No 1982 Nederlandse uitgave Tiebosch Uitgeversmij. bv Amsterdam
Vertaling: Jacob Bigge
ISBN 90 6278 610 3
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
Aktie-Pockets Amsterdam.
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Hoofdstuk 1
Die dag heette het nog Saigon. Maar niet lang meer. Binnen dertig uur zou de stad niet alleen nieuwe leiders krijgen, maar ook een nieuwe naam - Ho Tsji Minhstad - en het zou barstensvol komen te zitten met een heleboel nieuwe dingen: nieuwe troepen, nieuwe gevangenen, nieuwe gezichten die het verkeer regelden. En, wellicht het meest opmerkelijke van alles, een heleboel nieuwe zwarte pyjama's. De vrouwen van de stad waren eraan begonnen toen we uit Saigon wegtrokken. De nieuwe mode voor de aanstaande, nieuwe overheersers. Hoe dan ook, het was nog steeds Saigon en het was een duivelsoord. Ik kon nauwelijks wachten om er weg te komen.
Maar werk komt in mijn beroep op de eerste plaats en ik kon niet weg voor het erop zat. Het verstandigste om dan te doen is maar de kanonnen van de Vietcong te negeren die verderop de weg aan het kapot bombarderen waren, of het verspreide M-16 vuur in de straten en de paniekgeluiden onder het hotelraam. Op nog geen vijfentwintig kilometer afstand waren vier vijandelijke divisies gerapporteerd. Ik had zelfs freelance fotografen en reporters om een rit naar de ambassade zien schooieren en dat zijn toch meestal de laatste ratten die het zinkende schip verlaten. Maar ik? Ik had nog iets in orde te maken en dat was dat.
Dus laat die wapenkonvooien, vol angstige mensen, maar voorbij je raam ronken. Laat de vluchtelingen maar langs de hoteldeur trekken, hun miserabele bezittingen meeslepend en spitsroeden lopend tussen gewapende leiderloze tienertroepen die door de straten zwierven en Amerikanen en rijke Vietnamezen aanhielden voor sigaretten. Het ging me allemaal niet aan. Slechts één man in Saigon ging me aan.
Dus ik zat, met over elkaar geslagen benen en de rug naar de muur, in de grote, pluche stoel op Walter Corbins kamer, op de derde verdieping van het hotel Grand-Bretagne en keek naar het meisje, tegenover me in de kamer, dat langzaam uit haar kleren stapte.
Als je wilt, zou je de opwinding buiten de schuld kunnen geven, dat geen van ons zijn onverdeelde aandacht bij het gebeuren hield. Maar we hadden allebei een betere reden. Ik hield één oog op de gespannen Luger die ik ontspannen en schietklaar in mijn rechterhand hield.
Dit waren dan de hoofdrolspelers in het kleine scenariootje dat ik had bedacht; slechts één van de spelers ontbrak nog. Het pistool heette Wilhelmina. Het meisje, naar eigen zeggen, Helene. De 9 mm kogel in de kamer was naamloos, maar degene die hem moest ontvangen niet. Die heette Walter Corbin en op het moment dat hij door die deur de kamer binnenstapte, zou ik hem doden.
Het meisje? Nauwelijks meer dan versiering, bleef ik mezelf voorhouden. Corbins meisje. Ze noemde zichzelf Helene Van Khanh, maar in het dossier had zij als Fuong vermeld gestaan. Ze had me verteld dat ze de voorkeur gaf aan de Franse stijl van leven. Maar dat was vóór de Vietcongs tekenen van overwinning hadden gegeven. Nu, dat wist ik zeker, had ze zich bedacht. Ze zou een veel betere kans krijgen om in leven te blijven, als ze alles vergat over haar keurige maniertjes en keurige smaakjes die ze had opgepikt op het Lycée Marie Curie en in haar gelukskoffer op zoek ging naar een paar van die anonieme, nu al alomtegenwoordige, zwarte broeken. Tenzij Walter er natuurlijk in slaagde haar het land uit te smokkelen voor het hele zootje in elkaar donderde.
