje te nemen in Wills mentale archief over die Russische heer.
  
  En dan had je nog die derde partij die Will had genoemd. Geen van tweeën wisten we er iets van. Ik had alleen maar Wills ingeving hierin en ik kon daar maar beter van uit gaan, omdat Wills ingeving voortkwam uit het feit dat de huidige gang van zaken niet klopte als er maar twee partijen waren. Ik viel in slaap, terwijl ik mezelf beloofde morgenochtend eens een lang gesprek met Will hierover te hebben ...
  
  
  
  Maar het liep anders.
  
  Toen ik wakker werd, waren zij allebei vertrokken. Op het mededelingenbord naast de kombuis, vastgeprikt naast Tatiana's boodschappenlijstje, waren twee briefjes. Ik haalde ze eraf en las ze.
  
  
  
  Lieve mensen,
  
  De bootwerkers hier staan gelijk op met die verrekte vogels. Ik kan het zelf maar beter ook doen, wil ik nog iets uit hen krijgen. Tatiana: wees ondertussen zo goed om alle walserijen in de verre omtrek te bellen en te vragen of er in de laatste twee weken misschien een contract is afgesloten om een vrachtschip aan repen te snijden en tot schroot te verwerken. Kom dan naar me toe, naar dat kleine visrestaurantje bij de oceaanhaven. Ik ben daar om elf uur. Nick: ga weer naar Meyers kantoor en maak het werk af waarmee je gisteren was begonnen en waarin je werd gestoord. We hebben een kijkje in dat hele archief nodig. Maar ik vraag je bijzondere belangstelling voor de archieven onder de letters G en K. Ook voor de chronologische archieven over de laatste twee maanden, als Meyer zijn zaakjes op die manier ook bijhield. Als je kunt, gap dan het hele zootje mee. Bel me dan rond twaalf uur op H-643219. Je zal tot die tijd wel beziggehouden worden door die archieven. Bij God, ik amuseer me prima.
  
  Will
  
  
  
  Ik wist wat hij bedoelde. Ook ik begon het nu bijna leuk te vinden, voor het eerst deze reis, door die paar aanwijzingen die we hadden en de kleine kans dat we met een paar uur misschien ergens kwamen. Ik las het briefje nogmaals. Ja, of ze hadden de lading ergens gelost en de boot tot schroot verwerkt, of ze hadden hem weer de zee op gestuurd, onder een andere vlag, een andere naam en andere papieren. Het hing ervan af of de bondgenoten van de generaal de overdracht al hadden gepleegd of niet. Als het niet was gebeurd, dan was het heel slim van hen om hem te smeren. En wat was die kwestie van de archieven over G en K? K kon Komarow zijn, maar wie was die G?
  
  Tatiana's briefje was korter.
  
  
  
  Nick lieveling,
  
  Het was moeilijk vanmorgen om van je weg te gaan. Ik kan nauwelijks tot vanavond wachten. Wees voorzichtig ...
  
  T.
  
  
  
  Ik keek om me heen. Geen telefoon op de boot. Ze was naar de wal gegaan om haar telefoontjes te plegen. Ik kreeg plotseling een ingeving en stak mijn hoofd naar buiten, me afvragend wat ze voor mij hadden achtergelaten om naar de wal te komen. Maar daar lag een platte roeiboot vastgemaakt tegen de zijkant van de jonk. Ik kleedde me aan, maakte wat koffie en ging toen naar buiten om een begin te maken met de dingen van die dag.
  
  Het was een prachtige, heldere ochtend - zo een die je altijd hoopt te krijgen als je steden als Hongkong komt binnen varen, met zijn steile bergen die wegvallen in het rijke blauw van de zee. Als er problemen bestonden in de kroonkolonie - armoede, misdaad, de dreiging van Rood-China - dan wilde je daar niet van weten als je de pure schoonheid van de omgeving in je opnam. Terwijl ik langzaam voortroeide door de reeksen steigers en aanlegplaatsen kreeg ik alle tijd om om me heen te kijken en te genieten van die paar vreemde en intrigerende uitzichten op en geluiden van die watergemeenschap.
  
  Ik voelde iets van spijt dat ik Tatiana niet naast me had, die me over alles vertelde, of Will, die me lange zeemansverhalen opdiste over het eiland en het Zeemansparadijs. Maar zoals het was, was het een heerlijke ambiance van een heldere ochtend en het bracht me, beetje bij beetje, in een prettige stemming, al lang voor ik het bootje aanlegde en aan wal stapte.
  
  Maar, er bestaat slechts één allesoverheersende vuistregel in welke oorlogvoering ook, koud en warm, open of geheim, en die luidt: blijf op je hoede.
  
  Dus toen mijn taxi door het dichte verkeer van de ochtend naar Nathan Road 68-72 tufte, haalde ik Wilhelmina te voorschijn, demonteerde haar en keek haar na. Ze zat vol troep van de plaats waar de een of andere idioot haar had laten vallen en toen niet had schoongemaakt en ik beloofde mezelf haar, bij de eerste gelegenheid die zich voordeed, een top-schoonmaakbeurt te geven en te oliën. Ondertussen peuterde ik haar voldoende schoon met een oud zakmes - het zou zonde zijn geweest hiervoor Hugo's delicate lemmet te gebruiken - en tegen de tijd dat ik klaar was en die ouwe trut weer terugstopte, was ze in ieder geval in bruikbare conditie. Ze zou schieten. Schoon zou ze beter schieten, maar nu wist ik in ieder geval in hoeverre ik haar kon vertrouwen en ik voelde me er een heleboel beter door.
  
  Dit zat de chauffeur helemaal niet lekker. De eerste keer dat hij achterom keek en me, grijnzend en fluitend, een 9mm Luger zag oliën, raakte hij een beetje van streek. Bijna raakten we een smeris, maar ten slotte toch bereikten we Nathan Road en reden we langs het Fortuna Hotel Tsim Sja Tsui binnen.
  
  Ik had die voordeur al een keer eerder gekraakt en kon het nu in mijn slaap. Ondanks het heen en weer geloop op Meyers verdieping besloot ik gewoon erheen te wandelen en mezelf binnen te laten als één van de familie. Vol zelfvertrouwen liep ik naar de deur. Een secretaresse van een aangrenzend kantoor liep langs, toen ik in mijn zak zat te rommelen. Maar toen ze weer voorbij was, schoof ik mijn creditcard naar binnen, lichtte de grendel op en stapte de kamer binnen.
  
  Soms ben je niet zo gevoelig voor vibraties, soms wel. Die dag was ik het wel. Het moment dat ik naar binnen stapte, voelde ik dat er iets verkeerd was. Vraag me niet wat het was. Het was gewoon een spanning in die ruimte die je met een mes kon snijden. Achterin, buiten het raam, klonk een geluid. Ik rende naar het raam en keek naar buiten, Wilhelmina gereed in mijn hand. Beneden, in de steeg, rende de grote Israëli - Zvy - de hoek om. Ik hoorde de motor van de Jaguar aanslaan en wegscheuren. Sjimon zat nu waarschijnlijk achter het stuur. Waarom had ik hem, verdomme, niet op straat opgemerkt?
  
  Ik hoorde een geluid bij mijn voeten.
  
  Ik keek naar beneden. Daar lag een man. Zijn handen waren tegen zijn hals gedrukt, maar het zou weinig meer helpen. Terwijl ik keek, gutste het bloed uit een gapende wond, waar iemand een vlijmscherp mes had gebruikt.
  
  Hij kon niet spreken. Zijn stembanden waren doorgesneden. Hij was stervende, op een verschrikkelijke manier, en lag in een poel donker bloed. Ik zag dat zijn broekriem en gulp waren losgemaakt - en ze zaten onder het bloed. Zijn moordenaars hadden hun signatuur achtergelaten: een ster, in diepe, rode krassen.
  
  Ik kende hem.
  
  Ik boog me over hem heen en probeerde te luisteren, probeerde op te vangen welk wanhopig bericht hij me wilde geven. Mijn hoofd duizelde. Mijn hart sloeg snel. Mijn hand kneep in Wilhelmina's gekerfde greep alsof ik het donkere wapen in tweeën wilde breken. Hij kon niet spreken. Zijn handen trilden in paniek. Hij wist dat hij stervende was. De paniek groeide. Een hand klauwde zich tegen zijn hals. De andere tekende een enkele letter in de lucht, met een beweging alsof hij nog meer wilde schrijven.
  
  Toen viel hij terug.
  
  Ik kwam weer rechtop en ging langzaam zitten op de met bloed bevlekte mat, zonder werkelijk ergens naar te kijken. Mijn ogen bleven op kleine details. Een bloedvlekje op mijn broek, nog van gisteravond. Het pistool van de dode man, verderop in het vertrek op de vloer. Zijn niets ziende ogen. Het geronnen bloed op zijn hals. Het geronnen bloed in zijn kruis ... ik keek een andere kant op.
  
  Ten slotte kwamen mijn ogen weer in focus en vermoeid kwam ik overeind. Mijn ribben deden pijn en ik voelde me als een oude man, verslagen en lam. Ik leunde tegen de archiefkast en probeerde alles weer op zijn plaats te krijgen, maar ik had nog niets op zijn plaats toen ik probeerde te praten tegen de dode man. Mijn stem kwam naar buiten als het trillende gekwaak van een oude man.
  
  'Fred,' zei ik. 'Dit zet ik iemand betaald. Dat beloof ik je. De hemel sta me bij dat ik het doe. Niet alleen gaat iemand het krijgen en pijnlijk, maar hij zal me smeken het niet te doen. En als hij klaar is met smeken, dan krijgt hij het toch van mij. Let maar op, makker.'
  
  Fred, Godverdomme ...
  
  Fred, waarom moest jij je ermee bemoeien? Waarom stuurde je niet gewoon een van je mindere agenten, zoals Basil Morse gedaan zou hebben? Waarom moet je zelf altijd de zware jongens te pakken nemen, jij krankzinnige klootzak? Waarom kon je niet voorzichtig zijn, zoals je baas? Waarom was je niet gewoon laf...
  
  Na een tijdje ging ik aan het werk. Maar de archiefkast was doorzocht - en de dingen die ontbraken, waren precies de dingen die Will me vroeg te controleren. Ik vloekte er een tijdje nutteloos over en zette me er toen aan om uit te zoeken wat ervan was overgebleven. Ik wist niet zeker waarnaar ik op zoek was, buiten het meest voor de hand liggende.
  
  Na een tijdje sloot ik de archiefkast, liep naar het raam, ging zitten en keek naar buiten.
  
  Een 'G', dat was alles wat ik wist. Buiten het feit dat de K de andere letter van het archief was geweest die Will me had
  
  genoemd, wist ik niets van die laatste, wanhopige boodschap die Fred me had willen geven.
  
  Behalve dat het een schuine G was geweest en er beslist een andere letter achteraan kwam, in een lange opgaande haal. G-I misschien? G-L? Ik vroeg me af of Will het zou weten - Will die zo ongeveer met alles wat er in Hongkong gebeurde iets te maken scheen te hebben. Toen ging de telefoon.
  
  Ik bevroor.
  
  Ik keek op mijn horloge. Half twaalf, op een paar minuten na.
  
  Ik pakte de hoorn op. 'Hallo,' zei ik.
  
  'Nick? Will hier.'
  
  'Will? Wat ben je...'
  
  'Ik heb niet veel tijd om te praten, Nick. Tatiana is bij me. We schijnen precies midden in de schijttroep beland te zijn, makker.'
  
  'Waar zitje?'
  
  Hij gaf me een adres in Wansjai, aan de overkant van de zeeëngte. Natuurlijk, natuurlijk. Het nummer dat hij me gevraagd had te draaien om twaalf uur, had de code van het Hongkong-eiland. 'En kijk, Nick, je dodelijke vriendjes zijn hier ...'
  
  'Wie?'
  
  'De Israëli's. Zij...'
  
  'Maar dat is onmogelijk. Ik... ze hebben net Fredericks vermoord. Hier. Ik kwam net te laat. Ik zag de grootste van de twee er vandoor gaan. Ze kunnen onmogelijk zo snel overgestoken zijn en nu bij jou zitten. Niet per pont, niet per helikopter, op geen enkele manier ... '
  
  'Nou, wie het ook zijn, ze hebben ons ingesloten. We zitten in een kantoor van een pakhuis, Nick. Daar waar de lading naar toe zou gaan. Ik heb het zaakje gebarricadeerd, maar ik denk dat ze er met een paar minuten doorheen gebroken zijn. Ziet ernaar uit dat ik gelijk had. Er zijn drie groepen. Als maar... '
  
  'Will,' zei ik. 'Je zei: waar het naar toe zou gaan. Is het daar dan niet?'
  
  'Nee, het werd onderschept - gekaapt op zee, voor zover ik weet. Bestemming onbekend. Maar ik vermoed Europa, Nick. Europa of het Midden-Oosten. Misschien ergens op de Middellandse Zee. Ik ... nee, Tatiana, weg van die deur! Nee, schat... Nick, waar was ik? O, ja ... eh ... nou, ik denk niet dat het nog lang zal duren, Nick. Alsjeblieft, neem contact op met David. Zoek dit helemaal uit. Dit is iets groots. Ik weet het zeker - groter dan welk ander gewoon wapentransport ook. Er is een nieuwe factor bijgekomen ... bij... nee... '
  
  'Will,' zei ik. 'Will, blijf aan de lijn.'
  
  'O, God ... o, God, mijn hoofd ... o, God, niet nu... niet n-
  
  n-n ... ' De zinnig pratende stem ging over in een laag gejammer. Er klonk een luide knal in mijn oor. Dan weer één. Er klonk de schrille kreet van een vrouw. Nog meer schoten. Zes, acht. Ik weet niet zeker hoeveel. Na een tijdje legde iemand de hoorn terug op de haak.
  
  Na een tijdje legde ik mijn eigen hoorn ook neer.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  
  
  Ik belde Basil Morse.
  
  'Basil? Nick Carter. Ik...'
  
  'Oh, Carter. Ik vroeg me al af wanneer ik verdomme iets van je zou horen.'
  
  'Basil,' zei ik. 'Ik zit op Meyers kantoor. Ik denk dat je beter hierheen kan komen om een kijkje te nemen.'
  
  'Meyers ...' Zijn stem klonk verveeld, nasaal, intolerant. 'Waar is dat, verdomme?'
  
  'Nathan Road 68-72. Je kunt beter voortmaken. Er is hier een moord gepleegd en deze zal een aardige beerput opentrekken in die geheime dienst van jou.'
  
  'Moord? Kijk eens, Carter, als jij hem hebt gedood ... '
  
  'Niet ik, het is ... Kijk, Basil. De smerissen zullen niet al te ver van me vandaan zijn. Ik zit hier net. Jij zal hier ook wel een kijkje willen nemen voor zij arriveren. Die smerissen zullen wel beslag leggen op de archiefkast van die snuiter zodra ze hier zijn. Jij zal die eerst wel willen zien. Kijk, Basil...'
  
  'Rustig aan, Carter. Ik kan kop noch staart herkennen in dat verhaal van jou . .. '
  
  'Basil, ik heb gezien wie het op zijn geweten heeft. Het zijn dezelfde mensen die Meyer uit de weg hebben geruimd. En ze deden het op dezelfde manier, met hetzelfde handelsmerk. Ik wil een beschrijving van die twee in elke gezantschapstas die we hebben. Vroeg of laat zullen die gasten weer ergens te voorschijn komen, daar kun je donder op zeggen.'
  
  'Ja, maar ...'
  
  'Geloof me op mijn woord. Jij wilt een kijkje nemen in die archieven. Ik zal je laten zien hoe. Je begint bij de A. Dat is de bovenste la. Dan probeer je de B ... '
  
  'O, verrek, 68-72 zei je? Nathan Road?'
  
  'Ja, en schiet een beetje op. Ik heb geen enkel idee of die gasten niet eerst de politie hebben gewaarschuwd. Niet dat ik een idee heb waarom ze dat zouden doen, maar ik neem geen enkel risico. Dus, sla je benen maar eens uit.'
  
  'Goed,' zei de verstopte neusstem. 'Eh ... twintig minuten.'
  
  'Maak er vijftien van.'
  
  'Okee.'
  
  'Hé, hang nog niet op.'
  
  'O?'
  
  'Je hebt vast een mannetje in Victoria zitten. Bij voorkeur iemand in Wansjai, of zo dicht mogelijk in de buurt.'
  
  'Ja, ik...'
  
  'Neem contact met hem op. Onmiddellijk. Heb je dat? Stuur hem naar dit adres.' Ik gaf hem het adres dat Will me had gegeven. 'En snel. En tot de tanden gewapend, Er zitten daar een paar vrienden van me en ze zijn een hinderlaag binnengelopen. Ik weet nog niet helemaal zeker wie die val heeft opgezet. Ik heb net een telefoontje van ze gekregen. Misschien zijn we te laat. Maar voor het geval dat er nog een kans is, hoe klein ook... '
  
  'Goed, ik begin er meteen aan.'
  
  'Doe dat.' Ik hing op.
  
  Toen ging ik weer zitten en probeerde niet naar Fred te kijken. Hij stierf met het laatste bloed dat uit zijn hals was gevloeid, bijna zoals Meyer. Er waren al zoveel mensen gestorven, in zo weinig tijd. En waarvoor? Een wapenzending, waarmee iemand hen te vlug af was geweest?
  
  Ik probeerde niet aan Will te denken. Ik wist gewoon wat er was gebeurd. Hij was klaar voor hen geweest, zo klaar als iemand maar kon zijn - en die duivelse, oude lefgozer die hij was, hij had zich bijna verheugd op de eerste die door die deur naar binnen kwam. Toen had die pijn in zijn hoofd weer toegeslagen, net toen hij het het minst kon gebruiken. Net toen ...
  
  Ik huiverde. En Tatiana? Zou ze hem lang overleven? Ik betwijfelde het. Niet nadat ze die koengfoe-gasten van Temple Street achter haar aan hadden gestuurd.
  
  Nee, ze zouden haar niet in leven laten, om dat kleine beetje dat ze wist na te vertellen.
  
  Ik schudde mijn hoofd in een poging het weer helder te krijgen. Ik had nu een volledige helderheid van honderd procent nodig, om het allemaal in me op te nemen, te rangschikken, te ordenen en het weg te bergen, zodat ik het nooit meer zou kunnen vergeten. Ik wilde het kristalhelder in mijn geest hebben, voor de toekomst.
  
  Eens, ergens, zou ik het allemaal samen kunnen brengen en ik zou er gebruik van maken. En als ik dat deed, zou de bijl vallen voor iemand. En hard.
  
  Ik beloofde mezelf veel. Voor allemaal.
  
  Ik zat nog steeds over al deze dingen na te denken, toen Basil Morse verscheen, weer een paar minuten te laat. Maar ik merkte op dat hij niet bijzonder gehaast scheen. Ik werd niet kwaad. Ik had zelfs niet verwacht dat hij ook maar enigszins haast voor me zou betrachten.
  
  Ik noteerde het.
  
  Hij wandelde binnen, keek naar de grond en zei: 'Lieve Heer.' Snel keek hij een andere kant op. Ik was er niet zeker van of hij de man op de vloer had herkend of niet. Ook dat sloeg ik op in mijn geheugen. 'Je ... je hebt geen vingerafdrukken van jezelf achtergelaten?' vroeg hij.
  
  'Nee,' zei ik. Ik wist niet of ik loog of niet. Het kon me geen reet schelen. Het kon me geen ene moer schelen of er iemand een bord in de hoogte zou steken met Nick Carter was vandaag hier in dit vertrek. Ik voelde me oud, moe en gammel en voorlopig had ik van Hongkong wel genoeg gezien. 'Daar staat de archiefkast,' zei ik. 'Ik heb hem doorzocht, maar ik zocht naar mijn eigen dingen. Je weet wel, mijn eigen stokpaardje. Misschien zitten daar dingen in die jou aangaan en mij niet.'
  
  Hij deed geen poging het te onderzoeken. Hij staarde naar de muur en beet op zijn lip.
  
  'Basil,' zei ik. 'Wat sta je daar verdomme te doen?'
  
  'O, ik ... dacht na. Jij... nou niets dat jou aanging.'
  
  Ik vroeg me af wat hij op dit ogenblik had kunnen bedenken en wat me niet aanging. 'Basil,' zei ik. 'Heb je een mannetje naar dat adres gestuurd dat ik je heb gegeven?'
  
  'Adr... ? O ja, Griffin. Hij zei dat hij er langs zou gaan op weg naar...'
  
  'Langsgaan? Langsgaan? Godverdomme, Basil, jij ...'
  
  'Nou, hij zat in Aberdeen en het kostte hem wel even om naar Victoria te komen, maar ik vroeg hem of hij ...'
  
  'Vroeg hem? Had je niemand anders die dichter in de buurt zat?'
  
  'Nou, ja. Kennedy. Maar hij was bezig met een werkje voor de baas en ik kon niet zo goed ...'
  
  'Kijk,' zei ik. Ik kwam weer overeind en duwde me weg van de muur waartegen ik had staan leunen. Of mijn ribben deden geen pijn meer, of ik kon helemaal geen pijn meer voelen. Achterin mijn keel trok iets samen. Het was duidelijk te horen toen ik zei: 'Godverdomme, Basil. Ik zei snel'. Het was een zaak van leven of dood. En er was helemaal geen ... '
  
  'Carter, er bestaat nog zo iets als werkwijze. Jullie huis-aan-huis verkopers schijnen zo iets niet te hebben, maar wij thuisblijvers die al het werk moeten doen ... '
  
  Ik ging zitten en keek hem woedend aan. Mijn slapen stonden op barsten.
  
  'Die stomme Fredericks. God, wat een smerige... O, die verrekte idioot. Wat stom van hem. Wat stom om hier zomaar binnen te komen vallen. Nou, zo zijn de Engelsen altijd. Hoe zij ooit aan de naam gekomen zijn een goed inlichtingenapparaat te hebben, zal ik wel nooit weten. Ik vraag me af wat hij, verdomme, dacht te vinden ... '
  
  Ik ging staan. Mijn handpalmen waren vochtig, mijn hoofd duizelde. 'Nou, knul, dat zoek je allemaal zelf maar uit. Ik ... '
  
  'Wat? Wat is dat?'
  
  'Jij kunt die hele kolere bende van me krijgen. Je kunt alles van me krijgen wat er hier in Hongkong gebeurt. Ik ga terug naar Washington.'
  
  'Terug naar ... waar heb je het over? Je gaat nergens heen. Jij bent bij mij ingedeeld. Jij gaat pas weg als ik het je zeg ... '
  
  Ik sloeg hem.
  
  Het was de kampioenstreffer die een einde maakte aan alle kampioenstreffers. Op het moment dat ik ging slaan, wist ik dat hij raak zou zijn. Het gevoel was goed. Op het moment dat ik uithaalde, wist ik dat ik die aristocratische kin van Basil Morse zou raken met een maximum aan kracht. En ik wist, dat hij, op het moment dat ik hem raakte op dat gevoelige puntje van hem, uit zou gaan als een nachtkaars. En dat gebeurde, precies zoals ik had gedacht. Op weg naar de grond stootte hij een lamp en een stoel om. Welterusten, Basil.
  
  Een ogenblik bleef ik over mijn knokkels wrijven. Het was niet genoeg. Ik wilde hem vermoorden. Ik wilde zijn botten breken. En toen wilde ik hem uit het raam gooien, het zaakje hier in de fik steken en dan de voordeur uitlopen en de eerste drie mensen die ik tegenkwam neerschieten.
  
  Die ellendige klootzak. Misschien was er maar een fractie van een uiterst minieme kans dat iemand op tijd was gekomen om Will en Tatiana te helpen. Maar dat was voordat Basil op eigen houtje de prioriteiten anders stelde, omwille van het internationale protocol. Kon de juiste gang van zaken niet verstoren. Kon de baas niet derangeren ...
  
  Will, Tatiana.
  
  Fred. Jezus, Fred. Het was zelfs zijn zaak niet. Hij had alleen maar lont geroken, was afgegaan op dat beetje dat ik hem had verteld en was zelf op onderzoek uit gegaan. Ik had Tatiana genoemd. Zij was gesignaleerd met Meyer. Hij had geïnformeerd en was erachter gekomen dat Meyer niet was teruggekomen in de stad, hoewel hij toch werd verwacht. Hij had het kantooradres opgezocht en had hier ingebroken. Precies zoals ik het daarvoor had gedaan ...
  
  Ik ging zitten. Ik haalde Wilhelmina te voorschijn en liet een kogel in haar kamer springen. Mijn handen waren rustig toen ik ernaar keek.
  
  Ze hadden me aardig te pakken gekregen hier in het Verre Oosten, op deze reis - eerst in Saigon en nu in Hongkong.
  
  Ik was het beu.
  
  Ik wilde wat antwoorden krijgen en ik zou die niet krijgen door dit stomme spelletje, waarin ik verzeild was geraakt, verder mee te spelen. Ik moest terug naar Washington en uitzoeken wat er, verdomme, was gebeurd met David Hawk en praten met een paar mensen die me konden helpen de stukjes van deze verwarrende legpuzzel in elkaar te passen. En als dat gebeurde ...
  
  En als dat gebeurd was, zou ik een aantal feestjes verstoren. Ik zou al die bloeddorstige klootzakken voorgoed onschadelijk maken, dat beloofde ik mezelf. Ik wist niet hoe, maar ik wist wel wat ik ging doen. Ik voelde me gekwetst en afgeleefd, bezweet en uiterst ellendig. Maar nu ik een besluit had genomen over alles, voelde ik me iets beter.
  
  Ondertussen had ik nog één ding te doen, voor ik in staat zou zijn met een schoon geweten uit de stad te vertrekken.
  
  Ik keek op mijn horloge. Twaalf uur. Will had me gezegd hem om twaalf uur te bellen.
  
  Ik draaide het nummer dat hij me had gegeven, het nummer op Hongkong-eiland.
  
  Na drie keer overgaan werd er opgenomen. 'Ja?'
  
  'Nick Carter hier.' Ik liet de naam in de lucht hangen.
  
  'Carter?' zei de stem. 'Ja, ik denk dat ik over u heb gehoord. Wat kan ik voor u doen, Mr. Carter?' Ergens had die stem een bekende klank.
  
  'Niets. Waar zijn mijn vrienden?'
  
  'U weet al waar uw vrienden zijn.'
  
  'Ja, ik denk het wel.' Mijn keel zat weer dicht. 'Aan de andere kant, je hebt die lading niet gekregen, wel?'
  
  'Lading?'
  
  'Het wapentransport. Laten we geen spelletjes spelen. Het is nu weer op zee, niet?'
  
  'Eh ... misschien. Misschien niet. Je ... eh ... vrienden waren zo vriendelijk het ons te vertellen 'Hij kon niet spreken. Hij kon zelfs niet denken op het moment dat jullie die deur binnenkwamen. En zij wist het niet. Jij tast evenzeer in het duister als ik en jij wilt het niet toegeven.' Ik haalde diep adem. 'Wat ik wil weten is, stierven ze snel?'
  
  'Snel? Nou, ja, ik denk het wel. Ik ... '
  
  'Goed.' Er zat een brok in mijn keel, die ik verder negeerde. 'Dat betekent, dat als ik je te pakken krijg, ik je snel dood. Menselijk. Je zal het nauwelijks merken als ik je te pakken neem. Maar ik krijg je te pakken. Vroeg of laat. Daar kun je op rekenen.'
  
  'Je weet niet wie ik ben.'
  
  'Ja, dat weet ik wel. Ik weet alleen niet voor wie je werkt of hoe je heet of wat je doet. En ik ben pas klaar om je te doden, als ik alle nodige informatie heb om jouw scheepje te laten zinken en je hele operatie naar God te jagen. Maar dan, makker, kijk uit.'
  
  'Ik luister. Ik wacht.'
  
  'Ja? Nou, schiet daar maar geen wortel. Ik heb alle tijd. Maar ik pak je. Let maar op.'
  
  'Mr. Carter, je...'
  
  'Tot ziens,' zei ik.
  
  Ik hing op. Toen keek ik enige tijd naar de muren, terwijl ik alle schulden bij elkaar optelde, die ik door dit korte reisje in te lossen had gekregen. En toen keek ik naar Fred en begon me weer misselijk en kwaad te voelen. Ik genas ogenblikkelijk het gevoel van misselijkheid door op Basil neer te kijken. Ik bleef kwaad.
  
  Zwaar liet ik mijn adem ontsnappen; ik had me niet gerealiseerd die al die tijd ingehouden te hebben. 'Basil, jij, vieze vuile schooier dat je bent,' zei ik. 'Ik ga je wat kreukels in die smerige schooldas van je bezorgen. Ik luis je erin. Ik ga de dingen zo arrangeren, dat je alle gelegenheid krijgt je deze dag te herinneren en je af te vragen wat er precies met je is gebeurd en wat je misschien hebt gedaan om dit te verdienen.'
  
  Ik boog me over zijn uitgestrekte lichaam. Ik pakte een slappe en levenloze hand op en doopte die, met de handpalm naar beneden, in Freds bloed. Toen veegde ik die, rood en kleverig, langs de zijkant van zijn hoofd. De rest smeerde ik op het vloerkleed bij zijn hoofd. Toen stond ik op.
  
  Ze zouden hem niet verdenken ... niet echt. Niet nadat er een degelijk Engels onderzoek was geweest. Niemand die weet hoe nauw verweven de operaties van de Amerikaanse en Engelse geheime diensten met elkaar zijn, zou zich kunnen voorstellen dat een Amerikaanse agent een Britse om zeep had geholpen. Vooral niet op het niveau waarop zij alle twee opereerden. En er zouden vragen komen. Motief. Het ontbrekende moordwapen. Het open venster achter. De mysterieuze vierde partij (ik). Nee, ze zouden hem weer laten lopen.
  
  Maar altijd zou die grappige schaduw blijven bestaan. Hij zou niet in staat zijn mij naar voren te brengen in zijn verdediging. Hij zou niet in staat zijn alles uit te leggen. En altijd zou die vreemde twijfel over hem blijven hangen. Er zouden geruchten komen achter Basil Morses rug, geruchten dat hij niet alles had verteld wat hij wist. En misschien, heel misschien, zou die komeetachtige carrière van hem ergens wat kreukels gaan vertonen, ergens onderweg naar hogere regeringsposities, naar het kabinet of naar de senaat of waar mensen uit zijn sociale milieus ook terecht mogen komen. Misschien dat hij dan ergens op een zijspoor zou worden gezet, door die misser van hem. En dan zou hij een tijdje op de blaren zitten, zoals elke arme sukkel die niet zijn achtergrond en voordelen had, en misschien - heel misschien - zou hij zich dan beginnen af te vragen waarom de zaken zo gelopen waren.
  
  Misschien zou Basil Morse, vroeg of laat, nog een keer volwassen worden. En misschien zou hij dan tot het besef komen, dat alle andere mensen op aarde niet noodzakelijkerwijze de pionnen zijn en hij en zijn soort niet noodzakelijkerwijze de spelers. Misschien. Maar ik was niet van plan daar op in te zetten.
  
  Ik nam de telefoon op en pleegde nog een paar telefoontjes. Anonieme tips voor de politie van de kroonkolonie, met net voldoende tijd erin om mij in staat te stellen weg te komen en Hongkong te verlaten voor zij arriveerden. Ik belde de politie van Kowloon en stuurde die naar Wansjai. Toen belde ik de politie van Victoria en vertelde hen van de dode mensen in Tsim Sja Tsui. Toen veegde ik de hoorn schoon. Ik vertrok via de achterdeur en liep de straat uit. Na een huizenblok bereikte ik Nathan Road en hield daar een passerende taxi aan. 'Kai Tak Airport,' zei ik. Ik ging naar huis.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  De luchthaventaxi, komend van Dulles, stopte op Connecticut Avenue, net voor de boekwinkel van Bialek.
  
  'Hé,' zei ik. 'Wat doe je nu?'
  
  'Je zei Dupont Circle,' zei de chauffeur. 'Als je van gedachten bent veranderd, hoefje het maar te zeggen. Ondertussen, terwijl jij zit te dromen, moet ik mijn brood verdienen, makker. Het kan me niet schelen om die meter te laten lopen, maar ... ' Hij liet de zin in de lucht hangen. Zijn ogen in de achteruitkijkspiegel stonden verveeld en septisch.
  
  'Neem me niet kwalijk,' zei ik. Ik had te veel dingen aan mijn hoofd gehad op de weg terug en de laatste weken had ik niet veel slaap gehad. Ik moet het er uitgeflapt hebben, Dupont Circle, macht der gewoonte. Nou, dacht ik. De ene plek is even goed als de andere. Mijn kamers waren binnen loopafstand en dit was een prima punt om te beginnen. 'Hier,' zei ik en gaf hem drie bankbiljetten. Terwijl ik uit de wagen stapte, wenste ik dat er een manier bestond om je te bukken met een paar kapotte ribben, zonder je een dinkeytoy te voelen die door een vrachtwagen was overreden.
  
  'Nick.'
  
  Dat was niet alles wat de stem zei die op me af kwam. Het was alleen maar alles wat ik uit het constante gemompel met ingebouwde storingen kon oppikken. Het rood bebaarde gezicht en het iets pafferige lijf in een kostuum dat zo gescheurd was, dat zelfs David Hawk het niet aangetrokken zou hebben, waren niet bijzonder opvallend. Maar de zwalkende loop en het constante gebabbel zou ik overal hebben herkend. Dat moest Robert Franks zijn.
  
  Nou, laten we er even naar luisteren:
  
  ... Kreeg onlangs een boodschap voor je en wie ze ook was, ze klonk interessant. Ik heb een briefje onder je deur door geschoven, na sluitingstijd in ieder geval. Ik vraag me af of zij een vriendje heeft. Zou die dame best eens willen pakken en voor een weekendje mee uitnemen, als ze nog een klein vriendinnetje heeft helemaal. Jongen. Je ziet er gammel uit vandaag. Zin om een kop koffie te pakken? Ik heb nog wel een minuutje of zo. Op weg naar Binnenlandse Zaken. Enorm gedonder over visrechten voor de Indianen. Vertel het later wel. Ik kan je beslist niet interesseren, hè?'
  
  'Zij...'
  
  'Bob,' zei ik. 'Rustig aan, eh. Wat zei je ook al weer?'
  
  'Wanneer? Eh, nou ... de Indianen willen
  
  'Nee,' zei ik. 'Dat over dat briefje dat je onder mijn deur door
  
  hebt geschoven. De deur van mijn kantoor.'
  
  'Hmmmm? O, ja. Nou, weet je. Ed Quinlan is deze maand de stad uit en ik gebruik nu zijn kantoor en telefoon ... nou, totdat ze die hebben afgesneden. Mijn operatiebasis, weet je. Als hij terugkomt heb ik een baantje 'Wie is Ed Quinlan?'
  
  'Die heeft een kantoor drie deuren verder dan die van jou. Nee, het zijn er nu twee, niet? Bijna vergeten. In ieder geval, Eds stekkie is naast de plee. Tijdschrift over Hoe houd ik bijen. Staat in ieder geval op de deur. Alleen zijn daar geen tijdschriften en de schrijfmachine doet het niet. Ik heb me zitten afvragen waar dat kantoor een dekmantel voor is. Ed verschijnt nooit op zijn werk en zijn vrouw belt de hele tijd op... nou, dat deed ze altijd en... '
  
  'Zeg Bob, luister even, wil je? Ik moet iets onderzoeken. Ik ga nu weg en bel je gauw op. Okee?'
  
  Hij glimlachte zijn scheve grijns. 'Zal je weinig baten. Die telefoonrekening heb ik ook nog niet betaald.' Maar hij wuifde me gedag op zijn hartelijke, nonchalante manier en was alweer op volle snelheid toen hij de zijstraat bereikte, in zichzelf mompelend, lippen opeen geknepen en zijn rode wenkbrauwen die op en neer bewogen.
  
  Ik kwam ook in beweging. Ik opende de deur van het oude gebouw en liep dreunend de trappen op, met een hand tegen mijn pijnlijke ribbenkast. Het zou niet de eerste keer zijn dat Bob me iets belangrijks had toegespeeld. Hij had zo zijn manier om met open oren en ogen door Washington te banjeren en ik zou er een heleboel om verwed hebben, dat hij voldoende ongeregelde informatie in dat schitterend ongeorganiseerde brein van hem heeft opgeslagen om de helft van alle hoge omes uit de omgeving te maken of te breken. Maar dit? Als hij ditmaal wist waarover hij het had ... Ik bereikte de juiste overloop, duwde de deur open en liep puffend door de gang. Ik probeerde de vierde deur.
  
  Niets. Het bordje op de deur zei JOEL EIGEN, JUWELIER.
  
  Mr. Eigen was er niet.
  
  Ik bleef een minuut staan en dacht na over wat Bob Franks had gezegd. Drie deuren verder dan die van jou. Nee, het zijn er nu twee, niet? Bijna vergeten... De vraag was: wat vergeten? Ik stapte achteruit en bekeek de deuren. Het herentoilet, het Hoe houd ik bijen geval dat hij had genoemd, de opslagkamer en het kantoor van ...
  
  Van MAYTAG CORP.: REGIONAAL VERKOOPKANTOOR . . .
  
  Ik liet mijn adem ontsnappen. Toen liep ik een deur verder en probeerde de klink.
  
  Het was vandaag geen werkdag. De deur had niet open mogen gaan.
  
  Hij ging wel open.
  
  Daar achter het bureau zat David Hawk in zijn gewone beer-in-het-nauw houding, gekleed in zijn gebruikelijke afgedragen kostuum en bijtend op een van die smerige sigaren van hem. Hij keek naar me op met ogen die noch verbazing noch irritatie bevatten. 'Nick, kom binnen,' zei hij. 'Waar ben je geweest?'
  
  Ik ging zitten, een beetje ongemakkelijk... en vertelde het hem.
  
  Hij luisterde, zo nu en dan met een enkel woord en een snauw een vraag stellend, met een pokergezicht waar Nick de Griek jaloers op zou zijn. Toen Will Lockwood ter sprake kwam, toonde hij enige verrassing. Even. Een wenkbrauw ging een millimeter omhoog, niet meer. Dat was een enorme reactie voor hem. De sigaar echter kreeg het aardig te verduren.
  
  Aan het einde van mijn verhaal realiseerde Hawk zich dat zijn sigaar het had begeven. Hij nam hem uit zijn mond, nog steeds onaangestoken, schonk hem een smerige blik en smeet hem in de prullenmand. Toen keek hij me weer aan, het pokergezicht weer op zijn plaats. 'Je weet dat er rotzooi komt,' zei hij. 'Met Morse.'
  
  'Eh ... ja, meneer,' zei ik. Ik was een verdediging aan het voorbereiden. Maar verontschuldigingen? Nee, dat nooit.
  
  Hawk loenste. 'Nou, dat is prima. Als je het niet had gedaan, had je grotere moeilijkheden gekregen, met mij. Ik had je op non-actief gesteld, omdat je je punch kwijt was geraakt.' Zijn glimlach leek voor iemand anders misschien meer op een frons, maar ik kende het verschil. 'Zoals het er nu voorstaat, zou je wel een paar weken vakantie kunnen gebruiken ... '
  
  'Hé,' zei ik. 'Nee, meneer, geen vakantie. Ik doe wel wat elastiek om mijn ribben en ik pas wel wat op, maar ik wil geen enkele dag vrij. De enige reden, dat ik terugkwam, was om meer informatie te krijgen en weer ingeschakeld te worden bij AXE en die hufters . . .'
  
  Hawk stak een brede hand in de lucht. Ik deed wat kalmer aan, zweeg toen. 'Ik zei niets over een paar weken vakantie thuis. Je gaat je in het zweet werken, maak je daar maar geen zorgen over... '
  
  Ik leunde naar achteren en ontspande iets - slechts iets.
  
  'Eigenlijk,' vervolgde Hawk, 'deed je het daar redelijk goed, Nick. Ik zou eigenlijk niet weten hoe je het beter had kunnen doen. Je...'
  
  'Het ging klote daarzo,' zei ik. 'Het is daar behoorlijk slecht gegaan. Daarom ...'
  
  Hij gebaarde me weer tot zwijgen. 'Nee, nee. Ik weet dat je daarheen bent gevlogen op een gevoelsmatige beslissing. Dat is in orde. Het was mijn fout als het iemands fout is. Het spijt me. Ik denk niet dat het ooit gebeurd zou zijn, als ik niet nog zes andere dingen aan mijn hoofd had gehad. Maar er waren hier wat complicaties. We...'
  
  'Ik was al van plan daarnaar te vragen,' zei ik. 'Wat is er gebeurd?'
  
  'Er was hier in de stad een enorm gedonder. De een of andere idioot van het Congres - we weten wie, maar het doet er weinig toe - kreeg een zootje papieren te pakken die hij niet had mogen hebben en speelde die door naar een van de kranten. We zitten nu precies midden in een enorm gevecht om te proberen de publicatie ervan te verhinderen. Misschien lukt het ons. Dit materiaal is te gevoelig, zelfs de Washington Post heeft er moeite mee om het te publiceren.' Hawk keek me hard aan. 'Ondertussen, aangezien het ook voor een fractie onze activiteiten raakt en het maar weinig scheelt of onze dekmantel wordt opgeblazen, zijn we ondergronds gegaan. Het spijt me. Ik wilde je niet aan handen en voeten binden op een netelig moment. Ik dacht eraan om helemaal een nieuw adres te nemen, maar dat zou de dingen helemaal gecompliceerd hebben gemaakt. Ik hield het er daarom op een deur verder te verhuizen.'
  
  'O,' zei ik. ik denk dat ik beter iets kan noemen.'
  
  Ik vertelde hem over Bob Franks en over het feit dat hij wist waar ik werkte, wat me had verbaasd. Ervoor hadden we elkaar alleen bij perswerk ontmoet.
  
  'Hij is in orde,' zei Hawk. 'We zijn hem nagegaan. Iemand praatte tegen hem een tijdje geleden. Hij is gewoon een van die Washington Figuren die van het ene agentschap naar het andere oversteekt. Hij had vroeger een hoge veiligheidsfactor, in de tijd tussen Korea en Vietnam. Hij was adviseur. Hij weet hoe de zaken gaan en wanneer hij zijn bek moet houden.'
  
  'O,' zei ik. Ik had moeten weten dat hij iedereen zou nagaan, voor hij introk. 'Maar... '
  
  'Maar, alles bij elkaar genomen, heb je het daar redelijk goed gedaan. Misschien dat je de film hebt verloren, maar het leidde wel tot een paar ontdekkingen. Ik zei je, dat die film onvervangbaar was, maar misschien is dat niet zo. Feitelijk is dat het, wat je onder meer gaat doen op je vakantietje.'
  
  'Ik begrijp het niet.'
  
  Hawk stak die hand weer in de hoogte. 'Allemaal op zijn tijd. In ieder geval schijnt alles goed gekomen te zijn ... '
  
  'Het is helemaal niet goed gekomen,' zei ik bitter. 'Will en Tatiana zijn dood. En Fred. En het spoor is koud. Alles waar ik van uit kan gaan is... '
  
  'Je hebt een heleboel om van uit te gaan. Je zal wel zien. En trek het je niet te erg aan. De enige manier waarop je Fred had kunnen redden, was door Zvy en Sjimon uit de weg te ruimen, de eerste keer dat je ze in het pakhuis te pakken had kunnen nemen. En hoezeer het me ook spijt om Fred te missen - hij was een goed mens en zowel wij als de Britten zullen het betreuren hem kwijt te zijn - ben ik blij dat die twee nog steeds in leven zijn. Levend kunnen ze ons misschien nog ergens brengen. Eerlijk gezegd, zij zijn een nieuwe onvolkomenheid en zodra ik klaar ben met jou, breng ik Tel Aviv op de hoogte. Zij moeten weten - als ze dat al niet doen - dat er een paar vreemde kaarten in het spel zitten.'
  
  'U weet niet wie het zijn?'
  
  'Nee, maar dat komt en dan weet jij het ook. Tegen de tijd dat we klaar zijn met deze kleine operatie, weten we alles wat we moeten weten. Inclusief wat er is gebeurd met die wapenzending en waar die naar toe is gegaan en wie, op dit moment, het plan heeft die te gaan gebruiken. En ook hoe, Nick, we het zaakje voor kunnen zijn. Nou, ik hoef je niet te vertellen hoeveel schade zoveel wapens kunnen aanrichten aan het machtsevenwicht in de wereld, of die wel of niet worden gebruikt in het Midden-Oosten ... '
  
  'Neem me niet kwalijk, meneer. Is dat de plaats waar u het einde verwacht te zien? Beslist?'
  
  'Daar was ik net aan toe. Ja, dat is een besliste mogelijkheid. En dat is zo sinds jij op de proppen kwam met je vriendjes Zvy en Sjimon. Er is nog een andere mogelijkheid, een ander vaatje buskruit dat wacht op die vonk die alles tot ontbranding brengt -en een heel verrekte scheepslading wapens die ergens in de verkoop wordt gegooid, kan wel eens net die vonk zijn waar we het over hebben.'
  
  'En waar is dat?'
  
  'Angola. Nu Portugal zich teruggetrokken heeft, kunnen we een volgend Kongo verwachten, helemaal van voren af aan. En ditmaal, als onze informatie juist is, met aan een kant van het conflict allemaal Russische vingerafdrukken - en tevens een soort van tussenkomst van Cuba.'
  
  'Maar... waarom Angola?'
  
  'Waarom de Russen? Nou, we staan aan de rand van een nieuw koloniaal tijdperk in zuidelijk Afrika. Alleen noemt nu meer dan
  
  de helft van de wereld - bijna driekwart van de vn - het kolonialisme van de Russen "zelfbeschikkingsrecht".'
  
  'Zwart is wit, eh? Oorlog is vrede, vrijheid is slavernij, onwetendheid is kracht?' zei ik, 1984 citerend.
  
  'Jij begrijpt het. En Angola neemt een aardige positie in, in het nieuwe olie-georiënteerde, geopolitieke beeld, Nick. Het is een mooie plek voor guerrilla-aanvallen op Zuid-Afrika en voor een eventuele invasie van de Kaap. En onze vriendschap met de Boeren mag dat ietwat gespannen zijn, het blijven onze bondgenoten. Nou, je ziet het probleem... '
  
  'Goed,' zei ik. 'Ondertussen ... '
  
  'Ondertussen ga je aan het werk op de tussenpersonen in onze speculatieve wapenhandel die er op dit moment gaande is... '
  
  'Tussenpersonen?' vroeg ik. 'U bedoelt die twee Israëli's? Of die gasten waar Will achteraan zat?'
  