En dat zou niet zo gemakkelijk zijn. Om dat te doen, moest hij mij doden. En daar is een heleboel doodslag voor nodig.
Het meisje keek nu mij aan, haar volle lippen in een glimlach vertrokken die me vertelde dat ze steeds meer opgewonden raakte door wat ze deed. Ze vouwde haar Franse jasje op en legde het keurig op het kastje naast het bed. Nu was er een heleboel van haar te zien in die verpletterend nauwsluitende jurk, die als om haar lichaam gegoten zat. De bovenkant ervan was laag uitgesneden en gunde me een ruime blik op blote schouders en nog een heleboel bruin eronder. De borsten onder die dunne stof waren groot en tussen haar lichaam en mij zat niets anders meer dan het omhullende keurslijfje. En stukje bij beetje liet ze me het zien. Ze zette zich licht op het bed en haalde diep adem, waardoor ik nog meer van haar te zien kreeg. 'Waarom ontspan je je niet, Mr. Carter?' vroeg ze.
'Ik ben ontspannen,' zei ik en keek haar scherp in de ogen. Maar ik wist, dat zij wist dat ik het niet was. Niet meer, sinds het moment dat zij mijn naam had genoemd. Het dossier had sterk benadrukt, dat zij helemaal niets over me wist, behalve het feit -overduidelijk gemaakt door mijn daden - dat ik iemand was die het minder goed voor had met Walter Corbin.
'Dus ga door en maak je nummer af,' zei ik temerig.
'Misschien vind ik het nog leuk. Maar als je klaar bent, dood ik hem toch.'
Dat zou ik inderdaad doen, dacht ik, terwijl ik zag hoe ze de dure Italiaanse schoenen uittrok en haar lange, prachtige gevormde benen strekte. Ze had geen kousen aan en het gebroken wit van haar teennagellak blonk op als parels op die prachtige, bruine huid.
'Kleed je je ooit wel eens Vietnamees?' vroeg ik, het wapen naar mijn andere hand overbrengend. 'Je zou er erg leuk uitzien in een ao dai.' Of er uit, dacht ik, terwijl ik nogmaals naar haar benen keek. Toen ik weer opkeek, ving ik haar blik op, spottend en vol zelfvertrouwen.
Ze ging weer staan en een hand bewoog zich naar de rits opzij. Ik spitste mijn oren naar de deur. Wat was dat voor een geluid op de gang?
De ogen, donker en vloeibaar, bleven op mij gericht met een zoekende, vrijpostige uitdrukking. Een slanke en welgevormde hand hield de jurk tegen haar boezem, terwijl de andere heel langzaam de rits over de hele lengte naar beneden trok. Ik zag een flits van naakte huid bij haar dij. Ze voelde de koele lucht op haar lichaam. Haar ogen stonden iets onscherp en ze begon moeilijker adem te halen. Haar kleine, roze tong schoot langs haar al vochtige lippen. De linkerhand, waarvan de gelakte nagels schitterden, hield de jurk tegen haar borsten en dat was alles wat ze tegen haar naakte vlees hield.
Ze haalde diep adem en stapte eruit. Ze liet de jurk in zachte plooien rond haar voeten vallen en nam de klassieke pose aan: een voet plat op de grond en de andere omhoog, op de tenen. Nu was het tijd voor mij om eens diep adem te halen.
Ik kreeg een snelle, maar ruime, blik op een soort lichaam dat je niet alle dagen ziet. Helemaal diep goudbruin, met zachte borsten waarop de donkere tepels vrijpostig naar voren priemden, met volle heupen onder een smalle taille, met lange benen, even glad als ivoor, slank en welgevormd en met dat punt waar zij samenkwamen een flits krullend, sensueel zwart haar ...
Toen hoorde ik het geluid dat zij hoorde. Een licht fluiten aan het einde van de gang; voetstappen die dichterbij kwamen, steeds dichterbij.