  'Will...' Hawk zuchtte. De zijkanten van zijn mond trokken naar beneden. 'Ik voel me er ook niet zo prettig onder. Ik... nou, hij vertelde het je. We waren vroeger goed bevriend met elkaar. Ik dacht dat hij dood was.'
  
  'Ja,' zei ik. 'Hij wilde het zo houden. Hij was een echte agent.' Ik wilde niet praten over Will of Tatiana. Ik wilde niet aan ze denken. Niet voor dit alles voorbij was. 'In ieder geval... '
  
  'In ieder geval,' zei David Hawk, mijn stemming voelend, 'zijn het niet Zvy en Sjimon waar je achteraan gaat. Jij vergat die ontzettend belangrijke naam, Nick.' Hij besloot zijn sigaar aan te steken. Toen hij hem brandende had en wolken rook de lucht in blies, ging hij verder. 'Komarow,' zei hij.
  
  'Dat wilde ik al vragen. Wie is die Komarow?'
  
  'Als ik het je meteen had verteld ... Maar, geeft niet. Gedane zaken en zo. Hier. Ik heb het dossier al doorgenomen, toen jij weg was. Lees het, slaap wat en kom morgen terug. Goed?'
  
  Hij overhandigde me een dossier met één hand en stuurde me weg met de andere.
  
  'En graaf in je kleerkast naar wat ze dit jaar op het strand dragen. Als ze dit jaar tenminste nog iets dragen.'
  
  'Strand?' zei ik. 'Waar?' Ik had nog steeds niet naar het dossier gekeken. 'Odessa? De badplaatsen aan de Zwarte Zee? Sebastopol?'
  
  'Zo fantastisch is het niet. De Middellandse Zee, de Adriatische, de Egeïsche.' Hawk huiverde. Hij haatte reizen. Hij keek weer naar me op, zijn frons was nu bijna echt. 'Verdomme, Carter, ben je nog niet weg?'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 16
  
  
  -
  
  Ik deed wat Hawk me had gezegd. En de volgende dag, toen ik die verwaarloosde deur binnenliep en ging zitten, overhandigde ik hem het dossier met een air van beslistheid.
  
  Ik had het niet meer nodig. Ik had het in mijn geheugen opgeslagen.
  
  'Ik kan het bijna niet geloven,' zei ik. Hawk was verdiept in een rapport en besteedde geen enkele aandacht aan mij. Af en toe nam hij een teugje van een papieren bekertje met koffie, koffie die zwarter leek dan zijn eigen sigaren en sterker dan King Kong.
  
  Ten slotte keek hij op. 'O, o ja, Nick. Prettig je weer te zien. Het dossier gelezen?'
  
  'Ja, meneer, gelezen, verteerd en opgeslagen. Maar ik kan het nauwelijks geloven.'
  
  'Hmmmm. Waarom?'
  
  'Komarow. Ik bedoel, hoe kon hij zo iets groots... en zoveel moeilijkheden veroorzaken ... zonder dat iemand daarvan op de hoogte was?'
  
  'Je hebt het mis, weet je,' zei Hawk, zich omdraaiend om mij aan te kijken.
  
  'Mis?'
  
  'Komarow veroorzaakt geen moeilijkheden. Hij maakt ze alleen maar mogelijk. Hij begint geen oorlog, hij verkoopt alleen maar wapens aan beide partijen. En dat wel op zo'n grote schaal, dat het bijna onmogelijk is voor iemand met een beetje oorlogszuchtige neigingen om niet het een of ander conflict te beginnen.'
  
  'Hij kiest ook partij. Guatemala, Chili, de generaalscoup in Griekenland ... '
  
  'Jazeker. Je zal merken dat hij aan het einde altijd vroeg of Iaat partij kiest. Op het moment dat een partij begint te wankelen -tekenen begint te vertonen van mogelijk verliezen - dan zie je Komarow zijn kredieten afsnijden met een snelheid dat je je ogen niet gelooft.'
  
  'Pure Realpolitik voor de dollar, eh?'
  
  Hawk loenste. 'Je overwaardeert de dollar. Tegenwoordig heb je een beter ruilmiddel in de roebel of hoe ze dat ding daar ook mogen noemen. Geeft niet. Dat, zoals je hebt gezien, was een verhaal van een uiterst succesvol leven. En, zoals je hebt geraden, iemand heeft opzettelijk een andere kant op gekeken om hem zo groot te laten worden, in een tijdsbestek van niet meer dan vijfentwintig jaar, terwijl tegelijkertijd - en wat dat betreft, helemaal niet zo heimelijk - alle regels ten opzichte van internationaal wapenverkeer uit hun verband werden gerukt.'
  
  'Komarow heeft één senator en verscheidene leden van het Congres op de loonlijst staan, direct of indirect. Twee anderen -senators - laten hun vrouwen voor Komarow werken op hoog betaalde adviseurbaantjes, waar geen enkel werk wordt gedaan.'
  
  'Maar zo onbeschaamd werken
  
  'Pas kort geleden heeft Globalarms, Komarows corporatie 'Hé,' zei ik. 'Fredericks probeerde me iets te vertellen toen hij stervende was. Zijn vinger tekende een G in de lucht 'Daar dacht ik aan. Heel waarschijnlijk. Fredericks schijnt net bezig te zijn geweest met het G-dossier toen zij binnenkwamen en was Will en jou daarmee voor. Zij hebben dat natuurlijk meegenomen nadat ze hem hadden gedood. Herinner je je nog dat Will je op het G-dossier uitstuurde 'Ja, meneer.'
  
  'In ieder geval, terug naar waar we mee bezig waren. Een paar jaar geleden bracht de Wapencontrolewet van 1968 een werkelijke beperking aan in de operaties van de grote jongens. Je vindt de details van de nieuwe grondregels hierin.' Hij overhandigde me een boekje van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat heette: Titel 22, code van federale voorschriften. Deel 121-128. Internationale voorschriften inzake het wapenverkeer (ITAR). De datum was november 1973.
  
  'Ja, meneer,' zei ik. 'Ik denk dat dit al in hapklare brokken was gesneden voor wat u me heeft laten verteren. Het moet nogal wat problemen hebben gegeven.'
  
  'Het gevolg van de wet van 1968 waarin we geïnteresseerd zijn, is het effect dat het had op zo'n haai als Komarow, die geen andere belangen had om op terug te vallen. En die, in de wisselvallige atmosfeer van vandaag de dag, met kleine revolutietjes en goedkope machtsovernames aan alle kanten, weer is begonnen te roeren in de zaken van een aantal kleine landjes, alleen maar om zijn zaken weer op poten te krijgen.'
  
  'Neem me niet kwalijk, meneer,' zei ik. 'Is Komarow een Amerikaans staatsburger? Dat heb ik niet goed begrepen.'
  
  'Nee, dat is hij niet. Hij was een vluchteling van na de Tweede Wereldoorlog - en niemand die erin slaagde zijn geld naar het buitenland te smokkelen, via Zwitserland. Wij lieten hem toe. En in die ruim twintig jaar dat hij hier heeft gewoond, is hij erin geslaagd behoorlijk zijn zak te spekken ... '
  
  'Dus waar opereert hij op dit moment?'
  
  'O, een jacht op de Middellandse Zee. Onder Liberiaanse vlag. En omdat we niet langer een mannetje in het fort hebben om voor ons rond te snuffelen in de activiteiten van Komarow, hebben we... '
  
  'Niet langer?' vroeg ik. 'Hadden we dan iemand?'
  
  Hawk keek me aan van onder die overhangende wenkbrauwen. De uitdrukking ervan was even minzaam als de room van champignonsoep. 'Ja,' zei hij. 'Walter Corbin heette hij.'
  
  'Corbin?' zei ik ongelovig. 'Maar ... '
  
  'Ja,' zei Hawk. 'En de grote klus die Corbin voor ons moest doen, was om ... nou, Komarow heeft de laatste tijd nogal wat activiteit ontwikkeld. Hij is feitelijk bezig met het verstoren van het machtsevenwicht in de hele wereld. Hij overlaadt de kleine opec-landen met wapens en helpt ze in het opbouwen van een continuerende oorlog tegen Israël, dat alles te buiten gaat wat wij veilig en hanteerbaar achten. Hij versterkt de wapendepots van alle kleine Afrikaanse bananenrepublieken op de momenten dat de republiekdelen van die landen op wankelen staan en in handen vallen van mensen als die Idi Amin en consorten. Op dit moment staat het zuidelijk puntje van Afrika op springen, Nick. En het zou me verbazen als daar niet voor het einde van het jaar een incident à la Vietnam uit voortkomt.'
  
  'Maar Corbin?'
  
  'We smokkelden hem aan boord als monteur,' zei Hawk. 'Hij was geen betrouwbaar iemand, dat weet je, maar hij was de enige vrije agent met de vereiste capaciteiten. En we moesten het risico maar nemen.'
  
  'En zijn werk?'
  
  'Komarows archieven te pakken krijgen en het hele verrekte zootje op microfilm vastleggen. Verslagen van iedereen met wie hij zaken doet, tijden, plaatsen, hoeveelheden, soorten bewapening, enzovoort.'
  
  'En wat ging er verkeerd?'
  
  'We zijn er niet absoluut zeker van. We kregen alleen maar de tip dat Corbin ons had bedrogen. We weten niet zeker met wie. Maar omdat hij voor ons verdween en weer te voorschijn kwam in Saigon, konden we alleen maar denken, dat hij die informatie wilde doorverkopen aan de Vietcong. Nu weet ik het zo zeker niet meer. Het had iets te maken met Meyer als tussenpersoon. En wat we nu moeten doen, nou, één van de dingen die we nu moeten doen, is uit zien te vinden welke ploeg dat spul in handen heeft gekregen. Waren het die Israëli's bij voorbeeld? Die gasten die Fredericks vermoordden en bijna jou te pakken kregen? Of iemand waar we helemaal niets van afweten? Nou, Nick. daar staan we dan. Het is jouw taak dat allemaal uit te vinden. Nou, in ieder geval deel van je werk.'
  
  'Goed,' zei ik. 'Wat zou u ervan denken me de rest ook te vertellen, meneer?'
  
  'O ja. Jij gaat het werk afmaken, waarvoor Corbin was ingehuurd.'
  
  'Dat helemaal? De microfilm? Het terugkrijgen ... of het vervangen?'
  
  'Juist.' Hawk maakte zijn bureau open en pakte een van die vreselijke sigaren. 'Werk op je gevoel. Komarows zaakje moet gestopt worden. Hij schijnt tegenwoordig vanuit een soort van panieksituatie te opereren. Die zetten van hem ... ze schijnen helemaal nergens op te slaan. Vroeger was er een duidelijke factor te herkennen in zijn patroon van werken: geld. Geld kunnen we begrijpen. Maar nu? Er schijnt nu een soort van ideologisch tintje bijgekomen te zijn. Hij steunt nu een partij ten koste van de andere, en de enige mensen die op punt van winnen staan, zijn die aardige jongens die "en bloc" in de VN tegen ons stemden.'
  
  'U zei dat ik op mijn gevoel moest werken?'
  
  'Ja. Je pakt die inlichtingen heimelijk, als dat je lukt. Lukt dat niet, doe dan alles om die zaak in de soep te laten lopen. Die archieven? Film ze, als je kan. Verbrand ze als je het niet kan. Maar sla alles in je geheugen op wat je te pakken kan krijgen, voor je het verbrandt. Wis zoveel mogelijk je sporen uit.'
  
  'Nog een paar onbeantwoorde vragen,' zei ik.
  
  'Ja?'
  
  'Die wapenzending naar Vietnam, bij voorbeeld.'
  
  'Daar werken we aan. Misschien kom jij erachter waar die heen is gegaan, voor wij het doen. Als dat zo is, dan weet je hoe je het bericht aan ons door moet spelen.'
  
  'En die Israëli's?'
  
  'Tel Aviv werkt eraan. Ze sturen trouwens één van hun jongens om met jou samen te werken.'
  
  'En werk ik onder dekmantel aan boord van Komarows schip?'
  
  'Dat is juist. Hun man zit trouwens al aan boord, van wat ik heb begrepen. Misschien is hij van enig nut. Hun agenten hebben de neiging nogal goed te zijn.'
  
  'Ja,' zei ik wrokkig. 'En mijn dekmantel?'
  
  'Daar heb je geluk mee. Weet je iets van astrologie? Komarows dochter, volgens de berichten één van die uitgefreakte jet-set-typetjes, heeft net haar huisgoeroe ontslagen.'
  
  'Ik zal het ophalen.'
  
  'Beter van wel. Jouw sollicitatie is al onderweg.'
  
  'Hé,' zei ik. 'Hoe herken ik die agent van Tel Aviv? Degene die ik op die boot moet ontmoeten?'
  
  'Hij neemt contact met jou op.'
  
  'En het... eh ... wachtwoord? Draagt hij een rode anjer?' Hawk keek fronsend. 'Hij geeft je de handdruk van Will.'
  
  De mondhoeken kwamen zelfs nog verder naar beneden.
  
  'Het was het enige dat ik zo snel wist te bedenken.'
  
  
  
  Buiten, op Dupont Circle, liep ik weer tegen Bob Franks op. 'Zeg,' zei hij, voor ik de kans had iets te zeggen. Voel je nog steeds niets voor zo'n weekendje? Hmmm. Jammer, ik zou best in zo'n meisje willen prikken. Zeg je ziet er nogal peinzend uit vandaag. Wat is er aan de hand?'
  
  'Wat weet jij van astrologie?'
  
  'Astro... hmmm, vanuit welk gezichtspunt?'
  
  'Wat bedoel je?'
  
  'Ik bedoel, bekijken we het op basis van logische en rationele discussie? In dat geval, sorry, Nick, maar dan is het een heleboel lariekoek. Of gaan we uit van het geloof dat.. . '
  
  'Ik moet er snel iets van afweten,' zei ik. 'Wat heb je onder die kale plek daar van je verborgen, dat me kan helpen om iemand ervan te overtuigen dat ik alles weet over de geheimzinnige sterren en de persoonlijke boodschap die zij voor alles en iedereen hebben?'
  
  'Hoe snel heb je het nodig en hoe wijs moet je klinken?'
  
  'Ik moet een van die onsterfelijke meesters worden in de wetenschap. Zo ongeveer rond gistermiddag vier uur.'
  
  Franks zandkleurige wenkbrauwen schoten op en neer als die van Groucho Marx. Hij beet op zijn lip.
  
  'Je kunt maar beter een kop koffie met me gaan drinken. De mystieke wijsheid van eeuwen kan niet meegedeeld worden aan de oningewijde, die niet het geheime wachtwoord kent.'
  
  'Je verdomt het dus?'
  
  'Nee, maar het is nogal snel. Ik wilde het boek dat ik heb toch al kwijt. Het geeft je net voldoende dubbelzinnigheid om indruk te maken op een niet al te groot licht dat je ergens in een bar oppikt. Als je dat boek leest en een paar volzinnen onthoudt... ' Hij beet weer op zijn lip. 'Maar een meester? Een verheven bezitter van de mystieke schrijn? Hmmm. En morgen al? Hiervoor is de volledige Robert M. Franks behandeling nodig 'Ik zei gisteren, weet je nog?'
  
  'Ik weet wanneer iemand haast heeft of wanneer hij zo maar iets zegt. Goed. Morgen dus. Morgen ga je door voor een meester-astroloog in elk gezelschap waaraan Sydney Omarr ontbreekt. Werkelijk elk gezelschap. Maar blijf uit de buurt van iedereen in dat gezelschap die een rode band om het hoofd heeft en gouden ringen in de oren. Die hebben je prietpraat meteen in de smiezen.'
  
  'Verkocht,' zei ik. 'Ik leg me in jouw handen. Zei je iets over koffie?'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 17
  
  
  
  
  'Ik ben Harry Archer,' zei ik. 'Ik ben de nieuwe astroloog van Miss Komarowa.'
  
  'O?' zei de blondine, niet onder de indruk. Ze bekeek me aandachtig. 'En wie heeft jou hierheen gestuurd om mij lastig te vallen? Wat heeft dat met mij te maken?'
  
  Ik bekeek haar op mijn gemak. Wat ik kon zien, was zo ongeveer negenennegentig procent heerlijk gebruinde huid en de rest een soort van badpakje. Er waren zo'n veertig mensen op het strand.
  
  Er was een week voorbijgegaan. Hawk had aan wat touwtjes getrokken om de paardans te bespoedigen om mij een nieuw baantje te bezorgen. En hier stond ik dan in Zuid-Frankrijk, in mijn nieuwe denim windjak, korte broek en espadrilles, oog in oog met één van Alexandra Komarowa's gehuurde helpers. Ik begon me onrustig te voelen. 'Ik... ik ben hierheen gestuurd door dat kleine mannetje bij de balie,' zei ik.
  
  'Ah, Philippe,' zei ze. Haar glimlach was droog. 'Je vindt hem een beetje miezerig? Een wonder dat hij je niet aangevlogen is. Ah, hij zadelt me altijd met dit soort dingen op. Maar nu ik je zie ...' Haar lippen knepen peinzend op elkaar. We bevonden ons op een soort van privé-strand in Nice, waar Alexandra Komarowa een huis had, een kantoor en een heleboel personeel om voor haar te zorgen als ze niet over de zeven zeeën zwierf op het jacht van haar vader, de Vulcanus. Nog geen uur geleden had ik me in laten schrijven in het grote gebouw, had een suite toegewezen gekregen en, op advies van de kleine receptionist, had me omgekleed en was op zoek gegaan naar verdere verrukkingen. En hier lag ze dan, mijn toegewezen gids, een heerlijke geblondeerde juffrouw met een gebruinde huid - helemaal - in de kleur van goede honing uit Utah. Uit de manier waarop dat kleine badpakje zich bewoog, dacht ik, dat als er veertig vierkante centimeter huid was die ze me nog niet had laten zien, die zich op haar voetzolen moest bevinden.
  
  'Nou,' zei ze ten slotte. 'Je kunt ermee door, denk ik.' Haar glimlach was spottend, maar zonder minachting. 'Ik ben Vicki Weiner. Welkom bij onze... operatie. Of hoe je het ook wilt noemen.' Ik probeerde het accent thuis te brengen. Tot dusver geen succes. Ze bukte zich nu naar voren en pakte haar kleine strandtas op.
  
  Als ze zo'n geringe beweging maakte, gaf haar badpakje het al vol walging op. 'Dus,' zei ze, terwijl ze opstond, 'Ik begrijp dat het mijn taak is om ... hoe zeg je dat... '
  
  'Mij de omgeving te laten zien,' opperde ik. 'Miss Weiner, ik sta tot uw beschikking.'
  
  'Prachtig,' zei ze. Ze draaide zich om en wandelde weg over het kiezelstrand, terwijl ze me uitnodigde haar te volgen. De achterkant was al even prachtig om te zien als de voorkant was geweest. Ik ging achter haar aan.
  
  Bij een uitstekende rotspartij was het strand nagenoeg verlaten. We moesten tot aan onze enkels door de Middellandse Zee om eromheen te komen. Ik deed mijn schoenen uit en volgde haar. Aan de andere kant ervan waren helemaal geen mensen meer te bekennen. Voor een paar honderd meter, tot waar een volgende rotspartij het afbakende, was het strand volledig verlaten. De witte watervogels die het donkere steen bespikkelden, gaven de plek een soort van overbelicht foto-effect, slechts doorbroken door het blauw van de zee en de lucht.
  
  Zodra onze voeten weer droog land raakten, draaide ze zich om en overhandigde mij op een besliste manier de strandtas. 'Hier,' zei ze, terwijl ze de bovenkant open ritste toen ik hem in mijn handen had, en er een opgerolde deken uithaalde. 'Ik leg dit neer en jij haalt onze lunch uit de tas.'
  
  Er stond een bries die wat zand in mijn richting blies. Ik draaide me om en ving met mijn rug het stof op, dat op de tas uit was. Ze was goed voorbereid naar het strand gegaan: broodjes, sla, alles in kleine, plastic doosjes, zelfs een paar flesjes Pilsner Urquell. 'Lunch voor twee?' vroeg ik verwonderd, terwijl ik de tas leeghaalde en neerzette. 'Verwachtte je me?'
  
  'Nee,' zei ze achter mijn rug. Ik tastte in de kanvas tas naar een flesopener. 'Ik had een afspraak met iemand anders. Hij is niet op komen dagen.'
  
  'Stom van hem,' zei ik, terwijl ik me omdraaide. 'Wat mij betreft, ik sta volledig tot je besch ... '
  
  Dat was een zin die ik nooit meer af zou maken. Daar had je Miss Weiner, die sierlijk uit haar klompjes stapte, haar verrukkelijke borsten bloot voor de warme zon, terwijl zij bezig was het kleine behaatje op te vouwen en het daarna op de deken te laten vallen. Terwijl ik keek, gingen haar handen naar opzij van haar minuskule bikini-broekje en schoven die naar beneden... helemaal tot op haar enkels.
  
  En ik mag doodvallen, als zij ten slotte niet een echte blondine bleek te zijn.
  
  Ik bracht mijn ogen weer omhoog en ving haar blik op. Haar ogen waren zeegroen, geamuseerd en zelfverzekerd.
  
  De rode lippen op die brede, geestige mond, lachten spottend naar me. 'Nou, Mr. Archer,' zei ze. 'Dit is Frankrijk, weet je wel. Je bent toch zeker niet gechoqueerd?' Ze liet zich op de deken zakken en ging met gekruiste benen zitten, als een yogi.
  
  'Kom bij me zitten, Mr. Archer,' zei ze. 'En uit welk deel van de Verenigde Staten zei je dat je kwam? Iowa? Kansas?'
  
  'Ik heb niets gezegd,' zei ik. Ik ging naast haar zitten en groef in de tas. Nu vond ik de opener. Ik maakte het flesje bier open en gaf dat aan haar. Ik kan niet zeggen dat mijn ogen niet de kost kregen. Dat goudkleurige lichaam was iets waar je niet omheen kon. Ik denk zelfs niet dat Philippe, met een duidelijke afkeer van dit soort dingen, op dit moment een andere kant op gekeken zou hebben. Ze proostte met me, door haar flesje tegen dat van mij aan te tikken. 'Santé,' zei ze.
  
  'Votre santé', zei ik. 'Ik heb hier één broodje met paté, denk ik, en een met... hmmm ... '
  
  Ze bespaarde me de moeite en koos het tweede broodje en zette haar sterke tanden erin. Ze glimlachte, al kauwend, naar me. Ik haalde mijn schouders op en begon te eten. Het was paté en het was heerlijk. De zon, de koele bries, het eten, het bier en die verrukkelijke vrouw piemeltje naakt naast me op het volledig verlaten strand ... Ik begon dit deel van de reis prettig te vinden, ook al had ik niet het flauwste vermoeden waar dit allemaal naar toe ging.
  
  'Jij,' zei ze. 'Jij... kijkt in de sterren?'
  
  Ik nam nog een slokje van mijn bier. 'Nou, ja. Ik ...'
  
  'En jij gelooft, dat die kleine puntjes aan de hemel van invloed zijn op ons leven?' Haar glimlach was spottender dan ooit. 'Dat de ene constellatie iemand rijk kan maken en een andere arm?' Dit was eigenlijk niet mijn meest favoriete onderwerp. Ik wilde er zo snel mogelijk weer af, 'Nou,' zei ik. 'De huidige astroloog heeft niet meer de neiging om te praten in termen van oorzaak en gevolg, weet je. Het beginsel van de synchroniteit... '
  
  'O, dat geeft niet,' zei ze. 'Mr. Archer, volgens mij ben jij nep. Is dat het juiste woord? Nep?'
  
  'Wat bedoel je?' De alarmbel begon te rinkelen. Zacht.
  
  'O, maak je geen zorgen. Ik zal je niet verraden. In ieder geval niet op die manier.' Ze glimlachte. Nu niet spottend. En ze stak een goudkleurige arm uit om de rits van mijn windjak helemaal naar beneden te trekken. Toen gingen haar handen naar mijn borst om hem weg te trekken.
  
  Ze stopte toen ze het verband zag. Slechts voor even. Haar mond vormde een stil o. 'Maar je bent gewond. Hier, laat mij...' En nu werd ze nog voorzichtiger, terwijl ze mijn jasje verder uittrok.
  
  'Ik begrijp,' zei ik, 'dat ik dus weer zo'n vreemde zonverkleuring ga krijgen.'
  
  'Hemel... hoe is dat gebeurd?' vroeg ze. Ik had er over nagedacht iets te doen met lichaams-make-up aan die plekken die aan alle kanten onder het verband uit staken - donkere, blauwzwarte plekken op schouders, armen en nieren - maar had het opgegeven. Een goed excuus was het allerbeste.
  
  'Auto-ongeluk,' loog ik. 'Ik ... eh ... ben met een Aston Martin omgevallen, bij Carmel. Op die manier ben ik mijn laatste baantje kwijtgeraakt. Mijn werkgever zat achterin.'
  
  'Help me eraan herinneren niet samen met jou in een auto te gaan zitten,' zei ze. 'Wat gebeurde er? Kwam hij erachter van jou?'
  
  'Waarom denk je dat ik nep ben?' vroeg ik. 'Je...'
  
  'O, dat,' zei ze. Ze wuifde met haar gebruinde hand naar me. 'Astrologen zijn meestal ongezonde mannetjes, die meer weg hebben van een nachtportier van het een of andere hotel buiten het seizoen.' Het leek erop dat ze een Engelse opvoeding had gehad, ik was nog steeds bezig met het accent. Geen Frans, Duits of Italiaans. Drie had ik er dus al doorgestreept. 'Behalve misschien die Hollander die ik een keer in Nice tegenkwam. Ik dacht eerst dat hij Frans was, maar dat kwam door zijn naam.' Ze keek nadenkend. 'Hoe zwaar ben je eigenlijk,' zei ik. 'Amerikaanse ponden. Ik weet niet precies hoeveel van jullie kilo's dat is.'
  
  'Je bent trouwens ook atletisch. Nee, ik zou je nooit aanzien voor een sterrentuurder, Mr. Archer. Ik weet niet wat je voor hebt, maar... '
  
  'Ik heb niets voor,' zei ik, weer stevig kauwend op het brood. 'Ik verdien gewoon de kost.'
  
  'Och, kom toch,' zei ze. Een bruine hand lag op mijn dij. 'Je hoeft het voor mij niet te verbergen. Alleen voor Alexandra en misschien voor Elsa en Boris en Michel. De rest van ons is allemaal nep, net zoals jij.'
  
  'Wat bedoel je?'
  
  'Nou, neem Philippe bij voorbeeld. Die moet doorgaan voor Komarowa's privé-secretaris. Maar dat is hij niet. Hij is haar hasjdealer. Ik ben zogenaamd haar kapster. Ha! Die Alexandra heeft helemaal geen kapster nodig. Zij...'
  
  'Ik heb haar nog nooit gezien,' zei ik. Dit was in ieder geval waar.
  
  'Ik zal je haar aanwijzen. Als je haar niet direct herkent tenminste, door haar manier van doen. Ze is het verwende kind van een rijke vader. Ze is het toppunt van alle verwende kinderen van rijke vaders. Maar kapster? Bah. Ik ben schilderes, Mr. Archer en nog een goeie ook. Ik ben hier omdat zij wil dat ik haar schilder. Altijd als zij onder de dope zit. Allemaal... '
  
  Ze bloosde niet, maar stopte en begon opnieuw. 'Allemaal naakten. Ze heeft een verschrikkelijke smaak. De bedoeling ervan is altijd erotisch. Ze neemt haar liefje mee en poseert dan zogenaamd voor mij. Maar het is altijd voor hem. Ze praat - slaapkamerpraat - tegen hem, terwijl ik haar schilder. Je moet weten dat zij dan ontzettend stoned is. Voor haar besta ik nauwelijks meer. Des te beter. Als zij zich concentreert op haar liefje van het moment hoef ik haar nauwelijks meer te schilderen. Want ze vraagt me nooit die schilderijen te zien. Des te beter ook. En zolang zij zich bezighoudt met haar minnaar, wordt zij in ieder geval niet amoureus ten opzichte van mij. Ik herinner me die keer dat... ' Maar ze huiverde en keek me weer aan. 'Jij, Mr. Archer, wie heeft jou gehuurd?'
  
  'Nou, ik denk dat Philippe dat heeft gedaan. Hij heeft mijn sollicitatie behandeld, die ik met foto en al heb opgestuurd.'
  
  Ze huiverde weer. 'Zie je wel? Jij bent ook een nepfiguur. Als je maar één horoscoop trekt tijdens je verblijf op de Vulcanus, zal het me verbazen.' Haar mond sloot zich tot een strakke glimlach. Haar bruine hand kneep hard in mijn been. 'Ik... het spijt me...'
  
  De groene ogen die naar me opkeken, stonden berouwvol. Er was nog iets anders. Ze stond op het punt te gaan huilen. Er was kippenvel op haar naakte schouders verschenen. En daar was het moment, dat mijn heerlijke, naakte en blonde metgezel bijna in mijn armen smolt... en het ging voorbij. Ze pakte mijn jasje op en wierp het over haar schouders. Haar blik was op de zee gericht, vol zelfverachting. De groene ogen vulden zich met bittere tranen.
  
  'Als je het niet leuk vindt,' zei ik, 'waarom ga je dan niet weg?' Ze keek me bevreemd aan. 'Ja,' zei ze. 'Waarom ook eigenlijk niet?' Maar ze gaf me geen antwoord. Ze beet op haar lip, schudde het jasje van zich af en ging op haar rug liggen en liet de zon over haar heen vallen. Terwijl ze naar de zon opkeek, dwong ze alle uitdrukking uit haar heerlijke gezichtje en zette pas toen een donkere zonnebril op die ze uit de strandtas pakte. Ze zei niets meer.
  
  'Ik veronderstel,' zei ik, 'dat we binnenkort een cruise gaan maken.'
  
  'Ja,' zei ze ten slotte. 'De Vulcanus wordt morgen in de haven verwacht. Hij gaat buiten Nice voor anker en wij worden daarheen gebracht in een motorsloep.'
  
  'Waar komt hij vandaan?' vroeg ik. 'Philippe heeft het me niet verteld.'
  
  'Oh ... ergens voorbij Gibraltar, denk ik. Misschien de Canarische eilanden. De Afrikaanse kust. Ik weet het niet zeker. Maakt het wat uit?'
  
  'Ik denk het niet. Waar gaat hij heen?'
  
  'Griekenland. Cyprus. De Levant.'
  
  Zullen we een wedje maken, dacht ik. Ik geloofde dat verhaal over de Canarische eilanden evenmin. Niet met Angola in die richting. Ik kon niet wachten te beginnen uit te zoeken wat er verduiveld allemaal gaande was. In ieder geval zou ik een maand loon hebben ingezet op het feit dat voor het jaar over was er een volgende uitbarsting in het Midden-Oosten zou plaatsvinden.
  
  De informatie die Hawk me had gegeven over de operaties van Komarow, was voldoende om mijn haren recht overeind te doen staan, elke keer dat ik erover nadacht. Waar Komarow liep stierf het gras en zou nooit meer groeien. Zo simpel lag het.
  
  'Zie je Mr. Komarow vaak?' vroeg ik. 'Ik bedoel, ik begi.jp dat hij en Alexandra Komarowa in verschillende werelden leven.'
  
  'Komarow?' zei ze. 'Nee, nee. Tegenwoordig blijft hij erg veel in zijn eigen verblijven. Ik denk dat hij ziek is geweest. Waarom? Het gaat jou niet aan.' Ze bracht haar bovenlichaam op haar ellebogen en keek naar mij. 'Kom, Mr. Archer, de zon zal je kwetsuren helen.'
  
  Plotseling keek ze op. Over mijn schouder, naar iets achter me. Nee, maak er maar iemand achter me van.
  
  Zijn lange schaduw trok over haar bruine benen. Haar uitdrukking was er een van snelle woede.
  
  Ik draaide me zo snel mogelijk om, zonder mijn pijnlijke ribben nog verder te belasten. Ik was niet snel genoeg. Een vuist, zo groot als die van Walter Corbin, raakte me boven mijn oor en deed me boven op Vicki Weiners goudkleurige lichaam belanden. Mijn ribben voelden aan, alsof iemand me daar had geraakt met zo iets als een olifantsgeweer.
  
  'Constantin ...' zei het meisje. Ze probeerde me van haar af te duwen. Het deed mijn ribben helemaal geen goed. Ik duwde me op, tanden op elkaar bijtend en rolde me van haar af, ervoor zorgend haar tussen mij en degene die me had geraakt te houden tot ik mijn benen onder me had gekregen.
  
  Toen ik dat deed - mezelf overeind werkend, terwijl ik onvriendelijke woorden mopperde - kreeg ik eindelijk een blik op hem. Hij was een van die strandgasten, een en al biceps en spieren, die er zo goed uitzien onder de lampen van een bodybuilding wedstrijd. Sterk als een paard. Niet iemand om dicht in de buurt te laten komen. Zijn ogen waren op mij gericht, maar zijn woorden waren voor haar bedoeld. 'Hier... wat doe je hier... met dit... dit varken ... '
  
  'Gaatje niets aan,' gilde ze. Het was een goede, krachtige gil, dat moest ik haar nageven. Ze krijste in ieder geval niet als een viswijf. 'Ik heb je al eerder verteld dat ik ga en sta waar ik dat zelf wil. Ik gaf je nog een kans en je kwam niet.' Ze vervolgde in snel Frans, even snel op de tong als het ongelooflijke Spaans dat de vrouwen in Madrid spreken. Ik merkte, dat ze nog steeds een accent had, maar ze bezat de fijne woordenschat van het argot. Het begon ermee hem te informeren dat zijn moeder een koe was, en van daar af ging het verder snel heuvelafwaarts.
  
  Ik stond op en liep van haar vandaan. Ik zag dat ze mijn jasje had aangetrokken. Ik denk niet dat de aanblik van mij hem bang gemaakt zou hebben. In ieder geval ben ik niet in het bezit van die heerlijke opgeklopte spieren en alles, omdat ik alleen maar > getraind ben in het soort spelen waar je werkelijk wat aan hebt. En het rekverband verhoogde zijn zelfvertrouwen alleen maar. Over een paar seconden zou hij onverdraaglijk zijn.
  
  Ik schonk hem nog een blik. Hij was ongeveer van mijn lengte. Zijn haar was van een plukkerig, onhandelbaar zwart. De olijfkleurige huid en de rechte neus die je alleen maar in de buurt van de Middellandse Zee treft, vertelden mij dat hij niet ver van zijn geboortedorp stond. 'Kom op,' zei ik, vol walging. 'Ik heb geen zin om achter je aan te komen. En ik kan niet de hele dag wachten tot jij naar mij toe komt. Laten we er een eind aan maken.'
  
  Hij toonde me een heleboel witte tanden. En het geloei dat hij uitstootte toen hij me aanviel, was donker en vol speeksel. De grote vuisten waren geheven, één ervan schuin naar achteren getrokken toen hij op me af rende.
  
  Ik had weinig zin om wat te dollen met die gast. Mijn ribben deden pijn en ik voelde me miserabel. Ik zou een mooie koppijn krijgen van die hengst die hij me had gegeven. Ik stapte opzij en gaf hem een keurige karateslag tegen zijn adamsappel. Niet voldoende om hem uit te schakelen, maar net voldoende om hem op zijn knieën te doen zakken en hem hijgend zijn hals te laten vasthouden. Toen gaf ik hem een volgende op zijn sleutelbeen. Net op het laatste moment trok ik terug. Hij kwam op zijn gezicht op het kiezelstrand terecht.
  
  Ik keek op hem neer. Hij was nog steeds bij kennis. Ik greep hem vast bij de kraag van zijn hemd en sleepte hem naar het water toe. Daar liet ik hem op zijn snuit in vijf centimeter, ijskoud water vallen. Het bracht hem helemaal bij kennis. Hij kwam weer overeind en hij zag er erger uit dan ik me voelde. Hij dacht er zelfs niet aan weer naar mij toe te komen. Hij schonk me echter wel een woedende blik. Ik haalde mijn schouders op en betastte mijn pijnlijke ribben terwijl hij weg ploeterde.
  
  Ik draaide me om en keek naar het meisje. Ze hield de twee delen van haar badpak in haar hand. Het jasje hing nog steeds over haar schouders. Ze keek me nu met andere ogen aan, wat er precies in te lezen stond kon ik niet zeggen. Na een ogenblik sloeg ze haar ogen neer, draaide zich om en werkte zich in dat belachelijke badpakje, onder mijn jasje.
  
  'Wat,' zei ik, 'was dat, verdomme, allemaal?'
  
  'Hij denkt dat ik van hem ben. Ik heb hem niet aangemoedigd. Ik had eerder al een afspraakje met hem, alleen maar om de lieve vrede te bewaren. Hij kwam te laat. Ik ging met jou mee om hem te pesten.' Ze draaide haar gezicht naar mij toe, de bikini weer op zijn plaats. Ze overhandigde mij het jasje. 'Ik ben bang dat jij er een vreselijke vijand bij hebt gekregen. Ik weet niet wat hij nu gaat doen. Het spijt me. Ik was dom. Ik heb je in grote moeilijkheden gebracht. Alsjeblieft... alsjeblieft... vergeef...'
  
  'Laat maar zitten,' zei ik. 'Maar je zou me kunnen laten zien waar de drankkast is. De dokter die me in dit korset heeft gewrongen, vermoordt me als hij dit ziet.'
  
  'Arme, Mr. Archer.' Ze kwam dicht naast me staan en legde een zachte hand op mijn arm. 'Ik ... ik zal proberen mijn domheid weer goed te maken. Laat me dat alsjeblieft doen. Alsjeblieft, vergeef me... '
  
  En nu versmolt ze wel in mijn armen. Even maar. En de groene ogen die naar me opkeken vanuit dat lieftallige gezichtje stonden bezorgd en ernstig. Toen kuste ze me, snel en hard. Nu was het mijn beurt om naar achteren te stappen om even weer tot bezinning te komen. 'Geen probleem,' zei ik. 'Niet als je iets te drinken voor me vindt. En ... Miss Weiner...'
  
  'Vicki, alsjeblieft
  
  'Goed, Vicki. En het is Harry, okee?'
  
  'O, ja.' Ze glimlachte weer. Ze pakte mijn hand en leidde me weer om die rotsachtige uitloper heen. Toen we het strand bereikten waar ik haar had gevonden, voelde ik haar beide handen op die van mij die me hard vastgrepen, terwijl ze dicht, heel dicht tegen me aan liep.
  
  Het was een verrekt mooie begroeting geweest. Nu kon het alleen nog maar beter worden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 18
  
  
  
  
  Op haar kamer deed ze ineens preuts tegenover mij. Op het strand had zij zich piemeltje naakt aan mij getoond en nu, toen we terug waren in haar kamers, wat deed ze toen ze uit haar bikini stapte? Ze gaf me een drankje en stapte achter een kamerscherm.
  
  Het grote vertrek waarin we ons bevonden, diende voor haar als zit- en slaapkamer. De tweede kamer had ze veranderd in een schildersatelier en had het daar een gerieflijke bende laten worden. Dit vertrek was meer als de rest van het huis, Empire, dacht ik, en ik had het eigenlijk niet leuker moeten vinden dan mijn eigen suite, of de rest van het huis, dat een museumachtige sfeer had waar ik niet doorheen kon komen. Maar dit was de ruimte waarin Vicki Weiner leefde en woonde en dat maakte die plek leefbaar. Bijna was ik nog woedend op haar geworden door die stunt van haar op het strand, door mij te gebruiken om het humeur van haar vriendje te prikkelen, maar nu ontspande ik mezelf en voelde me thuis. Ik besloot Vicki Weiner nog een kans te gunnen.
  
  'Hé,' zei ik. 'Die gast Constantin, wat is zijn plaats hier precies?'
  
  'O,' zei ze. Door de manier waarop haar hoofd en schouders bewogen, wist ik dat ze zich in een beha werkte en nu bezig was met de achterkant. 'Hij is net zo nep als wij allemaal. Hij moet doorgaan voor de bestuurder van die kleine vlet die ons morgen naar de Vulcanus brengt, als die voor anker gaat. Maar met Alexandra die zo vaak weg is uit de stad, zie je dat hij andere verplichtingen ... ' Ze haalde haar schouders op.
  
  'Ja,' zei ik. 'Een kapitein zonder schip.'
  
  'Precies, Harry. Nou, eigenlijk is hij Alexandra's laatste vriendje, de allerlaatste die zij... eh ... de laan uit gestuurd heeft. Heb ik de juiste woorden?'
  
  Ik knikte. 'Het verbaast me niet zo heel erg. Hij is niet haar gebruikelijke type. Soms heeft ze een goede smaak met mannen. Ik weet het niet. Misschien is ze aan het veranderen. Ze is hier al... eh, drie maanden niet meer geweest. Ik heb niets van haar gehoord, behalve dan wat onpersoonlijke telegrammen. Ik ver-
  
  heug me er niet op weer met haar te maken te krijgen.'
  
  'En Constantin? Kwam hij direct nadat ze hem de bons had gegeven achter jou aan?'
  
  'De bons? O ja, ik begrijp het. En dan meteen als een idioot. Ik liet me overhalen tot een afspraak op het strand. En ... o, Harry, wat spijt het me dat ik je hierin heb betrokken. Je borst... doet het niet verschrikkelijk pijn?'
  
  'Niet erger dan gewoonlijk, denk ik.' Ik loog me te pletter. 'Nou, wat heb je me te vertellen over die Alexandra Komarowa?'
  
  'Alexandra? Wat wil je weten?' Het is grappig dat je, als je op die manier alleen maar iemands gezicht ziet, weet wat die iemand doet. Ze werkte zich nu in een broekpak en zou er ongetwijfeld schitterend uitzien.
  
  'Nou, als zij, zoals je zegt, slechts zijdelings interesse heeft in astrologie, in occulte zaken, waarom ik dan? Waarom zo'n hele serie van die gasten als ik?'
  
  'Ach, Harry. De anderen waren anders dan jij. En Alexandra was ooit geïnteresseerd in spirituele zaken. Nog niet zo lang geleden werd ze serieuzer, zakelijker. Behalve als ze drugs gebruikt, dan wordt ze amoureus. Harry, heb jij haar jouw foto gestuurd? Samen met je getuigschriften?'
  
  'Mijn sollicitatie? Ja, dat heb ik. Feitelijk werd dat benadrukt in die advertentie. Het had iets te maken met veiligheidszaken, tenminste zo stelden zij het. En toen ze mij vertelden wat haar vader voor de kost deed, nou ...'Ik liet de Vreselijke Waarheid op mijn gezicht dagen. 'O, dat? Je bedoelt... dat ik?
  
  'O, Harry,' zei ze. 'Dit is geen plaats voor jou. De Vulcanus is een gesticht voor krankzinnigen. Het is nog niet te laat om je terug te trekken. Een knappe man, zoals jij. Je kunt altijd een ander baantje vinden, een echt baantje. Ik zal je een paar namen geven van mensen die je kunt bellen, in Menton, in Cannes 'Nee, nee,' zei ik. Ik bracht een cynische glimlach op mijn gezicht. 'Ik ben hier nu eenmaal en ik denk dat hier maar een tijdje blijf rondhangen om te zien wat er gaat gebeuren. Alleen maar voor de kick. Als het me allemaal te veel wordt, vertrek ik. Ik denk dat ongeveer de helft van mijn motovatie voor het baantje met nieuwsgierigheid heeft te maken. Weet je, ik ben nooit eerder op een echt groot jacht geweest. En ik ben nieuwsgierig. Ik ken de rijken nu wel. Dat soort van geld dat je vindt in Carmel, in Santa Barbara en Montecito. Maar deze mensen ... Ik heb nooit echt te maken gehad met mensen als zij. En voor een deel ben ik nieuwsgierig hoe de echte bestierders van deze wereld eruitzien.'
  
  Ze keek naar me op. Haar mond stond bevroren en een enkele witte tand beet op haar volle onderlip. 'Harry,' zei ze. 'Jij lijkt te veel op mij. We zouden het nooit goed hebben samen.' Ze stapte te voorschijn van achter het kamerscherm vandaan en deed mijn ogen iets groter worden. Ze zag er verrukkelijk uit, in een oogverblindende witte broek en jasje en op sandalen. Waar haar huid te zien was, stak ..et heerlijk af tegen het wit. Ik bracht mijn whiskyglas in een toost omhoog en dronk.
  
  'Nou, waarom zou je je er dan druk om maken?' zei ik. 'Als wij een stelletje avonturiers zijn, is ons enige excuus voor dit soort werk, dat we ervan genieten. Je ziet er trouwens schitterend uit. Laten we ergens iets gaan gebruiken.' Ik stak een hand naar haar uit, maar zij draaide zich om. Ik legde mijn handen op haar bruine armen en draaide haar weer terug. 'Wat is er aan de hand?' vroeg ik.
  
  'O, Harry. Terwijl ik met dat belachelijke gedoe vanmiddag bezig was, realiseerde ik me dat ik een idioot was om zo met jou te spelen. Jij bent geen man om spelletjes mee te spelen. En zeker niet door mij. Ik dacht eraan, wat voor rotzooi ik van alles heb gemaakt in het afgelopen jaar.'
  
  'Hier?' zei ik. 'Ga dan weg. Niets is eenvoudiger.'
  
  'Nee, nee. Ik heb verp' :,htingen. Ik zit tot over mijn oren ergens in. 'Ik moet me er weer uit werken. Mijn eigen weg naar buiten.'
  
  'Ik weet het niet,' zei ik. Ik glimlachte en gaf haar een vluchtige kus op het puntje van die perfecte neus. 'Ik zal je op je woord moeten geloven. Ondertussen komt de boot morgen pas aan. We hebben vanavond nog. Ik ben voor het eerst in Nice. Ik ken de plaats helemaal niet. Jij kunt me rondleiden. We kunnen ergens gaan eten: kaarsen, vis, wijn, ik ...'
  
  'Oh, Harry, schat,' zei ze. 'Ik zou het heerlijk vinden. Maar ik ... ik heb later op de avond een afspraak. Het is belangrijk en ... '
  
  'Kun je de persoon in kwestie niet bellen en een nieuwe afspraak maken?'
  
  Er kwam een vreemd licht in haar ogen toen ze dat overwoog. 'Misschien zou dat kunnen. We kunnen vroeg weg gaan en dan een eindje gaan rijden - ik ken een heerlijk tentje in de oude stad hier. Klein en rustig. Het is net geen seizoen meer voor oesters, maar ... o, je zou het heerlijk vinden. Ik weet het zeker ... ' Nu was het haar beurt om op haar tenen te gaan staan en mij een kus te geven. 'Ja ja, Harry. Kijk, jij gaatje omkleden en ik laat mijn autootje uit de garage halen ... ' Ik was nog steeds bezig met dat accent. 'Ik zie je over ... laten we zeggen, tien minuten? Vijftien? Goed, vijftien dus.'
  