Ik kwam razendsnel overeind. Het pistool in de aanslag. En toen ik op haar af dook, was seks wel het laatste dat ik in gedachten had. Mijn vrije hand, die onder betere omstandigheden misschien tot strelen was overgegaan, strekte zich naar haar mond. Ik had misschien een seconde om haar tot zwijgen te brengen. En ik was een seconde te laat.
'Walter,' gilde ze. 'Walter, ga weg! Ik... ' En toen had ik haar op het bed, vastgepind door de pistoolhand terwijl mijn andere hand een kussen over haar hoofd trok. Maar hij had het gehoord. En nu klonken de voetstappen twee keer zo luid en ze bewogen zich weg van me door de gang, met een enorme snelheid.
'Jezus,' mompelde ik. En toen zei ik nog een aantal andere dingen. Ik haalde het kussen van haar gezicht weg, net lang genoeg om haar de blik van walging op mijn smoel te laten zien. Toen zwaaide ik Wilhelmina met een geoefende beweging tegen haar slaap aan, net op de juiste plek en net met de juiste hoeveelheid kracht. Ze ging uit als een nachtkaars.
Mooi, dacht ik. In ieder geval doe ik één ding goed. Ik was al door de kamer heen en de deur uit voor ik een volgende blik op dat goudkleurige lichaam had gekregen. Ik beloofde mezelf haar op zekere dag eens gedag te zeggen.
Naar één kant was de gang leeg. Naar de andere kant zag ik alleen maar een lange man met grijs haar, die in een starre, militaire houding voor de lift stond. Over één oog had hij een zwarte lap en toen hij zich naar me omdraaide, zag ik dat hij zijn linkerarm miste.
'Is hier iemand langs gekomen?' vroeg ik. Ik had Wilhelmina weggeborgen, maar ik zag er wellicht nog steeds uit als iemand die niet van flauwe kul gediend is.
'Nou ... nou, ja,' zei de man. Het accent kon ik niet thuisbrengen. 'Daar doorheen.' Hij wees op een deur die naar het trappenhuis leidde.
'Bedankt,' zei ik. Ik stopte niet voor een gesprek. Zo snel ik kon ging ik op die deur af. Ik kon het me niet veroorloven dit ook nog te verpesten. Heel waarschijnlijk zou ik nooit meer een volgende kans op hem krijgen. Binnen een paar uur - dat werd duidelijk aan elke blik die ik uit het raam had geworpen - zouden de Vietcong-troepen, in strijd geharde soldaten en opgewonden door de overwinning, de stad binnenrollen. En Corbin zou dan verdwijnen in dat woud van soldaten als een houtwurm in een vermolmde blokhut. En bij zich had hij een rol microfilm die ik nog niet voor de helft van Saigon versjacherd zou hebben als ik eenmaal wist wat er op stond. Dat rolletje film had al het leven gekost van twee mensen en het zou nu mij mijn nek kosten, dacht ik, als het eenmaal in handen was gevallen van de Vietcong.
Ik hield me heel stil toen ik mijn hoofd door de deur stak. Maar binnenin me floot er iets heel lang en laag, als ik dacht aan de reacties op Dupont Circle in Washington. Mijn baas, David Hawk - directeur en operatiechef van AXE, het VS-agentschap voor speciale spionagediensten - wilde geen Killmaster-missers. Mij in Saigon krijgen op een tijdstip dat alle helikopters nodig waren om de Amerikanen eruit te krijgen, had de regering een klein fortuintje gekost. Erger nog: om de weg voor mij vrij te maken, had Hawk telefoontjes moeten plegen met mensen die hij verafschuwde.
Dus toen ik mijn hoofd door de deur stak, zo voorzichtig als ik kon met al die haast die ik had, huiverde ik. En angst voor Walter Corbin was nauwelijks de reden.
Corbin was een heel stuk groter dan de dossiers me hadden doen geloven. Toen hij toesprong, werd ik getroffen door meer dan honderd kilo. Zijn woeste sprong zou een zwaargewicht worstelaar eer aan hebben gedaan. Mijn hoofd werd er bijna afgescheurd.