  Toen ik naar buiten ging, draaide ik me om. Ze had de telefoon onder haar kin gekneld. De glimlach die ze me schonk was warm, bijna verlegen.
  
  Haar autootje was een schitterende oude Morgan, zo eentje met het houten chassis, dat we niet voor de verkoop toelaten in de VS. Heimelijk begeerde ik er zo een, tot het moment dat het gezonde verstand zich liet horen en mij eraan herinnerde dat ik niet voldoende vaak thuis was - als Washington mijn thuis was na al die jaren - om het bezit van zo'n wagen te permitteren. Toen ik dat eenmaal besefte, dacht ik niet langer na over auto's en richtte mijn gedachten op hetgeen ik nu aan het doen was.
  
  Niet dat mooie vrouwen niet op zich al voldoende excuus zijn om dingen te doen. Maar ik was hier met een bepaalde reden en had geen enkele zin om te vergeten dat die klus op de eerste plaats kwam. Ik overwoog alle 'als'en, 'en'en en 'maar'en en besloot dat ik het kon rechtvaardigen met Vicki om te gaan door het feit dat ze zo dicht in de buurt van Alexandra zat. Misschien kon ik haar zover krijgen, dat zij een oortje openhield voor nietszeggende conversatie en het me dan meldde. Ik weet dat het grof klinkt, maar dat soort gedachten komen in deze baan nu eenmaal voor. Vicki leek gelukkig en opgewekt. Maar zo nu en dan zag ik een soort van schaduw over haar gezicht trekken, die dan weer weggevaagd werd door die warme glimlach die ze me steeds toewierp.
  
  Het etentje was, zoals ze had gezegd, in de oude stad - de bochtige, nauwe straatjes tussen de Paillon, de ondergrondse rivier die de stad in tweeën deelt en het Chateau op de heuvel bij de oude haven. En het was allemaal even prachtig als zij had gezegd dat het zou zijn: een perfecte forel, een glorieuze salade en ik wens nog steeds dat ik toen de naam van die wijn had opgeschreven. Gedempt licht, waardoor je alleen nog maar eikaars ogen en handen ziet. En oppervlakkig gebabbel over wat je wel en niet leuk vindt. En bijna was ik de pijn in mijn ribben vergeten en de smerige klus die ik hier had op te knappen.
  
  Toen bracht zij me snel terug op aarde. 'Harry,' Allebei die zachte handen op die van mij. 'Ik moet een boodschap in de buurt doen - de afspraak waarover ik je heb verteld. Vergeef je het me? Alsjeblieft? Ik ben hoogstens een half uur weg. Harry...'
  
  En wat anders kon ik doen dan haar in haar jasje helpen en haar naar buiten leiden, naar de smalle steeg, terwijl ik haar beloofde haar over veertig minuten bij de auto te zien?
  
  Over één ding had ik niet tegen haar gelogen. En dat was, dat ik een niet te bevredigen nieuwsgierigheid bezit. Niet veel later haastte ik me achter haar aan, door de donkere straatjes, langs een stenen trap naar beneden en ten slotte, tegen een stenen buitenmuur op, naar een balkon dat uitzicht gaf op het raam waarin ze in silhouet zat te praten tegen iemand die ik niet kon zien.
  
  '... Nee, er is niemand van die naam. Hoe vaak moet ik het je nog vertellen? Ik... alsjeblieft, laat mijn arm los. Je doet me pijn.. .' De stem van de andere kon ik niet verstaan. Het was die van een man, dat was alles wat ik ervan kon vertellen.
  
  '... kijk, je zal me moeten laten gaan. Op deze manier heb je niets aan me. Ik ... ik moet mijn eigen leven leven ... '
  
  Er klonk een geluid onder me.
  
  Ik bevroor.
  
  Het gebouw waar ik tegenop was geklommen, had er leeg en verlaten uitgezien, voor zover ik kon uitmaken. Het lag aan een smalle steeg, tegenover het raam waarin Vicki zat. Onder me waren alle lichten uit.
  
  Maar toch was er iemand beneden.
  
  Was ik gevolgd? Ik wist het niet. Maar als ik daar bij het restaurant een schaduw had opgepikt en het nu pas bemerkte, begon ik mijn gevoel aardig kwijt te raken.
  
  Aan de overkant zei het meisje: '... Het kan me niet schelen. Ik kan er gewoon niet langer mee doorgaan. Ik ben een nerveus wrak. Ik... '
  
  Ik had dolgraag een blik willen werpen op wat er beneden gaande was. Maar dat zou niet zo slim zijn geweest.
  
  Het vage licht dat door het raam scheen aan de overkant van de smalle steeg, was voldoende om mijn gezicht af te tekenen voor iemand die beneden zat en naar boven keek. Ik vervloekte mezelf Wilhelmina thuis te hebben gelaten, maar wist me ietwat gerustgesteld door de zekere aanwezigheid van Hugo, het vlijmscherpe staal dat veilig in zijn schede tegen mijn onderarm zat. Beneden zaten meer mensen. Er waren ...
  
  Ik vergat een ogenblik wat Vicki zei. Beneden klonk het scherp inhaleren van adem en een gesmoorde zucht. Ik waagde een kijkje over de rand. Er kwam zwak licht uit een van de ramen. Iemand, in een van de kamers beneden, had een zaklantaarn en liet de straal door het vertrek spelen.
  
  Ik liet Hugo uit zijn schede glijden, werkte mezelf over de rand van het kleine balkon en liet me langzaam zakken op het volgende. Een verdieping lager hoorde ik iemand laag en keelachtig grommen. Hij sleepte iemand door het vertrek. Ik haalde diep adem en werkte mezelf weer over de rand. Ik liet mezelf zakken en bleef zoveel mogelijk in de schaduwen. Eindelijk raakten mijn voeten de stenen rand van het balkon onder me.
  
  Ik wankelde even. Het was net voldoende om me te redden.
  
  Er klonk een kort pfft uit de deur en een 7 mm kogel, gedempt, floot langs mijn gezicht. Als ik niet was uitgegleden - nou, je hebt van die tijden dat het niet zo handig is om altijd maar perfect te zijn.
  
  Ik raakte de vloer en rolde om. Die gast met het pistool zat ineengedoken in de deuropening en, dwaas die hij was, had nog steeds de zaklantaarn aan in de andere hand dan die waarmee hij het vuurwapen vasthield.
  
  Ik kwam uit mijn rol, op volle kracht en gaf hem niet de tijd om te reageren. Als ik geweten had wie hij was - als ik erover na had kunnen denken - dan denk ik, dat ik hem opengesneden zou hebben en dan zou hebben zitten toekijken, hoe hij langzaam doodbloedde. Ik stootte mijn vriendje, Hugo, omhoog tussen twee ribben met een venijnige beweging. Hij ging recht op het hart af. Hugo kreeg alle kracht die ik had en ging helemaal, tot aan het heft, naar binnen. De man viel direct neer. Dood.
  
  Ik stapte opzij, pakte de zaklantaarn en bekeek hem. Ik schoof zijn lichaam weg en liet de lantaarn door de kamer schijnen. Ik zag wat ik ongeveer verwacht had te vinden.
  
  Op de vloer lag de bodybuilder Constantin in een poel donkerrood bloed. Ik denk dat ik het geluid van die demper de eerste keer niet had gehoord door de andere geluiden van de avond. De enige keren dat die dingen zo iets als een geluid maken, is als het wapen op jou is gericht. Ik liet de lantaarn over zijn lichaam spelen en vond nog iets dat ik verwacht had te vinden. De losgemaakte kleding, het bloed op zijn onderbuik...
  
  Ik liet het licht nogmaals schijnen op het gezicht van de man die ik had gedood. Wat een stom toeval, dacht ik. Die arme, stomme Constantin was me gevolgd, alleen maar om me een knal voor mijn harses te verkopen omdat ik - naar hij dacht - zijn meisje afgepikt had. Op de een of andere wijze was hij tussen mij en een veel dodelijker achtervolger gekomen op zijn weg hierheen en die had hem voor mij aangezien.
  
  Zou hij niet naar Constantins gezicht hebben gekeken en gezien dat ik het niet was? Zou hij niet... Ik keek naar het gezicht van de man. Het stond hard en wreed, zelfs in de dood. Nee, misschien niet. Niet met zo'n gek als Zvy. Nou, het was de laatste keer dat hij die tatoeage bij iemand had aangebracht - die ellendige hufter.
  
  Ik knipte het licht uit. 'Daar is een van die schoften, Fred,' zei ik zacht voor me uit. Misschien zou ik nog meer hebben gezegd, misschien niet. De volgende interruptie echter maakte het allemaal theoretisch.
  
  'Leon, kijk uit! Jij ... '
  
  Die woorden waren van Vicki en kwamen van het raam aan de overkant van de steeg. Dat was alles wat ze nog wist uit te brengen. De rest ging verloren in het gebulder van een groot en krachtig handwapen. Een keer, twee keer. Toen stilte.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 19
  
  
  
  
  Dat was het voorlopig. Ik liet de zaklantaarn over Zvy's lichaam flitsen en vond zijn pistool met de geluiddemper. Ik bukte me - die ribben vervloekend, die me de zenuwen bezorgden - en raapte hem op. Toen doofde ik de lantaarn en stak hem weg in mijn kontzak.
  
  Weer klonk er boven het schot van een pistool - maar ditmaal was het een kleiner wapen. Een Saturday Night Special, voor zover ik kon vertellen. Die gaan pop, terwijl de grotere pistolen je oren doen schetteren.
  
  De eerste twee schoten herkende ik echter. Tenminste, dat dacht ik. Er is slechts één pistool luider of krachtiger dan de .357 Magnum en dat is de .44. Dit was geen .44 geweest. Het had me niet ineen doen krimpen en de .44 is het enige wapen dat zoiets bij mij bewerkstelligt. Nee, het was een .357 en ik zou gewed hebben op een Wembley Vickers ...
  
  Sjimon zat daar ergens in de nacht en besloop Vicki en haar vriendjes. Of mij?
  
  Nou, het maakte weinig uit, besloot ik. Het kon me niet schelen achter wie hij aan zat. Nu we van positie waren veranderd, zou ik ten slotte achter hem aan gaan. En ditmaal zou ik hem grijpen. En hem verbranden. Ik merkte dat ik grinnikte in het duister. Het kleine pistool deed weer pop.
  
  Ik sloop naar voren en stak mijn hoofd uit het raam. Ik telde tot vijf en ging naar buiten, het balkon op.
  
  Daar boven was geen enkel teken van leven te bespeuren.
  
  Ik schoof het pistool in een zak en liep terug naar de deur. Als hij probeerde naar beneden te komen langs die verzameling balkons, zoals ik naar boven was geklommen, zouden ze hem zien en hem inmaken. Nu wist ik dat één van beiden - Vicki, of wie die Leon ook mocht zijn - in leven was en gewapend. Goed. Dat betekende dat hij een andere weg naar buiten had en dat zou waarschijnlijk de weg die hij naar binnen, het gebouw in, had genomen. De weg die Zvy naar binnen had genomen en toen Constantin had verrast. Ik ging op het grote trappenhuis van het oude gebouw af. Toen ik de deur openmaakte, pauzeerde en ten slotte naar buiten stapte, het trappenhuis binnen, was er echter geen enkel geluid te horen.
  
  Ik besloot een beslissing te forceren.
  
  Ik haalde het pistool weer te voorschijn en liep voorzichtig, op mijn tenen, één trap op. Op de overloop pauzeerde ik en luisterde naar de geluiden. Niets. Nog voorzichtiger dan ervoor, liep ik verder naar boven. Bovenaan de trap stapte ik achteruit en trapte de deur in ... en werd bijna neergeschoten voor al die moeite. Het kleine wapen aan de andere kant van de steeg ging weer pop en een kogel floot zingend langs mijn hoofd. Ik liet me snel op de vloer vallen en wenste dat ik dat niet had gedaan.
  
  'Hé,' riep ik. 'Vicki. Ik ben het. Harry Archer. Die gast met het pistool is weg.'
  
  'Harry?' De stem klonk nerveus en aarzelend. 'Wat doe je hier?'
  
  'Ik ... werd jaloers en ben je gevolgd. Ik leg het je later wel uit. De man die hier zat, die gast met het pistool, is weg. Ik heb alles gecontroleerd.'
  
  'Harry... kan ik je vertrouwen?'
  
  'Beter wel. In ieder geval kun je beter iets snels ondernemen, me doodschieten of vertrouwen. Over een paar minuten stikt het hier van de smerissen.'
  
  'Kun je niet hierheen komen? Ik bedoel... iemand is hier gewond. Ik ...'
  
  'Wacht even.' De balkons waren op deze hoogte zo dicht bij elkaar, dat de huisvrouwen regelmatig met elkaar konden babbelen, terwijl ze bezig waren hun was over het steegje op te hangen. Pijnlijk kwam ik overeind, liep naar het balkon, spande me en sprong eroverheen.
  
  Terwijl ik dat deed stortte het opstaande muurtje aan mijn kant - een soort stucwerk - onder mijn voeten weg. De brokstukken vielen kletterend in de steeg. Ik kwam hard tegen de balustrade aan de andere kant terecht, greep me vast met beide handen en bleef hangen. Toen, pijnlijk en vloekend, klom ik er tegen op.
  
  Ze zaten binnen in het duister. Ik trok de gordijnen opzij. Toen Vicki het licht aandeed - een enkel gloeilampje aan het plafond - trok ik een stuk spaanplaat van een kast af en legde die voor de raamopening.
  
  Toen ik naar beneden keek, zag ik dat zij het hoofd van een man in haar schoot had en een klein damespistooltje in een hand. Hij had een grote wond in zijn dijbeen en had een heleboel bloed verloren. 'We hebben niet veel tijd te verliezen,' zei ik. 'Ga de auto halen en breng hem naar het einde van de steeg. Ik weet niet hoe het daar heet, maar er is daar een hoogpoort, in ieder geval was die er de laatste keer dat ik hier was ... '
  
  'Maar Harry, je zei dat je nooit eerder in Nice was geweest...'
  
  'Nooit als Harry Archer,' zei ik. 'Uitleg komt later. We moeten je makker hier weghalen, voor de flics in de buurt arriveren. Doe wat ik zeg.'
  
  'Okee, maar ... hier, mijn pistool... '
  
  'Ik heb er zelf een. Ik heb het pistool gepakt van die gast die ik beneden heb gedood. Zijn makker is nu wel al een heel eind weg.'
  
  Ze keek naar me op met die zeegroene ogen. 'Ik ... Goed.'
  
  Ze liet me de man overnemen en rende toen naar de deur op haar platte sandalen. Ik hoorde de zolen ervan de hele weg naar beneden klepperen.
  
  Ik wendde me tot de man. 'Dit,' zei ik, 'gaat mij evenveel pijn doen als jou. Maar we kunnen het in ieder geval beter maar nu doen. Als ik jou op mijn schouder kan krijgen ... '
  
  Hij keek op en zei: 'Het is okee.' Zijn ogen werden wijder en vernauwden zich weer toen hij mijn gezicht afzocht. Hij had een lang, mager gezicht, het gezicht van een overactief, gedreven mens. Hij had een klein littekentje onder zijn oog. 'Jij... geef me een hand. Alsjeblieft. Ik ...'
  
  Ik legde een hand in die van hem. Hij was koud: shock.
  
  En verdomd als hij me niet die smalle handdruk van Will Lockwood gaf. Net toen de sirenes naderden over de weg.
  
  'Nou, Godallemachtig,' zei ik.
  
  'Ja,' zei hij. 'En jij kent me. Vier jaar geleden hebben we samen in de Golf van Bahrah gewerkt. Ik ... ' Maar hij zag er slecht uit. Ik legde een vinger tegen mijn mond: bewaar het voor later, we moeten eerst zien hier weg te komen. Hem kennen? Natuurlijk. Ik kende hem als Leon Schwartzblum. Een van Israëls hardste en meest betrouwbare geheime jongens. Hij was van de ene dienst naar de andere gegaan, als zijn talenten daar nodig waren; hij was een van de gasten geweest die Eichmann uit Argentinië hadden gehaald - en nu zat hij samen met mij op deze schnabbel. Of dat had hij gedaan. Die beenwond zette hem direct buiten spel en liet me zo ongeveer achter waar ik was begonnen.
  
  'Kom op, makker,' zei ik. 'Straks meer. Maar zet je tanden even stevig op elkaar. Ik ga proberen je op mijn schouder te krijgen. En houd je daar vast.' Maar ik wist dat hij dat zou doen. Hij was de beste vastbijter die ik ooit ben tegengekomen.
  
  Het vervoeren van een gewonde man in een Morgan is niet zo eenvoudig. We moesten hem in mijn schoot leggen en voor zijn dijbeen en mijn ribben was dat niet al te best.
  
  Vicki bleef nog een tijdje stil. Ze was een ervaren rijdster en stuurde de wagen de heuvels achter Nice in. Het was een weg die
  
  ik niet kende, maar ik had enig idee waar ze ons heen bracht. Ze zouden wel ergens in de buurt een soort van ontmoetingsplek hebben, waar ze ook een radio weggestopt hadden ...
  
  'Wat weet je van het verzorgen van wonden?' vroeg ik.
  
  'Niets,' zei ze, haar ogen op de weg. 'Maar we kunnen een vriend bellen.'
  
  'Het komt in orde,' zei Leon met opeengeklemde kaken. Hij begreep de noodzaak van het snelle rijden. 'Sonia,' zei hij. 'Dit is Nick Carter.'
  
  'Nick Car... ' Ze wendde haar ogen naar ons. 'M-maar 'Zoals je zei,' zei ik. 'Wij zijn allemaal nep. Sonia? Ergens vond ik Vicki wel leuk.'
  
  'Ze is ... mijn zuster,' zei Leon. 'Zij was ons contact aan boord van de Vulcanus. Zij heeft haar portie smerig werk tot dusver wel gehad.'
  
  'Ik probeerde Leon over te halen me te laten gaan.'
  
  Ze beet op haar lip en ging toen verder: 'Ik zag mezelf al een soort idioot worden, net zo'n ijdel en stompzinnig en grillig mens als zij allemaal, alleen al door al die tijd in hun buurt te blijven hangen.
  
  Vandaag - ik ben zo stom en gemeen geweest om dat spelletje met je te spelen ...'
  
  'Goed,' zei ik. 'Geen probleem. Bovendien is Constantin dood.'
  
  'Dood? Maar hij was niet één van hen...'
  
  'Maar hij volgde mij. En zij zagen hem voor mij aan in het donker. Niet veel later liep ik tegen iemand van hen op en stak een staal in hem. Hij...'
  
  Leon probeerde iets meer rechtop te gaan zitten. 'Nick, heb je zijn handen gezien? Had hij...'
  
  'Hij had die kleine davidster tussen duim en wijsvinger getatoeëerd? Ja. Waarom?'
  
  Hij knikte alleen maar en dacht na. 'Ik wist het. Ik wist dat wij hem hier tegen het lijf zouden lopen. De openingszetten in deze zaak zijn achter de rug. Hoor je dat, Sonia? Dit is het eindspel. We komen in de buurt. We ... '
  
  Maar zij besteedde slechts aandacht aan de weg en dat was maar goed ook. Het was een kronkelige, bochtige weg en de bochten waren allemaal aan de verkeerde kant beveiligd. Aan de andere kant ging de weg direct over in een steile val. Ik besloot niet naar beneden te kijken. Op een goed moment draaide ze een gat, in een rij bomen aan de landkant van de weg, in. Ze vertraagde de snelheid toen de banden van de wagen grind raakten en luid knerpend stenen op deden spatten tegen de onderkant van de auto.
  
  
  
  Terwijl ik naar die 'vriend' keek, die een gespierde verpleegster bleek te zijn, die Leons been oplapte, besloot ik dat hij nog opmerkelijker was dan mijn eerste gedachten mij aangaven. We konden slechts over oppervlakkige dingen praten, tot zij was verdwenen, maar toen scheen het tijd te zijn om de zaak te bespreken. We moesten een beslissing nemen op welke manier we deze zaak zo goed mogelijk konden opknappen.
  
  'Jij,' zei ik, terwijl ik een teugje nam van het glas whisky dat Sonia me had gegeven, 'wilde me net vertellen over die gasten met die tatoeage. Jij... '
  
  Ze gaf Leon ook een drankje. 'De zonen van David,' zei ze. 'Zij zijn de loodsmannetjes van de mensen die Leon en ik moeten uitroken.'
  
  'Ik begrijp het niet.'
  
  'Israël,' zei Leon, zich erin mengend, 'heeft zijn eigen idioten, fanatiekelingen, hoe je ze ook wilt noemen. Wij hebben onze eigen verraders en afvalligen. We zijn dan wel een klein land, maar hebben nu al zo'n beetje van alles wat je in een veel groter land kunt vinden.'
  
  Hij ging rechtop zitten op het bed en trok een kussen achter zijn rug.
  
  'Het is een soort van mentaliteit, die ik alleen maar met zelfmoordachtig kan betitelen. Het is fundamenteel zelfmoordachtig. En in staat om een heel organisme te betrekken in het vooruitzicht van een eigen dood. Op een bepaalde manier zou je kunnen stellen dat Hitler een extreem voorbeeld van dit soort extreme mentaliteit was. Het enige dat je werkelijk betrouwbaar kon voorspellen, uitgaande van de eerste organisatie van Duitslands oorlogsmachine, was de aanblik van Duitsland in puin, en het volk gedemoraliseerd, dakloos en stervend van de honger. In bepaald opzicht zou je kunnen stellen dat Hitler er alles aan heeft gedaan om dit te bewerkstelligen. Elke stompzinnige zet die hij deed met zo'n stoutmoedig air van zelfvertrouwen, verhaastte slechts die dag in de bunker in Berlijn. Hij was te ver gegaan -misschien verder dan enig man in de geschiedenis - door vijanden te maken en hoe sterker en onmeedogenlozer, hoe beter ... '
  
  'Ik begrijp je,' zei ik. 'Het is een manier om tegen de dingen aan te kijken.'
  
  'Nick,' zei Leon. 'Onze ouders wisten Auschwitz te overleven. Mijn vader vertelde me een keer, dat het enige dat hem redde was, dat hij in staat was om een objectief gezichtspunt in te nemen. Elk ander gezichtspunt eindigde in krankzinnigheid. Sonia en ik moeten van tijd tot tijd bepaalde schakelaars in onze geest uitzetten. We moeten dat... '
  
  'Ik begrijp het... '
  
  'Goed. Die mensen - de Zonen van David - zijn mensen die niet kunnen wachten tot er een volgende oorlog met de Arabieren uitbreekt. Ze willen er nu één - één tot in de dood. Je weet wat dat zou betekenen, gegeven de huidige kansen met die Yom Kipoer oorlog ... '
  
  'Auw,' zei ik. 'En o mijn God.' Ik vertelde hun over de gebeurtenissen in Hongkong - de gekaapte wapenzending, de verdwenen microfilm, alles. 'Maar ik kon hun acties toen al niet begrijpen en ik begrijp ze nog steeds niet.'
  
  'O,' zei Leon. 'Het verminken van de slachtoffers? Het is een Bijbelse kwestie, Nick. De oude Israëlieten - in de tijd van de Boeken der Koningen - waren een zeer oorlogszuchtig volk. Koning Saul was een machtig krijger, koning David was zelfs nog machtiger. En het waren geen oorlogen die volgens de toernooiregels werden uitgevochten. En in de lijn van de joodse overwinning werden alle vijanden besneden. De krijgers verzamelden voorhuiden zoals de Amerikaanse Indianen vaak scalpen verzamelden. De Zonen van David laten hun eigen overwinningsteken achter en ik weet zeker dat de plaats van die linkervinger niet toevallig is. Iemand weet iets van zijn geschiedenis af. Ik maak geen verontschuldigingen voor een barbaarse tijd.'
  
  'Ze hebben een goede vriend van me gedood. Eén van hen heb ik te pakken gekregen. Ik wil die ander.'
  
  'Je krijgt hem. Al moet ik hem zelf voor je doden.'
  
  'Doe dat en ik wacht tot je been is genezen en breek dan je andere. Ik wil hem zelf.'
  
  'Hij doet het ook, Leon,' zei Sonia glimlachend. 'Harry ... ik bedoel, Nick... is hard.'
  
  'Weet ik,' zei Leon. 'Goed. Maar wat doen we nu? We moeten plannen maken, nieuwe. Dit been ... nou, het oorspronkelijke idee was, om mij aan boord te krijgen als een soort van kombuishulp. Ik ben een tijdje souschef geweest in een drie-sterrenrestaurant. Sonia moest daarvoor een soort opening scheppen, zoals ze dat in het verleden herhaalde malen heeft gedaan. Niet die van jou, die jongeman kon gewoon niets meer velen van Mlle Komarowa.' Hij wendde zich tot zijn zuster en pakte haar hand. 'Sonia? Wil je er nog steeds uitstappen? Omdat 'Nee, nee,' zei ze. 'Niet nu ik weet dat jij ook op de boot gaat werken.' Haar ogen bleven even op mij hangen; ze bloosde. 'Weet je het zeker? Omdat je nu een nog grotere belasting krijgt...'
  
  'Nee, nee.' Ze stak haar hand uit en pakte mijn glas. Haar vingers beroerden heel even die van mij en toen stond ze op en liep naar het buffet. Het huis was klein, geïsoleerd en uitgewoond. Het stond hoog boven de baai en ik dacht, dat er met zonsopkomst een prachtig uitzicht over de Middellandse Zee was.
  
  'Goed,' zei ik. 'Maar waar hadden die Zonen van David die wapenzending voor nodig? Om hun groep te bewapenen en een oorlog te beginnen?'
  
  'Ja. En fanatiek als zij zijn hebben ze, toen ze dachten te zijn belazerd, iedereen die er in hun ogen verantwoordelijk voor was, vermoord. Dat was natuurlijk Meyer bij voorbeeld. Bovendien heb jij hen een handje geholpen door die Vietnamese heer uit de weg te ruimen, die hiermee is begonnen en de werkelijke verrader was.'
  
  'De generaal?'
  
  'Ja. En toen, zoals jouw Mr. Hawk suggereerde, kwam de hele zaak in handen van een derde groep.'
  
  'Wie? Komarow?'
  
  'Dat weten we niet zeker. Maar, zoals Hawk zegt, Komarows activiteiten hebben de laatste tijd bepaalde veranderingen ondergaan. Waar hij eens wapens aan beide partijen verkocht, aan iedereen, wordt hij nu ineens kieskeurig. En in het huidige geval kiest hij de kant van de verschillende terroristengroeperingen van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie. Hij heeft hun alle wapens verkocht, waar hij zijn handen op kon leggen. En op krediet, wat tot dusver niet zijn manier van werken was. Hij heeft beslist partij gekozen.'
  
  'Waar werd die verandering door veroorzaakt?'
  
  'Dat weten we niet zeker. Maar, zoals Sonia zeif de Zonen van David zijn als de loodsmannetjes die de haai volgen. De moeilijkheid met de nazi mentaliteit die zij tentoonspreiden is, dat zij de neiging vertoont om gelijkgestemde geesten te zoeken, of die nu links of rechts zijn. Linkse fanatici lijken veel meer op rechtse fanatici dan dat zij verschillend zijn. En ze begrijpen elkaar. Ze zijn als de verschillende laden van een en dezelfde kast.'
  
  'Dus?'
  
  'Sonia is nu al een aantal maanden niet met Mlle Komarowa naar zee geweest. De grande dame' - zijn toon was sarkastisch -'is uit het gezicht verdwenen. Misschien met een minnaar die zo slecht te boek staat, dat zij hem niet aan de wereld durft te vertonen. Ondertussen gebeurt dit allemaal. We vermoeden dat Komarow nieuwe vrienden heeft gevonden en dat die hem gezelschap houden als raadgevers.' Hij haalde zijn schouders op. 'Er is hier beslist iets vreemds aan de gang. En het is jouw taak en die van ons om uit te vinden wat het precies is.'
  
  Ik keek naar buiten. Er hing een rode waas in de donkere lucht. Over een paar ogenblikken zou de zon opkomen. Mijn God, waar was de tijd gebleven? 'Ondertussen,' zei ik, 'wat zijn jullie van plan?'
  
  'Onder meer blijven we contact met elkaar houden. Nu de Zonen van David hier zijn ... jouw vriendjes, Zvy en Sjimon, behoren - of behoorden? - tot de topdoders van hun organisatie. In ieder geval betekent hun aanwezigheid hier, dat we het allemaal juist hebben. De moeilijkheid ligt aan boord van de Vulcanus. Wij drieën, jij, ik, de Zonen van David, zijn onafhankelijk tot die conclusie gekomen. Dank zij een aantal verschillende bronnen hebben we in ieder geval enig idee over de koers van de Vulcanus in de komende paar weken. Van tijd tot tijd nemen we contact met jullie op. Ondertussen houden we een oogje open voor het vermiste schip.'
  
  'Je bedoelt dat het nog op zee is? Is hij nog niet uitgeladen?'
  
  'Ja, of in ieder geval, dat denken we. Onder welke naam, welke vlag... wie weet? Maar we denken dat binnen niet al te lang te weten. En, Nick, de lieden aan boord van de Vulcanus, de gevaarlijken, degenen die Komarow, beïnvloeden ...'
  
  'Ja,' zei ik. 'Ik wilde je al vragen iets meer over hen te vertellen.'
  
  'Onder hen bevindt zich een man die een tijdje geleden nog Kurt Schindler heette ...'
  
  Ik floot. Schindler? Levend? De hoogste in de hiërarchie van wat Mr. Himmler de Uiteindelijke Oplossing van het Joodse Probleem noemde - een zelfs nog groter radertje dan Eichmann was geweest.
  
  'Ah,' zei ik, toen ik er even over nagedacht had. 'Dus je bent niet naar een ander agentschap overgestapt. Je hebt hier, net als ik, iets persoonlijks in zitten.'
  
  'Erger,' zei Sonia. Ze stond bij het raam. 'Ik wil Schindler zelf, even hevig als jij Sjimon wilt. Maar Leon, hij leeft ervoor. Hij heeft dit nodig ... die heilige zaak van hem, zoals een bloem het zonlicht nodig heeft. Hij...'
  
  'Het is goed,' zei Leon, Zijn gezicht was vertrokken en bleek, maar er lag een smalle glimlach op. 'Dat is voldoende, liefje. Maar ik denk dat Nick het diep binnenin wel zal begrijpen.'
  
  'Ja,' zei ik. 'Ik denk dat ik... '
  
  'Harry,' zei Sonia vanaf het raam. 'Ik... ik bedoel Nick. Kijk.' Ze wees over de plotseling zichtbare baai. De roze dageraad was precies op tijd en de blauwe baai krulde rond de voet van de rosé bergen onder ons en naar het westen, waar ze haar vinger uitstrekte naar Monaco en Italië. 'Daar is hij,' zei ze. 'Hij is vroeg. Ik ... ' De woorden dreven weg.
  
  Ik keek in de richting van haar wijzende vinger. Net binnen de pier zag ik de klassieke lijnen van een grote driemaster. De Vulcanus was gearriveerd.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 20
  
  
  
  
  
  'Wat zijn ze aan het doen?' vroeg ik, terwijl ik naar de bemanning in het want keek, die met de zeilen bezig was. Om de een of andere reden scheen de neus van het schip op de opdoemende rotswand te zijn gericht, maar door een nog vreemdere reden gingen we helemaal niet die kant op. Langzaam dreven we zijdelings de smalle rivier af naar de monding.
  
  'Dat noemen ze bakzeil halen,' zei Michel in zijn vlekkeloos accentvrij Engels. Hij was niet precies mijn kopje thee, maar hij ging er mee door, Sonia - Vicki, verdomme. Ik mocht dat niet vergeten - had zich al drie dagen niet laten zien. 'Kijk,' vervolgde hij, 'we hebben de topzeilen doen bollen om die kant op te gaan. Zie je de windrichting? Nou, toen we haar eenmaal in de vaargeul hadden, voorbij het voorgebergte daar, krompen we de hoofdra en lieten haar zijdelings de stroom afdrijven. Nu is de voornaamste stuwkracht het getij.'
  
  'Heb je geen motoren?'
  
  'Ja,' zei hij. 'Maar monsieur Komarow heeft wat last van zijn ingewanden vandaag. En hij houdt niet van het gevoel van een diesel onder hem. Gelukkig maakt de bemanning korte metten met dit soort zaken. En hemellief, Harry, je hebt toch geen haast om ergens te komen, wel? Ik bedoel, waar zouden we naar toe moeten? Als dat feestje er niet was dat Alex morgen op het eiland wil geven, dan zou dit allemaal uiterst vervelend zijn.' Ongeïnteresseerd volgde ik zijn uiteenzetting en diepte één van mijn eigen sigaretten uit mijn zak op - ditmaal zonder de gouden NC op het mondstuk - en stak hem op. Blauwe rooksliertjes verwaaiden in de lichte bries.
  
  'Kijk, in het midden van het kanaal zetten we de ra's in de wind en laten we- ons weer verder dragen door het getij. Als we de monding bereiken, laten we eerst het voorste topzeil zwellen en als we haar eenmaal keurig in de wind hebben, gebruiken we alle topzeilen ... '
  
  'Zo helder als modder,' zei ik.
  
  '... en gaan we de zee op met al het zeil op stuurboord. O, Harry, je zou echt eens wat meer je best moeten doen om de sfeer aan boord te begrijpen. Anders wordt het allemaal strontvervelend.'
  
  'Die zeemanspraat is al behoorlijk maf,' zei ik. 'Hoe komen we die kant op, als de wind deze kant op blaast? Zelfs met alle zeilen omgedraaid ... '
  
  'Voor elke wind bestaat er een manoeuvre, Harry . .. behalve natuurlijk als de wind helemaal gaat liggen. Als dat nu zou gebeuren - als de wind helemaal verdwijnt - moeten we nieuwe orders gaan halen bij Komarow. Of we gaan dan voor anker hier en wachten tot de wind weer opsteekt, of we gebruiken de hulpmotoren. Kijk de wind komt nu uit zee. We zetten de zeilen zo; en nu ligt de boot, wat we noemen, aan de wind.'
  
  'Wat is dan voor de wind?'
  
  'Eenvoudig. Laat me het uitleggen ... ' Maar er verscheen een jongen in het wit, dat keurige, schone, met goud afgezette kostuum, dat iedereen, behalve wij, aan boord van de Vulcanus droeg - en overhandigde mij een opgevouwen briefje op een zilveren dienblad. Zonder het open te vouwen keek ik naar Michel. Hij kneep zijn lippen opeen en liep weg, terwijl een cynische grijns zijn mondhoeken deed krullen. Ik zei: 'Bedankt,' en de bediende vertrok eveneens en liet me achter bij de reling, terwijl één voet oneerbiedig op een van de antieke, bronzen kanonnen rustte, waarmee de bark was versierd.
  
  
  
  Mr. Archer,
  
  Ik heb een uitgewerkte horoscoop nodig voor de zevenentwintigste. Locatie: de grens tussen Israël en Syrië. Zorg er alsjeblieft voor dat hij morgenmiddag klaar is. Ondertussen verwacht ik je voor het diner in mijn hut, om zeven uur vanavond. Een weigering accepteer ik niet. Mijn bediende komt je om kwart voor zeven halen. Zwarte das. Welkom aan boord.
  
  A.
  
  
  
  'Nou,' zei ik. Toen dacht ik er enige tijd over na. Israël en Syrië. Over vier dagen. Hoe kon ik Sonia zo snel mogelijk bereiken? En Alexandra Komarowa? Ik had haar nog niet ontmoet. Ik had haar een paar keer zien komen en gaan, altijd op afstand. Die enkele blik die ik had gehad, op wat de bediende altijd de 'verboden stad' noemde - de grote kajuit van het schip en de weelderige suites die daarop uit kwamen, in het achtereinde van het schip had me een duidelijk idee gegeven van de ongelooflijke rijkdom waarin Alexandra zich hulde. De grote kajuit van een waar wapenmuseum en de aankleding was met antiek brons en houten betimmering. Nu zou ik een blik van dichtbij krijgen op haar eigen vertrekken. En van hoe dichtbij op die van haar ouweheer? Ik wist het niet zeker. Tot dusver had ik hem niet gezien en ik wist niet zeker welke hut van hem was, maar ik was van plan om vannacht de zaak te verkennen, als ik daar een kans voor kreeg.
  
  Ik vouwde het briefje op en stak hem in mijn zak. Toen ging ik naar beneden, naar mijn eigen hut, om me om te kleden. Dat gebiedende briefje van haar liet me niet veel tijd.
  
  
  
  Ik was net bezig met het knopen van mijn stropdas - ik knoop ze nog steeds zelf, die voorgeknoopte dassen zien er altijd zo slonzig uit - toen er op mijn deur werd geklopt. Zacht. Timide.
  
  'Ja?' zei ik.
  
  Weer klonk het klopje. Ik opende de deur van de hut - elegante, kersenhouten betimmering, zag ik nu - en Sonia, in een besmeurde schilderskiel, glipte zonder een woord te zeggen naar binnen. 'Nick,' zei ze, met een gekwelde glimlach, 'ik wil je al dagen in je armen vallen. En de eerste keer dat je alleen bent, kleed jij je om voor het eten en draag ik dit.'
  
  Ik trok haar kin omhoog en kuste haar teder, terwijl ik ervoor zorgde niet met mijn pak tegen haar verse olieverf te gaan staan. 'Net degene die ik wilde zien. Ik denk dat ik een spoor heb voor Leon. Een groot spoor.' Ik pakte het briefje en liet het aan haar zien. Ze las en hijgde, een hand voor haar mond.
  
  'Mijn God,' zei ze zacht, terwijl ze naar de wand keek, haar ogen onscherp. 'Vier dagen. Dat is niet veel tijd.'
  
  'Dat dacht ik ook. Dat betekent, dat de wapenoverdracht volgens mij al heeft plaatsgevonden. En het betekent ook ... '
  
  'Het betekent dat iemand er heel snel gebruik van gaat maken, Blitzkrieg-stijl. En de plannen van het allerlaatste moment... ik wed dat die morgen, aan wal, besproken gaan worden. Maar ... maar, Nick. Dat betekent...'
  
  'Dat Alexandra ook deel uitmaakt van dit alles? Misschien. Het is haar feestje, haar idee om aan wal te gaan. En tijdens het grote dorpsfeest zal het gemakkelijk voor haar zijn om een bijeenkomst te hebben met haar vrienden, en ... '
  
  'Nick, ik weet niet wat ik moet denken, Alexandra? Het is een teef, okee. Maar dit... '
  
  'Ik heb haar nog niet ontmoet. Wat is zij voor iemand? Is ze veranderd? Ik bedoel, sinds jij haar voor het laatst heb gezien?'
  
  'Ja, maar ...'
  
  'Hoe?'
  
  'Zij is ... zij is hetzelfde als altijd. Alleen beheerster. Het lijkt wel alsof zij een soort doel in haar leven heeft gevonden. Het is ... Maar, Nick, dat zou betekenen, dat...'
  
  'Komarow is ziek, weet je dat?'
  
  'O? Daar heb ik niets van gehoord.'
  
  'Michel verklapte me vandaag dat we gebruik maakten van de zeilen, hoe omslachtig het ook is, omdat Komarow last van zijn ingewanden heeft. Hij kan het gezoem van een diesel niet onder zich verdragen.'
  
  'Dan laat hij haar misschien een deel van zijn smerige werk opknappen. Ja, dat is mogelijk. Ik zat het me al af te vragen, weet je. Er was een gerucht dat zij een nieuwe minnaar had. Tijdens de laatste cruise. En ... maar nee, dit is logischer. Natuurlijk, hij heeft nog nooit iemand vertrouwd om het werk voor hem te doen en als hij doodziek is... '
  
  'Sonia,' zei ik, 'volgens mij is morgenavond de grote avond. Hoe meer ik erover denk... '
  
  'De grote avond? Voor hen?'
  
  'Nee, voor ons. Morgenavond krijg je door het feestje een kans om aan wal te glippen en contact op te nemen met Leon - met de organisatie.'
  
  'Ik? Wat ga jij dan doen?'
  
  'Ik ga vanavond de "verboden stad" eens verkennen. En morgen, als het feestje in volle gang is ... '
  
  'Nick,' ze greep mijn arm met haar stevige kleine hand. 'Ja, ik zag het dienstrooster vandaag. Er is dan slechts een beperkte bemanning aan boord. Bijna de hele bemanning heeft walverlof gekregen. Ja, ja ...'
  
  'Precies. En zelfs als het mijn dekmantel naar God jaagt, maakt het misschien niet zo veel meer uit. Met de grote klap op vier dagen van nu gerekend ... '
  
  'Schitterend, Nick. Ik heb een kleine radiozender van Leon gekregen. Ik neem hem mee naar de stad, in een picknickmand, stel hem daar ergens op en roep Leon op. Als ik het hier zou doen, heb je kans dat iemand mijn golflengte opvangt, zo dichtbij. Maar morgen, met hoogstwaarschijnlijk een vervanger in de radiohut. ..'
  
  'Prima,' zei ik. 'Goed. En op hetzelfde moment glip ik weer terug aan boord en kijk wat ik wijzer kan worden.'
  
  'Nick,' zei ze, terwijl ze in mijn arm kneep. 'Ik ... ik maak me alleen zorgen over één ding ...'
  
  'En dat is?'
  
  'Die vrouw. Alleen met jou ... vanavond ...'
  
  Ik bukte me en kuste haar weer, terwijl ik mijn overhemd van haar kiel vandaan hield. 'Geen zorgen. Ik ben immuun. Ga er nu vandoor.' Ik gaf haar een tikje op haar achterste. 'Komarowa's bijgoochem kan hier ieder moment komen ...'
  
  'Goed, Nick ... alles loopt goed af, hè?'
  
  'Zeker,' zei ik beslist. Ik hoopte het in ieder geval. 'En met jou gaat het ook goed. Als dat niet zo was, dan zou Leon je niet al die tijd in de buurt hebben gehouden. Hij zou je uit de familie geschopt hebben.'
  
  'Ja,' zei ze met een verlegen glimlach. 'Dat zou hij hebben gedaan, hè?'
  
  
  
  Ik volgde de stille bediende een trap op en een lange gang door, die was afgetimmerd met rijk hardhout en een versiering had die in het begin gepoetst antiek brons was en eindigde in zilver - de laatste Russische gaslantaarns van rond de eeuwwisseling die waren omgebouwd. Op de vloer lagen Perzische tapijten en boven mijn hoofd was nog meer betimmering.
  
  Maar het waren de wanden die werkelijk indruk op me maakten. Gehangen in precies passende nissen, was een aantal schilderstukken die me in stijl ergens bekend voorkwamen, maar niet in onderwerp - een reeks voorstellingen in een klassiek ernstige stijl van beroemde moord- en slachtpartijen - en ik floot. Als Komarow zonder testament zou sterven, zou ik wedden dat Spanje direct Marokko zou verpanden om ze te kopen - en een speciaal Goya-museum bouwen om ze te herbergen. Tussen de schilderijen hingen wandtapijten, al even onbetaalbaar; de een niet erg verschillend van de volgende. Een moest een ooggetuigenverslag zijn van de Slag om Crécy en een volgende van de Slag om Agincourt, gemaakt door een man die beweerde erbij te zijn geweest. En, getrouw aan de code van Komarow, toen we een verdekt wachthokje passeerden op onze weg, keek de man erin naar buiten door het draadrooster van een biechthokje uit de tijd van Torquemada, zo'n vierhonderd jaar geleden.
  
  Komarowa's bediende deed me stilhouden in de grote kajuit en meldde me door een antieke spreekbuis, die verbonden was met een deur aan stuurboordzijde. Hij kreeg een antwoord dat ik niet verstond en toen liet hij me alleen in het grote vertrek.
  
  Hier was het decor strikt zakelijk. Geen schilderijen, geen muurkleden. Alleen maar wapens.
  
  Het scheen feitelijk een soort wapenmuseum te zijn - niet de verschillende stadia van een bepaald wapen aangevend, maar alleen de grote wapens die een doorbraak hadden betekend in de geschiedenis van oorlogvoeren. In twee verschillende hoeken stonden een Maxim geweer en een Gatling machinegeweer majestueus opgesteld.
  
  De wanden waren een schitterend allegaartje, tot je het patroon ervan te pakken kreeg. Daar had je een stenen strijdbijl; een Grieks kortzwaard uit de bronzen eeuw (en als ik de legende mocht geloven, afkomstig van de Schliemann opgravingen in Troje); een ijzeren goedendag; een wapenrusting; een kruisboog; een Engelse handboog; een Sharpe geweer, een Colt Pacemaker ...
  
  De andere kant was ongeveer gelijk, meer gespecialiseerd in de elegantere modellen. Er hingen daar een paar identieke Toledo duelleerzwaarden; een paar van Heidelberg Schlaeger, een stel schitterende vuursteen duelleerpistolen; een paar sai, zoals die ik die moordenaar in Honkong had afgenomen en een paar van die dolkmessen gelijkende gevallen, die Will Lockwood met zoveel dodelijke nauwkeurigheid had gehanteerd tegenover die drie man. Dat was dus het vlindermes, waar Basil Morse me voor had gewaarschuwd. En met goede redenen, besloot ik.
  
  'Mr. Archer...'
  
  De zachte stem achter me deed me opschrikken uit mijn mijmeringen. Ik draaide me om en zag toen wie mijn naam had genoemd. Nee, schat, zei ik tegen mezelf, dat niet. Op geen enkele manier ga jij mij ervan overtuigen dat jij Alexandra Komarowa bent.
  
  Ze probeerde het ook niet. Het meisje in de gouden ketenen zei: 'Deze kant op, Mr. Archer.' Ze wendde haar blik af. Haar hoofd was naar beneden gebogen, zoals slaven dat doen. En hoe meer ik erover nadacht, terwijl ik haar bekeek, was dat precies wat ze moest voorstellen: een slaaf.
  
  Ze was gehuld in smalle, gouden ketenen, die begonnen bij een gouden band rond haar hals en vandaar naar beneden liepen. Die band was via kleine kettingen verbonden met banden rond haar polsen en die banden waren weer, via lange kettingen, verbonden met banden die haar boeien gekluisterd hielden.
  
  Buiten de kettingen en banden was zij volledig naakt. Toen ze zich omdraaide om mij die reusachtige, teakhouten deur binnen te leiden, zag ik dat haar rug een serie littekens vertoonde van een recente geseling. Mijn mond vertrok om zacht te fluiten, maar hij was zo droog dat er geen enkel geluid kwam. Ik volgde het vreemde meisje met die houding van de geslagen hond het vertrek binnen. Haar voetzolen maakten geen enkel geluid op de vloer.
  