Zijn zware schouders ramden me midscheeps, dreunden me uit mijn evenwicht en sloegen me door de deur heen, en hals over kop naar beneden langs de smalle trap die zich onder me uitstrekte. Alles wat ik nog kon doen, was mijn hand uitsteken en zijn kraag vastgrijpen, net boven zijn stropdas, en me vast blijven houden. Als ik langs die trap naar beneden moest, dacht ik, dan ging hij in ieder geval met me mee.
Ik kwam vijf treden lager pijnlijk op mijn schouder neer en rolde me op. Instinkt alleen redde me. Ik had mijn nek moeten breken. Maar ik trok mijn hoofd in en concentreerde me erop Walter Corbin over me heen te laten tuimelen met zijn hoofd vooruit, in de hoop dat hij de muur van de smalle trap zou raken met al zijn gewicht erachter.
Ik ging een aantal keren over de kop. Bij de derde koprol maakte ik me plat tegen de trap, met mijn handen onder me om mijn val te breken. En ik zag Corbin uit die hechte bal komen die hij was geworden, tegen de muur caramboleren en weer op me af komen, alsof er niets was gebeurd.
Hij begon met een linkse die als een kogel langs mijn hoofd schoot. Ik voelde de brute kracht erin, ook al miste hij me. Er zat staal in die arm. En, dacht ik, ik kon beter maar niet al te dicht bij hem in de buurt komen. Ik maakte een schijnbeweging met een linkse en raakte hem toen met een rechtse directe op de adamsappel. Toen stapte ik achteruit naar de volgende trap om wat ruimte te krijgen om te manoeuvreren.
Het was niet voldoende. Corbin was uit puur staal gemaakt. Met een blik van koude woede op zijn grove gelaatstrekken keek hij op en haalde toen weer naar me uit. Ik deed een stap opzij en gaf een korte, scherpe stoot op zijn nieren. Het was een goede, harde stoot, met een heleboel kracht erin. Ik stond dicht genoeg bij hem toen de klap aankwam en het was een soort stoot waardoor ieder ander een week met een wandelstok moet lopen en bloed pist. Maar het deed hem nauwelijks voorover buigen. De adem kwam zwaar en fluitend naar buiten door de wijd uitstaande neusvleugels. Zijn blik vertelde me dat hij pijn had, dat zeker, maar hij zwaaide alweer met een mokerhamer n?ar me, net toen ik Wilhelmina greep die onder mijn arm zat weggestopt.
Hij was snel voor een grote man, te snel. Tollend verdween het wapen over mijn schouder en kwam een paar trappen lager kletterend neer. Met een linkse, waar Rocky Marciano trots op kon zijn, raakte hij me precies boven mijn hart.
Ik ben nooit eerder zo hard geraakt en even had hij me. De kracht verdween plotseling uit mijn benen toen hij alle lucht uit me sloeg. Ik zakte in elkaar en tuimelde de volgende trap af. Ditmaal had ik niet de tegenwoordigheid van geest om mij op te rollen en me maar te laten vallen. Er was een scherpe pijn in mijn achterhoofd en het laatste dat ik zag, was Corbin die naar voren kwam, zich klaarmakend om boven op me te springen en op me neer te komen met zijn honderd kilo gewicht erachteraan...
En toen schudde iets me wakker.
Een betonnen trappenhuis is een akoestische verschrikking. Het versterkt de lage tonen en dempt de hoge. Je zou het niet leuk vinden om daar een groot Frans MAB P15 pistool te horen, met een kamer voor 9 mm parabellum patronen. Ik hoorde het wel en ik wil nooit meer zo iets horen ... tenzij ik me weer in een soortgelijke situatie bevind; nog een week daarna bleef ik overgevoelig voor harde geluiden. De P15 heeft het grootste magazijn van welk handwapen ter wereld ook - vijftien patronen - en ik hoorde alle vijftien boven me, achter Corbins ongedekte rug opklinken. Ik dacht dat het schieten nooit meer zou ophouden.
Geloof me maar op mijn woord. Het is niet leuk wat er met een mens gebeurt als alle vijftien kogels hem boven zijn kruis raken.
Walter Corbin viel gewoon uit elkaar. De eerste kogel, dacht ik later, was waarschijnlijk al voldoende geweest om hem te doden. Die trof hem pal in de rug bij zijn middel en vernielde voldoende vitale delen om het zaakje te klaren. Maar Corbin was een grote man, groot genoeg om tijd nodig te hebben om te vallen. En toen zijn lichaam langzaam boven me ineenzakte, zag ik de volgende acht kogels door hem heen ploegen, bot en ingewanden meenemend. Drie sneden door zijn middel haalden hem open alsof iemand een vis schoonmaakte. Een volgende scheurde door zijn nekwervels, het hoofd schokte op en zijn keel opende zich in een fontein van bloed. Toen een volgende serie schoten en Corbins hoofd spatte uit elkaar alsof het een rotte pompoen was. Het gezicht verdween gewoon. De parabellum maakt een verrekt groot gat aan de voorkant als hij er van achteren op zo'n korte afstand wordt in gepompt.
Bij de vijftiende patroon hield het geluid op. De schutter had geteld, net als ik. Hij had zelfs de trekker niet voor de zestiende maal overgehaald om een klik als antwoord te krijgen. Hij was gewoon opgehouden met schieten.
Toen gleed het lichaam zwaar naar mijn voeten toe. Het viel uit elkaar. Onwillekeurig stapte ik achteruit. Toen keek ik weer naar boven:
Koel en onbewogen stond de man met de zwarte ooglap en de ene arm op het overloopje boven me. De dunne lippen waren vertrokken in een uitdrukking van walging. Het wapen was omhoog gericht, naar het plafond, op de manier waarop militaire schutters hun wapen houden op de schietbaan als ze op schietorders wachten. Het ene oog keek op me neer.
'Hij zou je gedood hebben,' zei de diepe stem met hetzelfde ondefinieerbare accent. Toen, zijn oog nog steeds op mij gericht, stak hij het wapen onder de stomp van zijn linkerarm en haalde er vaardig het lange magazijn uit. Hij stak het weg in zijn zak en herlaadde het wapen van ergens uit zijn keurig gesneden jasje. Hij zei: 'Ik denk zo, dat je bij mij nu in het krijt staat.'
'Ja,' zei ik, eindelijk uitblazend. 'Ik zal eraan denken.' Ik kwam overeind, me overal pijnlijk en bezeerd voelend, en vroeg me af waarom een gast die je het leven redde vijftien kogels in een man bleef pompen die toch al dood was. 'Ik... ' Maar toen ik opkeek, was hij verdwenen.
Het kostte me een paar minuten om mezelf bij elkaar te rapen. En toen ik er min of meer zeker van was dat ik niets gebroken had, zette ik me aan de onplezierige taak Walter Corbin te doorzoeken op de missende microfilm, op het kleine rolletje film dat twee - nee, drie - levens had gekost en me om de halve wereld had gebracht, naar een stad onder beleg en uren van een volledige ineenstorting af; een stad waar ik misschien nog maar een uur had om van weg te komen.
Ik kreeg behoorlijk smerige handen van het binnenste buiten halen van Corbins zakken, het controleren van de lichaamsopeningen en ik haalde zelfs zijn schoenen uit elkaar voor ik volledig tevreden was.
De microfilm was verdwenen.
Hoofdstuk 2
Langzaam kwam ik overeind, op mijn gemak genietend van elk pijntje dat ik voelde. Mijn hoofd stond op springen en mijn borst voelde aan alsof iemand er een aambeeld op had laten vallen vanaf het dak van het Grand-Bretagne. Mijn rug zat vol met een geraffineerd netwerk van krampjes en spierpijnen. Zelfs mijn handen deden zeer. Walter Corbin een pak slaag willen geven - wijlen Walter Corbin dan - was zoiets geweest als een vuistgevecht willen aangaan met de Mont Blanc of zoiets.