  Een stem zei: 'Je kunt nu gaan. ' Niet 'dank je, je kunt nu gaan,' alleen maar 'Je kunt nu gaan.' Bezit bedankje niet. Huisdieren. Of slaven.
  
  Ik keek om me heen.
  
  Ik zag haar in een verzameling zijden kussens. Ze was knap genoeg, bedacht ik me. Zo iets had ik al opgemerkt van die paar keer dat ik haar op afstand had gezien, in kleren om de straat op te gaan. Nu droeg ze een transparante blouse, terwijl haar tepels opglommen door het maaswerk heen met de gouden verf die ze er op had gedaan. Gouden schitteringen van ringen aan haar vingers en tenen, een juweel in haar navel en een glinstering van een diamant in haar doorboorde neusvleugel.
  
  Haar stem klonk loom, vol drugs. 'Ah, Mr. Archer. Kom hier en laat me naar je kijken ...'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 21
  
  
  
  
  De vragen begonnen over astrologie. Eerst dacht ik moeite te hebben om het te halen, omdat ze klonken als goed ingelichte vragen. Langzamerhand kwam ik tot de conclusie, dat waar ze ook mocht zijn - op opium, LSD of welke drug dan ook - dat de toon aangaf. Ze luisterde naar de eerste twee woorden van elk antwoord dat ik wist op te rispen en dan begon haar geest ' zwerven.
  
  Terwijl ik antwoorden gaf, kon ik haar eens goed opnemen. Dt dame was knap genoeg: als je rijk genoeg bent, kun je altijd wel iemand huren die je lichaam in een representabele vorm houdt, als je tenminste iets hebt om van uit te gaan en in haar geval was dat zo. Haar gezicht was ook wel knap, op de manier dat Latijnse vrouwen knap zijn - donker, ogen bijna zwart, sterke neus - maar dat gezicht en dat lichaam werden bewoond door iets griezeligs en engs uit de een of andere SF-film.
  
  Mijn gedachten gingen snel. Ik kende mijn beperkingen. Er zijn maar weinig dingen die ik niet voor AXE zal doen. Nog steeds werkte ik op mijn gevoel. Maar als dat inhield te vrijen met dit krankzinnige uitgefreakte zeemonster ... Ik was als een gek op zoek naar ideeën. Er was één mogelijkheid.
  
  'Zeg,' zei ik. 'Ik ben een beetje gespannen, opgefokt, weet je. Zou het mogelijk zijn om iets lekkers in mijn koffie te krijgen? Iets dat lekker opkikkert? Of iets dat me wat rustiger maakt?' Ik schonk haar mijn Harry Archer grijns.
  
  Haar met juwelen versierde hand raakte die van mij aan. Hij was koud. Wouw, dacht ik. Jij hebt beslist niets meer nodig. 'Zeker,' zei ze met een benevelde, schorre stem, al dik van de drugs. 'Hier probeer dit eens.'
  
  Met haar andere hand overhandigde ze me een klein flesje. 'Lekker,' zei ze. 'Heel lekker.' Haar hand met de vergulde nagels bleef even op die van mij hangen. Ik huiverde, ze bezorgde me rillingen. Haar diep stem fluisterde: 'Laudanum. '
  
  'Mmmm,' zei ik. Ik. hield haar ogen op die van mij en grijnsde mijn waarzeggerglimlach. Ik nam het flesje op en goot genoeg van dat spul in mijn koffie om een olifant uit te schakelen. Laudanum? Precies wat de dokter voorschreef. Ik stak mijn hand uit en pakte het andere kopje op - dat van haar - en bracht het naar mijn lippen, terwijl ik haar blik gevangen hield. Ik zette een vriendelijk goedkeurend gezicht. En dronk het.
  
  Godallemachtig, dacht ik. Ze heeft haar eigen koffie ook vol gegoten. De verwisseling deed me helemaal geen goed. Ik zette haar koffie neer met een onvaste hand. Het vertrek dreef. 'Hé,' zei ik. 'Dat is sterk spul.'
  
  'Ik ben blij dat je het lekker vindt,' zei ze. Haar gezicht werd onscherp. De lichten aan het plafond draaiden rond en rond. 'Hier lieveling, waarom maak je het jezelf niet wat gemakkelijker?' Ze stak haar hand uit en maakte mijn das los.
  
  'Hé,' zei ik. 'Ik ... ' Maar de wereld draaide rond als een dolgedraaide draaimolen. Haar handen schoven mijn jasje van mijn schouders af. 'Laat me even tot rust komen ... '
  
  De wereld ging in mist ten onder.
  
  Toen ik bijkwam - het kon niet meer dan tien minuten hebben geduurd - was ik alleen nog gekleed in mijn onderbroek en probeerde de dame me, met een doffe glans in haar ogen, er van te scheiden. 'Dat was heerlijk,' zei ik. 'Dat wordt me het avondje wel, zei ik ...'
  
  'Dat zeker, schat,' zei ze. Ik lag uitgestrekt op de kussens en zij knielde boven mijn hoofd, terwijl haar grote tepels door het dunne gaas heen goudkleurig schitterden. 'Dit wordt een nacht om je nog lang te heugen.'
  
  Haar hand haalde iets van onder de sprei vandaan en trok dat snel over mijn borst. Het was iets kouds. Ik keek naar beneden. Ik zag daar een dunne lijn van mijn eigen helderrode bloed, die me net boven het verband en net onder het sleutelbeen, in tweeën deelde. Toen zag ik het vlijmscherpe, kleine mes in haar hand. Weer kwam die naar me toe. Ik rolde van haar weg. Haar hand greep me en hield me tegen. Ik was nog steeds te zwak en te suf van de dope.
  
  'Nee,' zei ze. 'Verzet je niet tegen mij. Dat is een bevel. Ik ...' Het mes kwam nu op mijn gezicht af. Soms is blind instinkt je beste gids. Ik liet een hand zijn gang gaan. Hij ging naar haar pols, draaide die zo hard om dat zij gilde als een jonge hond en maakte het mes los. Die hand - het was mijn linker, de hand waarmee ik een heleboel van mijn eigen, smerige werk doe -bracht het mes over naar de andere en die gooide hem door de ruimte, tot hij trillend in de kostbare betimmering van de wand bleef steken. Toen gaf mijn linkerhand haar een goede knal met de rug tegen haar mond.
  
  Tot mijn verbazing ging ze uit als een glimworm in het badwater. Ze stortte gewoon ineen in de kussens en begon ogenblikkelijk te snurken. Nou, ze had een heleboel meer van dat spul achter haar kiezen dan ik. Zij was er al veel eerder mee begonnen, voor ik op het toneel verscheen.
  
  Wat nu te doen? vroeg ik me af. Voor zover ik wist was mijn dekmantel stuk. Hoe ze dit zou opvatten wist ik niet. Maar ik had er een heleboel om gewed, dat dit me een hele reeks nieuwe problemen had opgeleverd. Ik greep naar mijn broek.
  
  'Mijnheer wil wijn?'
  
  Ik draaide me om, broek in de hand. Het naakte slavinnetje stond voor me, een zilveren karaf in haar handen en haar ogen neergeslagen. Ik voelde me een sukkel.
  
  'Hé, kijk,' zei ik. 'Ik ga hier weg. Wil je meegaan? Ik bedoel, je kunt hier niet blijven, bij iemand die je zo behandelt. Jij...'
  
  'Mijnheer klapte in zijn handen voor wijn?' zei ze. Haar ogen bleven op de vloer gericht.
  
  'Luister,' zei ik. 'Wat je hoorde was geen handgeklap, dat was een mep. Ze is buiten kennis. Nu is je kans als je weg wilt. We gaan in de kast wat kleren voor je zoeken en ik geef je wat geld. We zijn nog in de buurt van de kust en, als je een goede zwemster bent, moet je dat kunnen halen ... '
  
  'Ik zal wat wijn voor mijnheer inschenken,' zei ze met die verslagen stem. 'Smeek om vergeving voor mijn vrijpostig gedrag.' Ze pakte mijn glas en schonk het in. Het volle glas zette ze neer op het kastje naast het divanbed. 'Mijnheer kan met een gerust hart drinken.' Ze bleef daar staan in die onderdanige houding van haar, terwijl haar ketenen zacht tinkelden. Haar gezicht zou even mooi zijn geweest als haar lichaam, als dat niet die uitdrukking erop had gehad.
  
  'Over een tijdje wordt ze weer wakker,' zei ik. 'We hebben niet zo veel tijd. Ik ... ' Ze bleef daar maar staan.
  
  Mijn hoofd deed pijn. Ik nam het glas op, dat het naakte en geboeide meisje me had ingeschonken, bracht het naar mijn lippen en dronk gulzig.
  
  Dat had ik niet moeten doen. Die wijn was ook gedrogeerd, zelfs nog erger dan de koffie was geweest. De dame ging kennelijk elke avond van een bepaald stramien uit en dat betekende, naarmate die avond vorderde, steeds meer dope. En haar gewenning aan het spul was zo veel groter dan die van mij... Maar ik zonk al op mijn knieën en verdween in iets dat me voorkwam als een eindeloze oceaan van diepzwarte Turkse koffie ...
  
  
  
  Ik werd wakker op de vloer, op een aantal kussens. Het daglicht viel naar binnen door de ramen in een hoek. Ik ging rechtop zitten, in de verwachting dat mijn hoofd mij genadeloos zou straffen, maar het enige teken van een kater scheen die dikke bekleding op mijn tong.
  
  Ik keek om me heen. Er was geen teken te bespeuren van madame. Maar, nee, toch wel. Voor ze vertrok had zij zich aangekleed bij die grote wandspiegel en had die koningin-van-de-Nijl kleren van haar overal op de vloer gesmeten als een verwend kind. Plotseling schoot me iets te binnen. Ik bekeek mijn hele lichaam aandachtig. Als zij aan het werk was getogen terwijl ik sliep...
  
  Maar nee, ik scheen nog helemaal intact - voor zover dat mogelijk was tenminste. Ik stond op, voelde me vreemd, had iets minder last van de pijntjes en kwetsuren als gewoonlijk. Laudanum - en wat ze ook in die wijn gedaan mocht hebben - was kennelijk goed voor gebroken ribben.
  
  Van het kleine slavinnetje was geen spoor te bekennen. Die sliep waarschijnlijk overdag, als haar meesteres ergens anders mee bezig was ... Maar waar, kon ik niet vertellen. Misschien was daar in die wand, aan de andere kant van die gordijnen, een deur. Maar als dat zo was, dan was hij goed verborgen in de betimmering. Ik schudde mijn hoofd weer en ging op zoek naar mijn eigen kleren.
  
  Op de grote divan - waar zij had gelegen - lag weer een briefje van haar. Niet gewoon papier, maar geschept. Altijd eerste klas. Ik vouwde het open en las:
  
  
  
  Harry,
  
  Lieveling, je was geweldig. Ik kan me niet meer herinneren een betere tijd te hebben gehad. Het was zo meesterlijk - zo sterk. Vanavond ben ik bezet. Maar ik zie je de komende dagen weer en vaak.
  
  
  
  Ik voelde me een beetje belachelijk toen ik naar buiten ging en terugliep naar mijn eigen hut in avondkledij. Maar zoals dat op die krankzinnige boot toeging, trok ik niet de geringste aandacht. Slechts een begrijpende knipoog van Michel, misschien, maar van de bemanning en het kombuispersoneel (van wie ik een pot onbehandelde koffie kreeg) niets.
  
  Tegen de tijd dat ik me gedoucht en geschoren had en andere kleren had aangetrokken, was het al bijna twaalf uur 's middags. En op dat moment had de koffie me het gevoel gegeven dat ik het leven weer aankon.
  
  Door de patrijspoort hoorde ik een heleboel activiteit aan dek: mensen die schoren aantrokken, zeilen innamen. Zeilboten, vooral die vierkant getuigde dinosaurussen als de Vulcanus, vereisen een onvoorstelbare hoeveelheid handwerk - dat is de reden waarom het zo'n bevredigende hobby is en waarom niemand ter wereld er meer zo een gebruikt om zijn brood te verdienen. Ik vroeg me af wat er gebeurde.
  
  Toen ik weer aan dek kwam, kwam ik erachter. We naderden de haven van een klein eilandje, waar we die nacht zouden blijven. Het was een spectaculair entree. Het eiland zelf was niets meer dan een dode vulkaan, die duizenden jaren geleden zijn ingewanden had uitgespuwd in een explosie van verschrikkelijke kracht. De haven zelf, zoals zovele havens van de Griekse eilanden, was een ondergelopen kratermond, die voor driekwart een bijna perfecte cirkel vormde. We maakten ons gereed om door de geul naar binnen te varen, die door vuur en lava, een eeuwigheid geleden, was gevormd. Overal om ons heen staken steile hellingen op. Ver vooruit, op de eilandzijde van de kratermond, zagen we de glimmend geboende, witte muren van een klein vissersstadje. Ik vermoedde dat we niet bij het dorp voor anker zouden gaan, maar verderop in dieper water, in de luwte van de natuurlijke haven, en van daaruit in de caiques van het dorp aan wal gaan.
  
  Ik kon nauwelijks wachten tot het feestje zou beginnen.
  
  Ik moet zo iets voor me uit hebben gebromd. Plotseling stond Michel naast me aan de reling en stemde met me in. 'Ja, Harry. Het is een prachtig schouwspel, vind je niet? Ik kan je toch wel Harry noemen? En het wordt een schitterend feest.' Hij rekte het adjectief uit: schit-teh-rend.
  
  'Michel,' zei ik. 'Ik zat net te denken ..., Ik, eh, vraag me af of het feestje niet het juiste moment was om in contact te komen met Mlle Weiner. Ik val als een blok op haar. Heb je haar nog gezien?'
  
  'Allemachtig,' zei hij. Hij draaide zich om en keek me aan. 'Beste jongen. Jij hebt net een nacht doorgebracht in de verboden stad - met Alex - en je denkt al weer aan seks? Allemachtig. O, wat zou ik er niet voor over hebben om weer tien jaar jonger te zijn, met alle kracht en zwierigheid. Maar Vicki? Hemeltje. Ik had niet gedacht dat het jouw type was. Je verbaast me.'
  
  'Ieder zijn smaak,' zei ik.
  
  'Nou,' zei hij, terwijl hij - met meer dan gewone belangstelling, kwam het me voor - naar een zeeman keek die snel in het want klom en een naakt been over de ra sloeg. 'Ze is natuurlijk wellicht heel wat leuker dan een van die dikke, Griekse koeien uit het dorp.'
  
  Hij huiverde kies. 'Maar, beste man, het blijft theoretisch allemaal.'
  
  'Waarom?' vroeg ik. Ik keek naar hem, terwijl zijn gezicht een air van wereldwijze zelfvoldaanheid aannam.
  
  'Waarom? Nou, ze is verdwenen, beste man. Ze is vannacht verdwenen. Iemand dacht dat ze overboord is gegaan. Vanochtend heeft niemand iets van haar gezien.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 22
  
  
  
  
  Ik controleerde mijn horloge voor ik vertrok. Het was stikdonker daar op de rotsen, maar ik zag de lichtgevende wijzers van mijn waterdichte horloge. Half elf. Aan de andere kant van de kleine baai was het feest in volle gang, met boezoeki muziek die vriendelijk weg tinkelde.
  
  Nu, op de rotsen in mijn natte pak, met de zuurstofcilinders op mijn rug gebonden en het kleine, waterdichte pakje met mijn papieren, geld en wapens aan mijn riem gehangen, aarzelde ik een ogenblik voor ik me in de baai liet vallen. Ik beet op mijn tanden en stapte het koude, donkere water in.
  
  Er is een voordeel aan zwemvliezen: je hoeft je armen helemaal niet te gebruiken om goed vooruit te komen. Ik dankte Leons vooruitziende blik en dat hij me die onderwater uitrusting had opgedrongen. Door dat koude water zwemmen met een ingedeukte ribbenkast, zou me behoorlijk pijn hebben gedaan. Nu hoefde ik me alleen maar te ontspannen in het water en mijn benen te bewegen, terwijl ik mijn hoofd omhoog hield voor een waakzaam oogje op het schip.
  
  Hij kwam behoorlijk snel in het gezicht. Op het dek brandden een paar lichten en tot mijn verrassing was het deel in het achterschip - de verboden stad bevatte zowel Alexandra's vertrekken als die van de ouweheer - helder verlicht. Ik dacht na, was Alexandra teruggekeerd naar het schip? De hele avond had ik geen enkel teken van haar in het dorp gezien.
  
  Ik zag het roeibootje dat onder de stuurboordreling lag vastgebonden. Ik sloot die informatie op in mijn geheugen en besloot om de Vulcanus heen te zwemmen naar de andere kant.
  
  Het door het water gaan zonder gespetter en een heleboel luidruchtig geplas was een probleem, tot het moment dat een lid van de bemanning die nog aan boord was een draagbare radio aanzette, die luid een Atheens station liet horen. Net toen ik mijn hoofd over de rand wilde steken, schreeuwde iemand die gast toe hem weer uit te zetten.
  
  Ik bevroor. De radio klonk nu zachter, maar de eigenaar ervan liet een reeks Griekse vloeken los op de verstoorder. Langzaam stak ik mijn hoofd boven de reling uit. De man zat met zijn rug
  
  naar me toe en was niet meer dan een meter van mij verwijderd. Ik wachtte tot het dek weer kraakte. En onder dekking van dat geluid werkte ik me over de rand heen. Hij zal nooit weten wat hem geraakt heeft. Ik gaf hem een keurige karateslag tegen de zijkant van zijn nek. Langzaam liet ik hem op het dek zakken. Naar beneden gaan was lastiger; het betekende het openen en sluiten van deuren. Ik glipte het kombuisgebied binnen - nu leeg en verlaten - en vond de trap die naar het lager gelegen dek leidde. Hij was helemaal van gebeeldhouwd hardhout en kraakte onder elke stap die ik op mijn tenen maakte. Ik verwachtte in de moeilijkheden te komen op het moment dat ik de elegante gang bereikte met die schilderijen en wandtapijten.
  
  Maar ik vond het daar onbewaakt, hoewel aan het einde van de gang de grote kajuit volledig verlicht was.
  
  Ik glipte het onbezette wachthokje binnen - dat met het draadrooster en de priesterstoel erin - en liet daar de zuurstoftanks en de vliezen achter. Op blote voeten zou ik heel wat minder geluid maken. Ik wikkelde de drie wapens uit, die ik werkelijk overal bij me draag, en bracht die op hun juiste plaatsen: Wilhelmina in haar holster binnenin mijn natte pak, Hugo in mijn mouw en Pierre beneden, in mijn kruis. Ik ritste alles ongeveer voor de helft dicht. Toen stapte ik behoedzaam weer naar buiten, de gang op.
  
  Aan het einde ervan klonken stemmen; die van een man en van een vrouw. Ik kon pas meer verstaan toen ik de grote kajuit bereikte. Op het moment dat ik de helder verlichte ruimte binnenstapte, voorzichtig dat mijn passen niet kraakten, verstond ik elk woord van de conversatie.
  
  De stemmen kwamen uit de half gesloten eikenhouten deur, die al die tijd dat ik aan boord van de Vulcanus was geweest, het geluid van de eigenaar van het schip gelijkelijk voor bemanning en passagiers had afgesloten. Wassily Alexandrowitsj Komarow, wapenhandelaar, verkoper van oorlog en vernietiging.
  
  Alleen was het niet Komarow die sprak. Het waren twee andere mensen.
  
  Ik kende die stemmen.
  
  Het sloeg nergens op om direct door die half geopende deur naar binnen te stappen. Ik kende zelfs de indeling van die ruimte niet.
  
  Iemand naderde door de gang achter me.
  
  Ik dook door de open deur Alexandra's vertrek binnen en trok die deur achter me dicht. Ik rukte Wilhelmina te voorschijn en liet een kogel in de maker springen. Het was niet eenvoudig, maar langzaam baande ik me een weg door de kussens en verzameling troep van haar vertrek, naar het betimmerde tussenschot dat haar vertrekken scheidde van die van haar vader. Halverwege de wanordelijke kamer hoorde ik hun stemmen al door de wand heen. Die was dus niet zo dik als ik aanvankelijk dacht, besloot ik.
  
  Onderweg raakte ik iets met mijn voet op de vloer. Ik bukte me en voelde met mijn vrije hand. Het kleine naakte slavinnetje zou nooit meer geslagen worden. Ze was koud en dood. Ik boog mijn hoofd dieper over haar heen en rook de vage geur van amandelen in de lucht. Vergif. Cyaankali.
  
  Ik ging weer rechtop staan en voelde me oud en vermoeid. Tevens wist ik dat Leon gelijk had gehad. Dit was het eindspel; het zou eindigen in mat, fraai en beslissend. Ik greep Wilhelmina steviger vast en sloop dichter naar de wand toe. Ik luisterde naar de stemmen.
  
  'jij belazerde me, verdomme. De overdracht zou op de twintigste op Cyprus plaatsvinden. Maar er kwam geen schip. We hadden een afspraak...'
  
  'Afspraak? Met kleine diefjes als jij? Met zo'n kleuterbende van kleine diefjes en moordenaartjes als jouw Zonen van David? Doe niet zo belachelijk. We hebben zo hier en daar van je hulp gebruik gemaakt. Dat is waar. Jij vervulde een nuttige funktie voor ons tijdens dit alles, door de verdenkingen een andere kant op te trekken. Zolang de autoriteiten en hun piassen dachten dat de scheepslading voor een dissidente groep binnen Israël was, zaten ze ons niet op het spoor. Ze zouden dan niet denken, dat de wapens in plaats daarvan op de vijfentwintigste aan de PLO geleverd zouden worden, samen met een nieuw stel papieren uit Rhodes. Net op tijd om ... Maar Sjimon, beste, wilde jij dan geen algehele aanval op de Israëlische grens uitlokken? Wilde je niet zoiets?'
  
  'Ja, maar niet met zo'n verschil in bewapening. Niet op die manier. Niet alleen wordt de eerste linie van Israëls verdediging volledig weggevaagd, maar ook onze eigen mensen, onze infiltrators, onze vijfde colonne. Ze hebben geen enkele kans.'
  
  'Des te beter, zou ik zeggen. Oorlog is een kwestie van twee grootheden, Sjimon. Hoe meer splinterpartijen er rondlopen, hoe rotzooieriger het allemaal wordt als de oorlog eenmaal is gewonnen en het tijd wordt om een machtsstructuur te vestigen. Als de Israëli's eenmaal vernietigd zijn, is er geen plaats voor landverraders als jij in het Nieuwe Palestina. Wat dat aangaat, evenmin voor dat soort fanatici als de leden van de Zwarte September of voor wie ook van hun stompzinnige vriendjes in Japan of elders ... '
  
  'Alexandra ... Je hebt partij gekozen?'
  
  'En waarom niet? Als in het Midden-Oosten de nieuwe regering aan de macht komt, zal het zijn vrienden in de handelswereld herinneren. Het... '
  
  'Maar je vader ... Hij heeft altijd . .
  