Maar de echte pijn was het besef dat het filmrolletje was verdwenen. En omdat Walter Corbin het niet bij zich had, had ik niet het flauwste idee waar ter wereld ik het moest zoeken.
Het was een ongebruikelijke opdracht geweest. Net terug van een klus was ik daar aangekomen en ik had me erop voorbereid een forse uitbrander te krijgen van David Hawk, omdat ik het niet precies zo had gedaan als was bedoeld. Maar ik zag hem slechts opkijken, naar me loensen en me een ticket in een enveloppe overhandigen, terwijl hij iets mompelde door zijn smerige sigaar heen.
'Neem me niet kwalijk,' zei ik. 'Ik heb u niet verstaan, meneer.'
'Saigon,' zei hij. 'Ik dacht dat we nog wat tijd hadden, maar het ziet er niet naar uit dat de stad het nog lang houdt. Je hebt... ' Hij blikte op zijn horloge, draaide toen zijn pols om op de kalender op het bandje te kijken, 'verrek, je hebt in het geheel geen tijd. Je kunt maar beter beginnen.'
'Maar... ' zei ik, naar hem kijkend.
Hij keek naar me op en er stond meer dan alleen maar geïrriteerdheid in zijn ogen. Vandaag stond hij onder hevige druk. 'Goed. Ik ga naar Saigon. Wat ga ik daar doen?'
'Man die Walter Corbin heet. Dat vliegticket is naar de kust. Daar staat een contact uit San Francisco op je te wachten en die geeft je een kijkje in de dossiers over Walter Corbin. Of in ieder geval zoveel over hem als je nodig hebt. Dan stap je over op het volgende vliegtuig. Je hoeft hem alleen maar te identificeren, te elimineren en je komt terug met wat hij bij zich heeft.'
'Wat heeft hij... ' begon ik. Hawk ging verder met die gebarsten rokersstem van hem.
'Rol mikrofilm. Saigon valt. Erger nog is dat Corbin de film aflevert aan mensen van wie we vermoeden dat hij er voor werkt, is dat de Vietcong hem onderschept en je te vlug af is.' Hij snoof. 'Verdomme, Corbin is heel goed in staat om de mensen voor wie hij werkt te verraden en zijn eigen onderhandelingen met de Vietcong te beginnen.
Hij vertelde me in ieder gaval iets. Corbin was een dubbelagent, een kleine zelfstandige, een man met wie je op een één-op-één basis onderhandelde. Hij was niet één van die toegewijde agenten en hij was ook niet een van die per uur te huur grappenmakers. Middelmatig zwaar geschut. Ik vroeg me af of ik hem misschien onder een andere naam kende.
'Wat staat er op die film?'
Hij schonk me een volgende, verveelde blik. 'Pak hem alleen en breng het mee terug. Laat hem niet ontsnappen.'
Ik rolde mijn ogen ten hemel en zuchtte. Goed, het was weer een van die dagen.
En hier zat ik dus. Corbin was dood. De rol was verdwenen. De Vietcong stond voor de stad. En ik had nergens ter wereld een aanknopingspunt. En omdat ik niet wist naar welke informatie ik op zoek was, zat ik behoorlijk in de narigheid.
Een lichte duizeling deed me tegen de muur van het trappenhuis leunen. Denk na, Carter. Denk na. Ik kwam weer overeind. Het meisje. Pak het meisje. Carter, voor ze er vandoor gaat. Ze zal nu wel onderhand zijn bijgekomen van dat klapje dat je haar tegen de slaap hebt gegeven. Het kost haar maar een paar minuten om wat kleren aan te schieten en dan verdwijnt ze met vliegend vaandel naar de boulevard en je ziet haar nooit meer terug. En God helpe je, als ze besluit andere kleren aan te trekken en als inheemse gekleed te gaan.
Ik vergat de pijnen en pijntjes en snelde naar de derde verdieping van het trappenhuis. Ik maakte behoorlijk tempo op het moment dat ik de deur bereikte, maar ditmaal nam ik de tijd om die deur open te maken en naar beide kanten te kijken voor ik de gang binnen stormde. Een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen.
Eerst links. Dan rechts. En ... maar daar kwam ze de deur uit en liep de andere kant op. Mijn hand ging automatisch naar Wilhelmina, maar ik hoefde niet lang na te denken over hoe veel de lieftallige Fuong me zou vertellen met een 9 mm kogel in haar rug en ik besloot dus maar het Olympische record op de vijftig meter te verbeteren.
Ze keek achterom, zag me en begon te rennen; heel lenig in die klepperende, rubberen slippers die ze nu aan had. Haar benen waren mooi en los in die zwarte pyjama en ik kreeg haar pas te pakken toen ze bijna bij de deur van de volgende luchtgang was. Met een vliegende sliding haalde ik haar neer.
Ze was dezelfde boskat als eerder. Je hebt een paar dingen waar brute kracht goed voor is en ik kreeg haar in bedwang, zo goed en zo kwaad als het ging.
'Wa-walter,' zei ze. 'Is hij...'
'Ja,' zei ik. 'Maar iemand anders kreeg hem te pakken. Niet ik. En iemand anders heeft nu wat hij bij zich had. Ik wil alles van je weten dat me kan helpen hem te vinden '
'|Nee,' zei ze. 'Alsjeblieft, Meneer Carter. Laat me gaan. Ik... ik... weet niets. Ik kan je niet helpen. En als ... als zij me vinden...'
'Ja, dat weet ik,' zei ik. Ik zat schrijlings bovenop haar en hield haar handen - met die vlijmscherpe nageltjes - tegen de grond gedrukt. 'Straks laat ik je gaan ... als je me helpt.'
'M-maar... ' Ze probeerde zich nog heftiger te verzetten. Toen dat niet scheen te lukken, sloot ze haar ogen en probeerde te huilen. Dat werkte ook niet. Bovendien was zij te bang om welke emotie ook te voorschijn te roepen.
'Godverdomme,' zei ik. 'Ik heb niet zoveel tijd meer. En jij hebt ook niet al te veel tijd. Je kunt het me beter vertellen.' Wat vertellen, Carter? dacht ik. Als je al niet weet welke vragen je moet stellen.
'Waar ging Corbin naar toe nadat hij voor jou naar je kamer was gekomen?'
'Ik ... ik weet het niet,' zei ze. Ik keek haar hard in de ogen. Ik wist niet of ze loog of niet.
'Dat zal ik laten rusten,' zei ik. 'Voorlopig althans. Waar kwam hij dan vandaan?'
Dat gaf een iets andere reactie. Haar ogen schoten open - en omhoog naar het plafond - en kwamen toen weer terug naar mijn gezicht. 'Ik ... ik weet het niet... '
'Om de donder wel,' zei ik. 'Kom op, Godverdomme.'
Weer worstelde ze. Weer kreeg ik haar in bedwang. 'Hij was ergens boven, hè? Hier in dit hotel? Welke kamer?'
'Ja... je doet me pijn.'
'Dat is verdomme waar. En je hebt nog niets gezien. Als je niet... '
'Goed,' zei ik. 'Zo gaat het beter. En het antwoord kan maar beter goed zijn, want jij gaat met me mee daarheen.'
'N-nee ... '
'Zeker wel. Jij gaat met me mee. En jij gaat als eerste die deur binnen. En als daar iemand is met een heel kriebelige vinger aan de trekker ... '
'Nee, alsjeblieft, Meneer Carter. Wat ik zeg ... is juist. Hij... Walter had daar een afspraak met... met een man die Meyer heet. Denk ik. Een man die zegt dat hij een import-exportbedrijf heeft, maar ... nou, Walter lachte om die dekmantel.'
'Meyer, hè?' zei ik. 'Ga door. Wat ging hij daar doen?'
'Hij... hij wilde een prijs afspreken over de waar... het spul waarnaar je op zoek bent. Ik geloof dat het Meyer was die Walter waarschuwde voor jouw aanwezigheid hier in Saigon Meyer. Ik kende helemaal geen Meyer. Maar hij zou zijn eigen naam wel niet hebben gebruikt. 'Ga door.'