  'Mijn vader... kijk naar hem. Hij is vannacht gestorven. Toen hij stierf, viel de macht die ik sinds zijn beroerte van twee maanden geleden op me heb genomen mij rechtmatig toe. Kijk naar hem. Hij was hulpeloos. Seniel. Niet meer in staat om te spreken of anderszins te communiceren. Ondertussen heeft onze organisatie ... '
  
  Organisatie? Was dat Alexandra Komarowa die daar sprak? Kon dat dezelfde vrouw zijn - was ze zo, als ze zich niet buiten westen kegelde elke avond? Ik leunde zwaar tegen het houtwerk en hield mijn pijnlijke ribben vast... En voelde het paneel meegeven. Ik hoorde de stemmen luider worden.
  
  'Alexandra, dit kun je niet menen. We hadden een overeenkomst gesloten. We ... '
  
  'Sjimon, doe niet zo dwaas. Leg dat ding neer en verlaat ogenblikkelijk dit schip. Ik geef je mijn woord van eer, dat als je nu meteen vertrekt, we het incident zullen vergeten en ... '
  
  Ik duwde het paneel langzaam open. Het was bijna net zo groot als ik. Stil gleed ik erdoorheen, het pistool in de aanslag. Ik keek naar hen door de gordijnen die het bed van de oude man omgaven. Ik was uitgekomen aan de binnenkant van de gordijnen om het hemelbed heen en ik gokte erop dat zij mij niet konden zien. Er hing een vreemde geur in de lucht. Ik boog me over het gezicht van de oude man en snoof. Dezelfde geur van verbrande amandelen. Ze had geen enkel risico genomen dat hij beter zou worden en, erger nog, zou herstellen.
  
  'Nee,' zei Sjimon. 'Hier kom je niet zo maar van af. Misschien dat ik ... dat onze beweging gedoemd is. Misschien niet. Ik heb twee dagen om ze uit de buurt weg te halen, op welke manier ook. In ieder geval is het hoogst onwaarschijnlijk dat jij dat nog mee zal maken. Jij overleeft de nacht niet.' Zijn stem was gespannen, ingehouden. Ik zag de grimmige vastbeslotenheid op zijn gezicht terwijl hij sprak, de zakelijke positie van de .357 Webley die hij in zijn trillende hand hield.
  
  'Nee, Sjimon, niet doen ... ' Te laat zag ze in dat hij het ernstig meende. Ze kromp ineen tegen een groot bureau, een hand opgestoken in een nietig gebaar van zelfverdediging. 'Alsjeblieft, ik...'
  
  Er klonk een luid gebulder van schoten, oorverdovend luid. Sjimons lichaam schokte tweemaal op in een groteske dans, toen de zware 9 mm parabellum kogels hem midscheeps raakten. Zijn lichaam sloeg tegen de zware spijlen van Komarows bed en gleed naar de vloer. Op een wonderbaarlijke wijze hield het gordijn het.
  
  De man met de donkere ooglap en de ontbrekende arm stond in de deuropening. Zijn grote PI5 pistool op diezelfde vreemde schuine hoek van zijn lichaam en zijn houding lang en kaarsrecht als van een militair. Hij was niets veranderd sinds Saigon. 'Alexandra,' zei hij, 'je verliest je bruikbaarheid, hoe kun je zo'n man de baas over je laten spelen?' Zijn stem was diep en schor, en nog steeds met dat zweempje van een accent erin. Nou, na alle plaatsen waar hij de afgelopen dertig jaar was geweest, moest hij wel een soort van accent hebben. Een beetje van dit, een beetje van dat. En zeker omdat zijn Engels ergens onderweg was opgepikt - in oorden als Zwitserland, Bogota, Buenos Aires, Syrië, Libanon, van mensen die zelf Engels met een accent spraken. 'Nee,' zei hij, terwijl hij haar vol walging aankeek. 'Je bent niet langer betrouwbaar. Die oude man vergiftigen ... dacht jij, dat er geen onderzoek zou komen? Je bevindt je in Griekse wateren. Zelfs als je de plaatselijke autoriteiten afkoopt... kun je de pers afkopen? Die verrekte dope die je neemt, die heeft je geest verzwakt.' Hij maakte geen enkele beweging om het vertrek binnen te stappen en bleef daar in die deuropening staan in die vreemde, militaire houding van hem, zijn gezicht donker van woede. 'Maar Kurt... lieveling ... we hebben gewonnen. We hebben ... '
  
  'Twee correcties, beste meid. Eén, niet wij hebben gewonnen, ik heb gewonnen. Je doet niet langer mee. Twee... '
  
  'Kurt, nee. Nee, alsjeblieft. . .'
  
  'Twee . .. ' zei hij. Een vreemde, halve glimlach schoot over zijn gezicht. 'Maar nee, ik denk niet dat het tweede nog wat uitmaakt nu.'
  
  Hij haalde een trekker over. Eén maal, twee maal. De eerste kogel blies haar hersenen tegen het gordijn en de tweede was alleen maar uit puur sadisme. Het deed haar zwaar tegen het gordijn aanvallen en ditmaal gaf het mee.
  
  Ik gunde hem een snelle blik op mij, zoals ik daar stond in mijn natte uitmonstering en schoot toen het pistool uit zijn hand. De 9mm kogel raakte het grote pistool precies tegen de loop; al met al een armzalig schot, maar toch voldoende om het uit zijn hand te doen vallen. Hij dacht even te gaan bukken - heel even. Toen vuurde ik een volgende patroon af op het wapen op de vloer en het schoot buiten zijn bereik. Hij kwam weer rechtop.
  
  'Ach ja,' zei hij. 'Dat is dus ... ik neem aan dat het Mr. Carter is? Ik zou het misschien niet hebben geweten, als we die korte ontmoeting in Saigon niet hadden gehad. Jullie allebei daar te treffen - en dat dan nog in nauwe betrekking met Corbin - nee, dat zou al te toevallig zijn, nietwaar? Het is dus Carter.'
  
  'Ja,' zei ik. 'Je beweegt je absoluut niet. Blijf doorpraten, maar beweeg geen spier.'
  
  'Prima.' Er volgde een dunne glimlach. Hij bewoog zijn ene hand. Ik had hem behoorlijk geraakt en het moet pijn hebben gedaan. 'Ik ... je bent me een leven schuldig, weet je nog? Ik redde het jouwe in Saigon. Nu vraag ik me af, of ik dat eigenlijk wel had moeten doen. Misschien had ik zowel jou als Corbin moeten doodschieten. Misschien ...'
  
  'Waarom Corbin?' vroeg ik. 'Dat begreep ik aanvankelijk niet. Omdat hij die film had gestolen? Om hem de mond te snoeren, nadat hij in paniek langs je heen was gerend en je het ding had toegespeeld in de gang van het Grand-Bretagne? In de hoop dat het jou zou afkopen?'
  
  'Niets van dit alles, natuurlijk,' zei hij. 'Corbin wist inderdaad te veel... maar niet dat. Dat was niet zo belangrijk. Jouw mensen stuurden eerst Corbin en toen jou, om de archieven van Komarow - nou, Globalarms - te stelen, om te zien wat het patroon van de afgelopen maanden was. Om te zien of er enig idee ten aanzien van Globalarms activiteiten uit gepeurd kon worden.' Hij trok een grimas. 'Waardeloos. Waardeloos. Wat Corbin wist, en wat alleen al het waard maakte om hem het zwijgen op te leggen, was het feit dat Komarow hier lag als een plant, niet meer in staat om de activiteiten die zijn dochter en ik hadden voortgezet in zijn naam, te beïnvloeden. Corbin was de enige die niet tot onze vertrouwensmensen behoorde en het wist. Dat alleen al maakte het voor mij waard om hem de halve wereld na te reizen om hem het zwijgen op te leggen, voor jij - of iemand anders - hem kon bereiken. Hij hoopte aan ons - jou en mij- te ontsnappen door zich voor te doen als een soort tussenpersoon in die wapentransactie waar Meyer mee bezig was. Ongelukkig genoeg hadden we onze plannen voor die wapenzending al rond - plannen die we ver op zee ten uitvoer hebben gebracht. En, dat mag ik er wel aan toevoegen, met de heimelijke hulp van de vroegere assistent van jouw vriend, de generaal, die hem keurig belazerde en ons de wapens leverde. Nu, als de dingen volgens plan gaan, worden de wapens afgeleverd ... ' Hij keek op zijn horloge... 'nee, ze zijn al afgeleverd aan de PLO, niet buiten Rhodes - Alexandra had wel meer dingen verkeerd - maar in de Egyptische wateren. De aanval zal precies volgens plan plaatsvinden.'
  
  'Eén ding begrijp ik niet,' zei ik. 'Nu het plan voor de aanval aan de Syrische grens operationeel is, waarom dood je dan Alexandra? Waarom ga je niet gewoon door met haar te gebruiken?'
  
  'Wie heeft haar nog nodig? Je vergeet dat ik de microfilm heb. Als inlichting is hij waardeloos voor jou, maar voor mij is hij onbetaalbaar als een lijst van zakelijke contacten. Ik heb alle leveranciers en wederverkopers van Komarow, van Globalarms. En op dit moment heb ik bewezen te kunnen leveren - tot volle tevredenheid van alle partijen in de wapenhandel, waar ook ter wereld. Ik ben weer terug in de zaken.'
  
  'Daar zit je nu mis,' zei ik. 'Op dit moment ben je er min of meer uit... Ik ...'
  
  'Jij zou een ongewapend iemand niet neerschieten. Bovendien heb ik je leven gered.'
  
  'En direct daarna heb je twee vrienden van me vermoord. Ik ben je inderdaad iets schuldig ... '
  
  'Twee van jou? Oh, ja, ik begrijp het. En nu herinner ik me het vreemde telefoontje dat ik direct daarna kreeg. Ja, ja, Mr. Carter. Ik heb je onderschat, denk ik. Mijn verontschuldigingen. Mijn...'
  
  Hij dook naar de deur. Ik ging achter hem aan. Op het moment dat ik de deur bereikte, sloeg hij deze hard tegen me aan, waardoor Wilhelmina met een boog door de lucht zeilde. Ik had geen tijd om achter haar aan te gaan. Ik schopte de deur weer open en volgde hem.
  
  Hij was gewapend, vreemd genoeg. Hij hield een van de twee Toledo zwaarden in zijn hand, die hij van de wand had gegrist. Het andere lag bij zijn voeten. Met een dunne grijns schopte hij die naar mij toe.
  
  'Hier,' zei hij. 'Ik heb jouw leven gered en jouw vrienden vermoord. Misschien betekent dat, dat we nu gelijk staan.'
  
  'Dat betekent helemaal niets,' zei ik. 'Dit is jouw laatste dag op deze wereld, wat je ook mag denken.' Ik pakte het zwaard op. 'Heel goed,' zei hij. 'Zoals je wilt. Maar ondertussen wat sport? Dat is het enige eerlijke gevecht dat je kunt hebben met iemand met maar één arm.'
  
  'Zeker,' zei ik. 'Het is heel wat leuker om je buik open te snijden, dan om naar je te schieten. Ik ...'
  
  Hij viel aan. En meteen wist ik dat mijn blufferige houding me niet ver zou brengen. Ik had in jaren niet geschermd, en deze dingen waren heel wat zwaarder dan degens ...
  
  Zijn aanval was hard, kwaadaardig en bekwaam. Ik zat ogenblikkelijk in de moeilijkheden. Erge moeilijkheden. Het soort waar je dood aan gaat...
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 23
  
  
  
  
  We stonden tegenover elkaar in de 4de parade. Ogenblikkelijk veranderde hij naar de 3de positie, meer om te laten zien hoe snel hij was. Die pols van ... nou, hij had die ene hand moeten ontwikkelen om het verlies van die andere te compenseren. Daar had ik rekening mee gehouden. Maar ik had gewoon geen rekening gehouden met het feit dat hij zich zo ontwikkeld zou hebben. Hij was sterk, snel, soepel. De punt van zijn zwaard was een veeg. Hij hakte op me in en stapte achteruit. Hij liet me voelen hoe sterk die ene hand van hem was. Ik pareerde en stapte ook terug om hem wat ruimte te geven. Hij volgde, maakte een schijnbeweging, zijn arm in een perfecte beweging, de hand omhoog gedraaid. We kwamen weer tegenover elkaar in de 3de positie. Met een snelle, soepele beweging sloeg hij over mijn punt heen en kreeg me, verdomme, bijna in mijn keel te pakken. Ik pareerde en stapte weer achteruit.
  
  'Jij,' zei hij, 'zou mijn buik toch openrijten?'
  
  'Precies,' zei ik. Het zweet gutste langs mijn slapen. Probeer nooit te schermen in een nat pak. Wat je aan extra vulling krijgt, staat niet in verhouding tot wat je verliest aan snelheid en lichaamsvocht.
  
  Ik ging dit niet winnen met een eerlijk gevecht. Dat werd meer dan duidelijk.
  
  Het kon me geen reet schelen. Niet wat het eerlijke spel betreft. Wat ik zou gaan doen, was winnen.
  
  Ik had een voordeel op hem. Hij had een monsterlijke overcompensatie gevonden voor die zwarte ooglap. Maar op geen enkele manier kun je het verlies van diepte met twee ogen goedmaken. Ik was nog verbaasd over de diepte die hij zag. Die was bijna net zo goed als die van mij - bijna. Maar ik rekende erop dat ik dat ene oog van hem zou kunnen vermoeien; enkele ogen worden sneller moe ...
  
  Ik probeerde een bovenhandse slag en stapte weer terug. Hij pareerde kwiek en glimlachte. Ik stapte naar opzij en probeerde links om hem heen te cirkelen, weg van dat ene goede oog.
  
  Zijn glimlach verdween. Ik wist dat ik een punt in mijn voordeel had behaald. Zijn lippen stonden nu grimmig. Hij viel weer aan en nauwelijks wist ik zijn machtige sprong af te weren. Zijn herstel was wel het meest verbazingwekkende aan hem; snelheid en kracht.
  
  Ik ging steeds verder naar rechts, links voor hem. Hij uitte een vloek en sprong weer toe. Nu raakte hij mijn arm. Verdomme, dacht ik. Nu is het snel afgelopen. Die arm zou snel vermoeid raken. Ik moest nu toeslaan in een alles-of-niets uithaal en het moest snel gebeuren, nu ik nog kracht had om te het te doen.
  
  Ik gooide het boek met spelregels overboord. Ik sprong in de lucht, gillend als een bansjee, zwaaide het zwaard met beide handen op en kwam links van hem neer. Op hetzelfde moment raakten de beide klingen elkaar. Zijn hand trilde; hij raakte uit zijn evenwicht. Ik schreeuwde weer als een dol geworden karateleraar en gooide mijn zwaard zo hard mogelijk naar hem toe. Hij pareerde hem, maar nauwelijks. Hij bleef net lang genoeg uit zijn evenwicht. In ieder geval net lang genoeg voor mij om Hugo uit mijn mouw te schudden. Ik sprong weer toe, Hugo in mijn linkerhand, en liet het vlijmscherpe mes in een flitsende beweging over zijn hele onderarm gaan. Helderrood bloed kwam te voorschijn en het bloed schokte hem. Ditmaal was het zijn eigen bloed. Het was zijn leven. Hij liet het zwaard vallen en keek me aan met onscherpe ogen.
  
  Vlak achter me klonk een enkel schot uit een klein pistool.
  
  Een rode vlek bloeide op in het midden van zijn voorhoofd. De glazige uitdrukking bleef in zijn ogen. Zijn gezicht bleef star en onveranderd. Toen viel hij voorover tegen de vloer.
  
  Ik wervelde me om. Hugo nog - steeds in mijn hand. Sonia Schwarzblum stond in de deuropening, een rokend 7 mm handwapen in haar hand. De uitdrukking op haar gezicht veranderde langzaam van pure haat naar, toen ze naar beneden keek naar de dode man,... ik weet het niet... een soort van verdoofde schok, toen haar ogen die van mij opzochten. Haar kleren waren nat, zoals die van mij en haar blote voeten lieten plassen achter op de teakhouten vloer en de onbetaalbare Perzische tapijten.
  
  Ik bleef daar sprakeloos staan, de adrenaline nog steeds in mijn bloed, mijn hand met Hugo erin trillend. 'Sonia,' zei ik. 'Mooie Sonia.'
  
  'Ik heb nog nooit iemand gedood, Nick,' zei ze. 'Ik moest wel. Ik... ik weet dat je hem voor jezelf wilde hebben. Maar Leon en ik hadden het meeste recht.' Haar groene ogen stonden vol tranen, maar ik wist dat het geen tranen van wroeging waren.
  
  'Ja,' zei ik. 'Dat denk ik ook. En Leon had gelijk. Hij was Schindler. En hij was weer met precies hetzelfde bezig als vroeger.'
  
  Ze stapte naar me toe en kroop tegen me aan, voorzichtig met mijn ribben. 'N-nick, ik heb je zwemvliezen en zuurstoftank meegenomen. De laatste bewaker, ik vertelde hem dat ik hem een drankje van de wal kwam brengen. Er zat een slaapmiddel in. Ik...'
  
  'Uitstekend,' zei ik. 'Maar de wapenboot - hij kwam vanavond aan in de Egyptische wateren. Het ...'
  
  'Nee, nee,' zei ze. 'Leon heeft het bericht aan de juiste mensen doorgegeven. Vanmorgen is hij voor Malta getorpedeerd. Als iemand het wil hebben, zal hij er voor moeten duiken.'
  
  'Enorm,' zei ik. 'Dat betekent dan dat alles beëindigd is.'
  
  'Hier?' vroeg ze. 'Komarow? Alexandra? De anderen?'
  
  'Allemaal dood,' zei ik. 'Het is een lang verhaal. En het enige dat we nog moeten doen, is de Vulcanus laten zinken. We laten hem zinken, of misschien is het beter om hem in brand te steken.'
  
  'Maar ... dit... ' ze wees naar de gang met al de kunstschatten. 'Ik begrijp het niet. Hoe kunnen we ... '
  
  'Het is dit,' zei ik, 'of we lopen het risico dat de archieven van Globalarms - ofwel in de archiefkast, ofwel in de vorm van de microfilm waarvoor Schindler Corbin vermoordde - nog steeds in handen kunnen vallen van iemand. En dan eindigt het allemaal weer op precies dezelfde manier. Ik denk, dat ik het hier allemaal graag beëindigd zie - deze hele wapenzwendel. Dat gerotzooi in landen die het minste teken van instabiliteit vertonen ... Nee, liefje. Ik zou zeggen: de brand erin.'
  
  'Ik weet zeker dat je weet wat je doet,' zei ze. 'Kom mee. Ik help je.'
  
  
  
  We kregen een mooi vreugdevuur aan de gang. De vlammen sloegen bulderend naar boven, langs de mast en zeilen, voor we ons klaarmaakten overboord te stappen. De twee bemanningsleden die waren achtergebleven om de boot te bewaken, stopten we in de roeiboot waarmee Alexandra en Sjimon aan boord waren gekomen en lieten die weg dobberen in de baai. Toen, hand in hand, stapten we over de reling van de Vulcanus en zwommen loom weg naar zee. We hadden zo het gevoel, dat een ander eiland op het moment ons wat gastvrijer zou ontvangen, gezien de omstandigheden. Ik had de hoogte- en breedtegraden niet precies in mijn hoofd, maar ik had een behoorlijk goed idee over waar we waren en deze wateren waren rijk aan eilanden, als een picknickdeken aan mieren. Het maakte weinig uit. Elke richting, behalve zuidelijk, was goed. Bovendien hadden we geen enkele haast om ergens te komen ...
  
  'Sonia,' zei ik, toen ik dichter bij haar was gaan zwemmen, 'denk jij wat ik denk?'
  
  'Wat is dat, Harry, lieveling?'
  
  'Het is Nick.'
  
  'Nee, voor mij is het Harry. En ik ben Vicki Weiner. En ik heb van Leon een heel stel nieuwe papieren voor ons beiden gekregen om dat te bewijzen.'
  
  'Ik heb het gevoel dat je me voor bent geweest.'
  
  'Waarom ben ik je voor geweest, Harry, lieveling? Toen we vanmorgen het nieuws kregen over dat schip, belde Leon onmiddellijk David Hawk ...'
  
  'Hoe weet Leon van die speciale verbinding?' vroeg ik. 'Het lijkt me niet zo... '
  
  'Onzin,' zei zij. 'Leon maakt er al jaren gebruik van. Deze maand is het een wasmachinefabrikant, geloof ik. Westinghouse...'
  
  'Westinghouse?' zei ik, me op mijn rug draaiend en lui watertrappend. 'Je bedoelt niet Maytag?'
  
  'Nee,' zei ze. 'Daar zei Leon niets over. Hij...'
  
  'Ha,' zei ik. Ik zei het zo luid, dat ik haar hoofd uit het water zag komen om te zien wat er aan de hand was. 'Nee, niets. Ik realiseer me net iets plezierigs.'
  
  'Dat betekent, dat Amalgated Press and Wire Services weer operationeel was op Dupont Circle - met David Hawk achter het redactiebureau, AXE leidend vanuit deze persdekmantel. Alles was weer als vanouds.
  
  'Harry, lieveling,' zei ze. 'Dat wilde ik je ook zeggen. Ik dacht ook aan iets plezierigs en ik probeer het je al de hele tijd te vertellen, maar je onderbreekt me steeds. Harry, je hebt nu verlof. Net als ik. Leon en Mr. Hawk hebben ons allebei de komende drie weken niet meer nodig. We hoeven zelfs onze adressen niet bij iemand achter te laten. Vind je dat niet leuk?'
  
  'Dat is leuker dan leuk, Vicki. Help me eraan te herinneren, dat ik je een kus geef als we uit het water stappen.'
  
  'Is dat alles wat je gaat doen? Dan had ik me niet zo druk hoeven maken. Waar wil je naar toe, Harry? Delos, Safnos? Korfoe?' Ik keek op naar de sterren en voelde me prettig.
  
  'Jij hebt de leiding. Ik ben niet van plan om de komende drie weken ook maar één beslissing te nemen. Ik ben met vakantie.' Ik bewoog mijn zwemvliezen traag en maakte me nergens meer druk om.
  
  'Je bedoelt dat ik alle beslissingen mag nemen?' vroeg ze. 'En je onderwerpt je aan allemaal? Echt?'
  
  'Mmmm,' zei ik. Ik had mijn aandacht elders voor een moment. Daar had je de Grote Beer en daar ...
  
  'Waar we logeren en wat we eten en wanneer we... '
  
  'Ja, mevrouwtje.' Ik besteedde er geen aandacht aan. Sterren, allemaal sterren, de eerste sterren die ik vanavond zag ...
  
  'Ik denk,' zei ze, terwijl ze naast me op zwom, 'dat ik dit allemaal heel erg leuk ga vinden ... '
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  HO TSJI MINH STAD
  
  De stad heette toen nog Saigon.
  
  Het waren de laatste dagen van de Vietnam-oorlog, en te midden van het bloedvergieten zoekt Nick Carter naar een man, Walter Corbin, en naar een rolletje microfilm.
  
  Hij vond de man tijdig genoeg om diens hoofd in duizend stukjes uiteen te zien springen.
  
  HONGKONG
  
  Het spoor leidt van Sampan-stad, waar stilte veiligheid uitstraalde, naar een serie brute moorden.
  
  Eén ding wist Nick Carter zeker: de organisatie achter de moorden wilde meer dan alleen een filmrolletje.
  
  WASHINGTON
  
  Nick had dringend Hawk, z'n baas bij AXE, nodig.
  
  Hij belde naar de States, maar AXE scheen van de aardbodem te zijn weggevaagd.
  
  Carter, op zich zelf teruggeworpen, wist dat het gevaar groot was om te sterven in de goot van een van de achterafstraatjes van Hongkong.
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"