'Walter... dacht aan verschillende manieren om snel geld te maken met het... spul. Hij dacht erover uit zijn huidige...' ze onderdrukte een plotselinge snik, 'uit... uit zijn zaken te stappen. Hij en ik... we zouden naar Hongkong gaan waar Meyer hem... eh, werk had aangeboden in zijn zaak.'
O, geweldig, dacht ik. Meneer Meyer, import-exportbedrijf in Hongkong. Dat was zo iets als Meneer Johnson, kolenhandelaar in Newcastle. Iedereen in Hongkong die goed Engels spreekt, zit in de im- en exporthandel.
'Ga door,' zei ik met een diepe zucht. Mijn ribben deden me vreselijk pijn.
'Dat zou... zou betekenen dat hij de mensen voor wie hij werkte moest verraden,' zei ze. Haar stem had een paniekerige klank. Ze had begrepen dat ik haar niet zou laten gaan voor ze me alles had opgerispt en ze had nogal haast om weg te komen. Ze wilde het allemaal heel snel zeggen en dan verdwijnen in de chaos van Saigon.
'Hij zei dat het heel gevaarlijk was. Het was nogal een belangrijk handeltje, zei hij, en hij zou getekend zijn als hij... naar de andere kant was overgestapt.'
'Ja,' zei ik. 'Ik denk dat ik het begrijp. Maar Meyer? Waar hoort die bij? Heeft hij dat gezegd?'
'Hij... hij wilde het me niet vertellen. Hij vond dat hoe minder ik wist, hoe beter het was. Ik... '
'Goed,' zei ik. Ik steunde licht op haar onderbuik en hield haar handen vast in die van mij. 'Jij en ik gaan samen naar boven. Als je me de waarheid hebt verteld, kun je vertrekken. Maar als je me niet de waarheid hebt verteld, bind ik je handen op je rug en schrijf met ballpoint "collaborateur" op je voorhoofd. Dan laat ik j® midden in de stad los. Je kunt maar beter je gebedje zeggen dat je niet ...'
'Nee,' zei ze. 'Ik lieg niet. Ik... kom, ik zal het je laten zien.' Ik keek haar in haar ogen, ging staan en trok haar overeind. 'Kom,' zei ze, me aankijkend met een vreemde, veranderde uitdrukking in haar donkere ogen. Het was... het was angst en nog iets...
De vierde verdieping was één trap hoger. Vier-zeventien was halverwege de gang. Het was bijna geheel stil in het nagenoeg verlaten hotel. Maar buiten werden de geluiden harder. Nog steeds klonken er hier en daar schoten, maar vaker. En dan had je nog het doffe gebulder van de zwaardere wapens verderop langs de weg.
Uit gewoonte liep ik op mijn tenen naar de deur. Zij hoefde dat niet. Ze was haar slippers kwijtgeraakt tijdens de worsteling en haar blote voeten maakten geen enkel geluid op de vloerbedekking.
Ik legde mijn oor tegen de deur. Geen enkel geluid. Ik liet haar hand los, pakte Wilhelmina en haalde diep adem. Toen, met mijn gewicht naar achteren op één voet liet ik de ander uitschieten naar het slot. De deur trilde, maar hield.
'Meneer Carter,' fluisterde ze. 'Meneer Carter, de kamer staat in brand.' Haar kleine hand wees naar de spleet onder de deur. Kleine kringetjes bijtende rook dwarrelden omhoog van onder de dikke barrière die ons van de kamer scheidde. Ik bracht mijn gewicht naar achteren en schopte weer. Ditmaal brak de deur open en rook golfde naar buiten. Hoestend stapte ik achteruit. Ik pakte een klein gasmasker uit mijn jasje - dat wat ik soms gebruik samen met Pierre, het kleine, dodelijke gasbommetje dat hoog tegen de binnenkant van mijn dij zat vastgeplakt. In een oogwenk had ik het voor en gebaarde het meisje naar opzij.